Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 26 Maart 1932
No. 286O'
Het ziekenfondswezen in de knel
door Dr. I. H. J. Vos
Muziek
door Constant van Wessem
Regeertngmaatregelen noodzakelijk
Het is schier een gemeenplaats geworden, die
?niets meer zegt: we leven in een moeilijken tijd.
Wanneer het nog wat blijft doorgaan, zullen we
ons nog eens gaan verbazen als het beter gaat.
Als de algemeene stemming zich in die richting
gaat ontwikkelen, heeft het dit voordeel, dat een
zekere berusting zich yan de menschen gaat
meester maken, Maar daartegenover zullen zij
vermoedelijk een reeks van toestanden ter ver
betering vinden. Het komt mij zelfs waarschijnlijk.
voor, dat een zekere desillusie en ontstemming
zullen opkomen, wanneer men de omstandigheden
en verhoudingen, die dan ontstaan zijn, zal gaan
vergelijken met die van voorheen en men tot de
conclusie moet komen, dat er hier een achterstand
is gekomen, elders zelfs vernietiging en ontwrich
ting te constateeren zijn. Er is een versdWjnsel,
dat voldoening geeft en dat verklaart, waarom de
vernietigende en ontwrichtende werking; van de
in gang zijnde depressie lang niet zoo 'groot zal
zijn als de felheid en de omvang ervan wel zouden
doen vermoeden en stellig oneindig veel kleiner
dan in vroegere tijden onder een andere bedeeling
het geval was. Tijdperken van laagconjunctuur
waren synoniem met inzinking, besmettelijke
ziekten en zelfs epidemieën. Zij stonden dus in
het teeken van een algemeene ellende. En nu is
het merkwaardige tot nu toe althans van
de huidige periode, dat de volksgezondheid beter
is dan ooit.
Wanneer de tuberculosesterfte de neiging ver
toont, wederom ietwat te stijgen, dan is dat een
physiologisch sociaal phenomeen, dat als een
reactie te beschouwen is van de voorafgaande jaren.
Er moge al wat influenza voorkomen, dat is
min of inèer alledaagsch en heeft niets, dat ver
bazen kan. Maar de volksgezondheid in het alge
meen vertoont een dusdanig beeld, dat ik voor
eenige maanden de vrijheid gevonden heb om te
gewagen van een gezondheidsepidemie".
Op zichzelf is dat zeldzaam verheugend en van
een vergaande sociale strekking. Want het is te
opvallend om als een toeval te kunnen worden
aangemerkt. Ik zie er het doorwerken en, ondanks
alles, consolideeren in van verschillende maat
regelen, die nu hun zegenrijke werking meer dan
ooit vermogen te demonstreeren.
De hygiëne beheerscht de wereld. Water en
licht zijn onmisbaar geworden en hun toepassing
schijnt mij onder alle omstandigheden verzekerd.
Een goede volkshuisvesting wordt algemeen ge
waardeerd en we kunnen er niet meer buiten.
En dan zijn daar al die instituten, door particu
lieren en de overheid in het leven geroepen, die
met elkander de machtige organisatie vormen voor
de verbetering van misstanden, voor den afweer
van schadelijke invloeden en volksziekten en voor
het behoud van het zwakke, dat vroeger te gronde
pleegde te gaan. Ik memoreer den teruggang van
het drankmisbruik, de toepassing over de geheele
linie van de bedrijfshygiëne, den succesvollen
strijd tegen geslachtsziekten en tuberculose, de
bescherming van de volksvoeding, den heroïschen
kamp voor het kind in alle stadia der jeugd. En
in het bijzonder vestig ik nog eens de aandacht
op de geweldige opvoedende werking, die van dit
alles op den burger zelf is uitgegaan en die daardoor
mede een factor geworden is in de veelzijdige en
consequente actie, die de menschheid ten bate
van de volksgezondheid heeft ontwikkeld. In
laat,ste instantie voegt zich daarbij thans de uitwerking
?der. sociale wetten en van het moderne
maat:scnappelijk hulpbetoon, dat .zich helaas nog maar
in hoofdzaak uitstrekt over de loonarbeiders,
maar dat niettemin in hooge mate bijdraagt tot
het versterken van den socialen weerstand, waar
tegen zich de kolos der maatschappelijke ellende
richt. Onder de instituten, die in deze richting
werkzaam zijn, bevindt zich ook het
ziekenfondswezen, dat zich hoe langer hoe meer in een alge
meene verbreiding mag verheugen en dat de oor
zaak is, dat door geheel ons land een doeltreffende
geneeskundige voorziening aanwezig is, die machtig
veel bijdraagt tot den gunstigen stand der volks
gezondheid.
Omdat ik in het ziekenfondswezen zulk een
waardevol bezit zie voor onze bevolking, aanschouw
ik met bezorgdheid de evolutie van onze dagen,
die naar mijn inzicht de basis van de geneeskundige
behandeling van de groote massa dreigt te onder
mijnen.
Het is van algemeene bekendheid, dat de Regee
ring het voornemen had, door een wettelijke
regeling het ziekenfondswezen te verbeteren en
te versterken. In de z.g. ziekenfondswet zou dat
alles worden vastgelegd.
Voorschriften voor de organisatie en de in
richting der fondsen waren daarin gegeven en
gestreefd werd naar het supprimecren van de
minderwaardige instellingen. Uitermate belangrijk
was ook, dat de fondsen, die uit winstbejag waren
geboren, moesten worden omgevormd tot organi
saties met een zuiver sociale strekking. Andere
artikelen van de wet hadden de bedoeling, tot
een uitbreiding eri verbetering te geraken van de
genees- en tandheelkundige zorg. En dan werd
er nog een financieele bijdrage van de Begeering
in uitzicht gesteld, die al die verbeteringen mogelijk
zou maken. Dat geld zou gehaald worden uit het
fonds, dat in art. 129 van de Ziektewet is genoemd
en waarin de werkgevers jaarlijks een zeker per
centage van het uitgekeerde loon zouden storten.
Dat zou in normale tijden een aardige duit hebben
opgebracht, want de Tweede Kamer had in een
onbewaakt oogenblik in een St. Nicolaasstemining
het door de Begeering voorgestelde percentage
verdubbeld.
Het is met dit alles gegaan als met den
economischen toestand, holderdebolder naar beneden.
De laatste wijziging van de Ziekenfondswet maakte
de Bijksbijdrage reeds problematisch, omdat de
Minister van Arbeid nog niet dorst over te gaan
tot het in werking stellen van art. 129 van de
Ziektewet, waardoor op onze bedrijven wederom
een nieuwe last zou worden gelegd. En thans is
het al weer wat verder en ook verder terug; de
Ziekenfondswet ligt in een muffe kast van het
departement te wachten op betere tijden, l Eet is
dus wel een kwade periode voor het ziekenfonds
wezen, vooral wanneer men bedenkt, dat Ziektewet
en Ziekenfondswet voorheen als Siameesche twee
lingwetten werden beschouwd.
Het allerergste evenwel is, dat de tijdsomstandig
heden ontwrichtend op de bestaande fondsen
dreigen te gaan werken. De werkloosheid en de ver
arming nemen, toe en dientengevolge vermindert
het leger van hen, die onafhankelijk in hun eigen
geneeskundige verzorging kunnen voorzien, hetzij
door particuliere behandeling dan wel door aanslui
ting bij een ziekenfonds. Steeds meerderen zijn op
de gemeentediensten aangewezen en zij koeren
noodgedwongen den rug toe aan de fondsen, die
in zekeren zin de uitdrukking waren van hun
maatschappelijke zelfstandigheid. Het lot der
particuliere vroedvrouwen is al diep-treurig ge
worden: zij kunnen niet meer of maar ternauwer
nood in haar behoeften voorzien. Ook de positie
der ziekenfondsenis verzwakt en van verbeteringen
kan geen sprake zijn. Integendeel, wanneer het
zoo voortgaat, zal de crisis ook haar stigma drukken
op deze nuttige sociale instellingen en vrees ik,
dat de basis in sterke mate zal worden aangetast.
Bezuinigingen bereiken ook eenmaal een grens
en de schadelijke factoren blijven doorwerken.
Wanneer de nieuwe tijd nog eens een ietwat
gunstiger perspectief gaat bieden en invoering
der Ziekenfondswet zal worden overwogen, zal
er toch in elk geval een solide basis aanwezig moeten
zijn in den vorm van krachtige ziekenfondsen,
die de positie min of meer beheerschen. Het is
daarom van het allerhoogste belang, dat de
Begeering de ontwikkeling met belangstelling
blijft volgen en in overleg met de gemeentebe
sturen maatregelen overweegt, om de ontwrich
tende werking van de tijdsomstandigheden te
temperen en zoo noodig het hoofd te bieden.
In de Goethe-herdcnklngeiduggen
Het spreekt van zelf, dat Goethe ook in de
muziek herdacht wordt al is hij niet de Muze van
de toonkunst nooit op zeer vertrouwde voet
geweest. Muziek was voor hem, deri oogen-mensch.
iets vormloos en onklaars, dat hij alleen kon
voelen, maar niet begrijpen en dan nog alleen kon
voelen met instincten, waarvoor hij een beetje
huiverig was, omdat zij hem herinnerden aan
demonie en ongebondenlieid, dingen, waaraan hij
juist een heel leven had besteud om ze te over
winnen. Zijn afkeer van Beethoven is in dit
verband begrijpelijk: eine ganz
ungebandigtePersöhnlichkeit" vond hij hem. die hem verbaasde
en verschrikte. Als de jonge Mendclssohn hem op
de piano het eerste deel van de 5de
symphonievoorspeelt is zijn eerste gedachte: het huis moet
instorten als de musici dat allemaal te samen
spelen. Voor zoover hij de muziek waardeerde was
het in den vorm van zingen en dan nog bleef zijn
smaak in den Bokoko-tijd staan: verder dan Mozart
kwam hij nooit.
Er valt dezer dagen dan ook geen musicus
Goethe te huldigen zooals men den teekenaar en
aquarellist kan herdenken, den scherpzinnigen ken
ner der beeldende kunsten. Men bepaalt zich ons
t;laten zien wat de muziek aan inspiratie uit zijn
werken won, welke muziek er op zijn gedichten en
op zijn drama's gecomponeerd werden. En dat
is heel veel.
Maar weinig van deze muziek is waarlijk
verklanking van Goethe, aangenomen dat zijn soort
genie werkelijk voor vorklanking vatbaar
wasZijn gedichten zijn ongetwijfeld als vers prettige
teksten voor liederen door hun evenwichtige.
heldere en regelmatige zeggingen, maar de muziek
speelt er haar eigen spel mee en de geest van hem.
die deze ver/en schiep heeft er niets mee gemeen.
Goethe in muziek" bestaat niet. Zijn bewonde
raars maakten met hun muziek hoogstens zichzelf
onsterfelijk, zooals Schubert.
liet Concertgebouw arrangeerde een
Goetheherdenkingsprogramma, dat meer als ..men moet
er toch iets aan doen", dan als een weloverdacht
plan zich aan ons presenteerde. Hoeveel belang
wekkender was het bijvoorbeeld geweest in het
licht der muziek te laten zien op welke wijze de
fantasie dei' componisten de ,,Faust" aannam en
wat daarin voor muzikale herschepping in aan
merking bleek te komen. Men had een staaltje
van verschillende ,.Faust"-muzieken kunnen geven.
b.v. grepen uit wat van Berlioz tot Diepenbrock of.
als men wil, Busoni en Mahler voor dit universeele
menschen-drama hebben gecomponeerd. Men had
er uit gezien, dat ,,Faust" een absoluut onmuzikaal
drama is en dat zelfs de beste muziek ervoor een
zelfbiecht van den musicus blijft en nergens in liet
drama zelf kan treden. Het Faustiaansche is indi
vidueel, het was in Beethoven overheerschend: zijn
Ode symphonie zou een Faust-symphonie hebben
kunnen worden, maar de bevrijdende woorden
vond Schiller voor hem, niet Faust II, waar Mahlei
tenslotte een tekst voor zijn 8ste symphonie vond.
Maar de herdenking" in het Concertgebouw
bepaalde zich tot een concert, dat een programma
van op of door Goethe geïnspireerde muzikale
scheppingen bracht los naast elkaar, zonder draad
of zin dan de Chronologie en dat nog niet eens.
consequent, want Berlioz stond aan het eind.
omdat de daverende en brillante Mavclie hongroise.
die overigens niets met Goethe noch met diens.
Faust te maken heeft, zulke een prachtige ..uit
smijter" van den avond vormt onder Mengelberg's.
virtuoze leiding.
De groote grijsaard te Weimar, leefde hij
nogzou het hoofd hebben geschud: de oude denioit
is nog niet dood noch gebandigt".
G ARC E-M EU BLES DEN HAAG
BATENBURG & FOLMER
HU IJ OENSPARK 22, TE L. 11 O 3 O
BUIUka Tarlavan-VeriorQlng Garant! a