Historisch Archief 1877-1940
Het noodlot van Jimmy Vanderboom
Op de vier-en-dertigste tage van
een bescheiden wolkenkrabber in de
driehonderd-en-tachtigste straat van
New-York, spreekt de oude inbreker
tot zijn verzamelde klein-kinderen.
allen veelbelovende, jonge ,,gangsters"
Jullie zijn benieuwd te weten, waar
om ik mijn loopbaan in het
goedeHolland heb afgebroken en ongeveer op
jullie leeftijd den Oceaan ben over
gestoken?. ... Niemand ontloopt zijn
noodlot l Ook jullie niet !
Luistert!
Jimmy Vanderboom was zichtbaar
ontroerd toen hij, alvorens zijn ver
haal te beginnen, een diepen teug nam
uit de zuigflesch met White Label,
dien zijn jongste kleinzoon, zelf reeds
roemrucht leider eener goed bekend
staande vereeniging van kinder-ont
voerders, hem eerbiedig toereikte.
In den tijd toen het geld nog niet
diende om er iets voor te koopen,
maar om het op te potten en anderen
te onthouden, bezaten vele menschen
stalen bergplaatsen, die ze
bedriegelijk brandkasten" noemden, maar
die in werkelijkheid bestemd waren
om hun roofgeld tegen het geweld der
niet-bezitters, destijds ..dieven"
geheeten, te beschermen.
De fabrikanten van dergelijke ka
mer-safes zorgden voor een deugde
lijke constructie en men moest een
ervaren vakman zijn, om ze te
forceeren.
In dat opzicht had ik me niets te
verwijten. Mijn opleiding was grondig
geweest. Eerst monteur-bankwerker
op een groote smederij, en daarna,
gedurende een hechtenis-straf van
drie maanden, privé-lessen van den
destijds in Holland zeer bekenden
technicus Hannes de Kraker, met
wien ik de eer had achter hetzelfde
slot en grendel te zitten.
Ik werkte, in tegenstelling tot m'n
collega's, alleen. Mijn vader, jullie
overgrootvader, een godvruchtig man
die uitsluitend in kerken opereerde,
had me steeds vermanend voorgehou
den: je vrouw en je brandkast moet je
alleen hebben !
Het binnenkomen in de woning was
meestal een klein kunstje. Om ons den
toegang gemakkelijk te maken bouw
den de architecten in die dagen W.C.
raampjes op schouder-grootte van dun
glas. Een krant met groene zeep er
tegen aan, 'n zachte druk en het was
een lust hoe je, in enkele scherven,
het glas geluidloos terzijde kon leggen.
Ik kon het dan ook nimmer over
m'n hart krijgen bij 'n architect of
aannemer in te breken.
Behalve op den 13en van iedere
maand, kraakte ik geregeld twee a
drie keer per week. Ik had een winst
gevend bestaan, kon me na korten
ti,jd de weelde van jullie grootmoeder
veroorloven en ik leerde ook Engelsch.
Daar ik geen medeplichtigen had,
die de politie een bekentenis kon af
dwingen, of tot verraad bewegen, werd
ik nimmer gesnapt. Om echter de
recherche door mijn succes niet te
prikkelen, liet ik in iedere opengebro
ken kast een kistje after-dinners achter,
door Fran$ois Pauwels
Teekening door H. v. il. Velde
die later niet bij de stukken van over
tuiging werden aangetroffen, zoodat
ik mocht aannemen dat ze dankbaar
waren geconsumeerd. Ze zouden me
ook nooit gesnapt hebben, indien niet..
Jimmy onderbrak z'n toespraak,
om een slok te nemen uit 'n electrische
gloeilamp met gin.
Wacht u voor leegstaande huizen"
hadden m'n makkers geraden.
Ik had er om gelachen, hoewel het
verduiveld ongezellig is in zoo'ri ver
laten perceel.
Toch berusten dergelijke, in het
gilde bekende leuzen, op de ervaringen
van generaties. Het best werk je als
de bewoners rustig in hun bed
liggen, hetzij boven je, hetzij beneden
je. Ze vormen een waarborg voor een
geluidlooze techniek en ze zijn bij het
vernemen van onraad zóó nerveus,
dat je op je gemak kunt wegkomen.
In een leeg-staand huis kun je beslo
pen worden en ingesloten, zonder dat
je er iets van merkt.
In mijn overmoed meende ik, dat
het wijze dogma voor mij niet gold.
Als eerzaam loodgietertje had ik
werkzaamheden verricht bij den pen
ningmeester van een
spaar-vereeniging, die de gewoonte bad de pennin
gen zijner spaarders, ieder jaar, in
Zwitserland op te maken.
Het huis was leeg en ik kende den
weg in het donker.
Het was niet eens noodig van het
vriendelijke W.C.raampje gebruik te
maken, daar ik een was-afdruk van
het buitenslot had genomen. Met een
tasch vol gereedschap en een valschen
sleutel, wandelde ik, of ik de penning
meester zelf was, op 'n mooien
zomerdag naar binnen.
Toen ik in 'n gemakkelijken leunstoel
vlak tegenover 'n groote Stephen Cox,
de omgeving monsterde, vond ik het,
eerlijk gezegd, wel wat griezelig. Ik
nam alle kristelijke spreuken van de
muren en schonk me 'n glaasje
Hennesy in.
De Stephen Cox, 'n prachtige groene
kast, keek me uitnoodigend aan.
Ik overlegde dat het gevaar miniem
was. Dat de verdenking achteraf op
mij zou vallen leek me onwaarschijn
lijk, daar de plafonds pas geschilderd
waren en er dus wekenlang ver
schillend werkvolk in het huis was
geweest.
Vooruit dan maar, Coxje! en ik trok
m'n werkpak en handschoenen aan.
Ik zette de steekvlam midden op
het klokslot en de vlam vrat lekkertjes
in het smeltende metaal.
'n Ouderwetsche knaap! Hij siste
als 'n kortademige grijsaard en stui
ven, stuiven, het poeder vloog me
in m'n oogen en in m'n neus!
De fabrikanten hebben de gewoonte
de verschillende ..mantels", dat zijn
de wand-geledingen van de kast,
met poeder op te vullen.
Wanneer de vlam of de boor er in
komt. kun je je voorstellen in ecri
storm aan het strand te zijn.
Dat vervloekte dunne goedje dringt
in je kleeren. tusschen de zolen van
je schoenen en vormt natuurlijk later
een leelijke aanwijzing voor je schuld.
Jimmy Werkte echter in zijn
/.elfontworpen over-all, die de schoenen
omhult en aan de hals met een
gummikraag is afgesloten, terwijl de stof
zelf ondoordringbaar is en gemakkelijk
gewasschen kan worden.
Ik zat in de tweede mantel toen
het ontstokings-a,pparaat weigerde.
Om gek te worden! Bij kloppen
hoorde ik dat ik er zoo goed als door
heen was.
Ik probeerde het nog eens. maar.
vergeefs: 'n klein vlammetje, zonder
de loeiende kracht die noodig is om
deugdelijk te werken.
Dan, in Godsnaam, maar de boor!
Een beroerd instrument!
Je krijgt er een lamme poot van
en je moet de ruimten tusschen de
boorgaten, als een metselaar, w
gbikken.
Het kon me niet meer schelen: ik
moest en ik zou d'r in, en na twee uur
zwoegen, half verblind door het
poeder en het zweet dat uit mijn haren
liep, kon ik het slot er met de tang
uitwringen en week de deur.
Zonder naar den inhoud om te zien,
vluchtte ik uit de donkere,
snikwarme kamer, naar de keuken.
Ik zocht naar 'n glas om m'n pijni
gende dorst te lesschen.
Al het vaatwerk hadden ze meege
nomen. Gelukkig vond ik een vuil,
ii'roezelig glas, dat de schilders er
hadden achtergelaten en zonder het
om te wasschen, dronk ik m'n dorst
weg.
Oef! Weer naar de oude Cox!
Boeken en 'n geldkistje. Het laatste
wipte ik met 'n ijzertje gemakkelijk
open.
Om uit je vel te springen: geen
cent zat er in, alleen 'n biiefje van
den penning-meester, eigenhandig ge
schreven, vermeldende: ..Dit is het
geld der spaarders!"
Een week later werd ik uit m'n huis
gehaald, de armbandjes om en naai1
het huis van bewaring.
Ik kon maar niet begrijpen voor
welke kraak.
Stuk voor stuk trachtte ik me de
patiënten voor den geest te halen, maar
aan de groene Cox dacht ik het laatst.
De Rechter-van-instructie was zoo
welwillend me nader in te lichten.
Door het werken met de boor was
m'n handschoen aan de duim stuk
gegaan.
Toen ik. daarna, uit het vettige
schilders-glas had gedronken, was
er een prachtige vinger-afdruk ont
staan en daar hing ik op.
Ontkennen hielp niet. 'n Vinger
afdruk is afdoende en voor vier jaar
werd ik opgeborgen.
Old Jiiu greep nijdig naar z'n
wandelstok, schroefde de knop los
en nam een fikschen teug.
Waarmee ik maar wil /.eggen, be
sloot hij plechtig, dat jullie je niet
te veel op je goeie gesternte moet
verlaten!
In ons mooie vak mag de zelf
controle geen seconde verslappen!
O. K.! - O.K.! O.K.! juichten
de jonge ..gangsters", driemaal, in
koor.