De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 2 april pagina 13

2 april 1932 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

Het noodlot van Jimmy Vanderboom Op de vier-en-dertigste tage van een bescheiden wolkenkrabber in de driehonderd-en-tachtigste straat van New-York, spreekt de oude inbreker tot zijn verzamelde klein-kinderen. allen veelbelovende, jonge ,,gangsters" Jullie zijn benieuwd te weten, waar om ik mijn loopbaan in het goedeHolland heb afgebroken en ongeveer op jullie leeftijd den Oceaan ben over gestoken?. ... Niemand ontloopt zijn noodlot l Ook jullie niet ! Luistert! Jimmy Vanderboom was zichtbaar ontroerd toen hij, alvorens zijn ver haal te beginnen, een diepen teug nam uit de zuigflesch met White Label, dien zijn jongste kleinzoon, zelf reeds roemrucht leider eener goed bekend staande vereeniging van kinder-ont voerders, hem eerbiedig toereikte. In den tijd toen het geld nog niet diende om er iets voor te koopen, maar om het op te potten en anderen te onthouden, bezaten vele menschen stalen bergplaatsen, die ze bedriegelijk brandkasten" noemden, maar die in werkelijkheid bestemd waren om hun roofgeld tegen het geweld der niet-bezitters, destijds ..dieven" geheeten, te beschermen. De fabrikanten van dergelijke ka mer-safes zorgden voor een deugde lijke constructie en men moest een ervaren vakman zijn, om ze te forceeren. In dat opzicht had ik me niets te verwijten. Mijn opleiding was grondig geweest. Eerst monteur-bankwerker op een groote smederij, en daarna, gedurende een hechtenis-straf van drie maanden, privé-lessen van den destijds in Holland zeer bekenden technicus Hannes de Kraker, met wien ik de eer had achter hetzelfde slot en grendel te zitten. Ik werkte, in tegenstelling tot m'n collega's, alleen. Mijn vader, jullie overgrootvader, een godvruchtig man die uitsluitend in kerken opereerde, had me steeds vermanend voorgehou den: je vrouw en je brandkast moet je alleen hebben ! Het binnenkomen in de woning was meestal een klein kunstje. Om ons den toegang gemakkelijk te maken bouw den de architecten in die dagen W.C. raampjes op schouder-grootte van dun glas. Een krant met groene zeep er tegen aan, 'n zachte druk en het was een lust hoe je, in enkele scherven, het glas geluidloos terzijde kon leggen. Ik kon het dan ook nimmer over m'n hart krijgen bij 'n architect of aannemer in te breken. Behalve op den 13en van iedere maand, kraakte ik geregeld twee a drie keer per week. Ik had een winst gevend bestaan, kon me na korten ti,jd de weelde van jullie grootmoeder veroorloven en ik leerde ook Engelsch. Daar ik geen medeplichtigen had, die de politie een bekentenis kon af dwingen, of tot verraad bewegen, werd ik nimmer gesnapt. Om echter de recherche door mijn succes niet te prikkelen, liet ik in iedere opengebro ken kast een kistje after-dinners achter, door Fran$ois Pauwels Teekening door H. v. il. Velde die later niet bij de stukken van over tuiging werden aangetroffen, zoodat ik mocht aannemen dat ze dankbaar waren geconsumeerd. Ze zouden me ook nooit gesnapt hebben, indien niet.. Jimmy onderbrak z'n toespraak, om een slok te nemen uit 'n electrische gloeilamp met gin. Wacht u voor leegstaande huizen" hadden m'n makkers geraden. Ik had er om gelachen, hoewel het verduiveld ongezellig is in zoo'ri ver laten perceel. Toch berusten dergelijke, in het gilde bekende leuzen, op de ervaringen van generaties. Het best werk je als de bewoners rustig in hun bed liggen, hetzij boven je, hetzij beneden je. Ze vormen een waarborg voor een geluidlooze techniek en ze zijn bij het vernemen van onraad zóó nerveus, dat je op je gemak kunt wegkomen. In een leeg-staand huis kun je beslo pen worden en ingesloten, zonder dat je er iets van merkt. In mijn overmoed meende ik, dat het wijze dogma voor mij niet gold. Als eerzaam loodgietertje had ik werkzaamheden verricht bij den pen ningmeester van een spaar-vereeniging, die de gewoonte bad de pennin gen zijner spaarders, ieder jaar, in Zwitserland op te maken. Het huis was leeg en ik kende den weg in het donker. Het was niet eens noodig van het vriendelijke W.C.raampje gebruik te maken, daar ik een was-afdruk van het buitenslot had genomen. Met een tasch vol gereedschap en een valschen sleutel, wandelde ik, of ik de penning meester zelf was, op 'n mooien zomerdag naar binnen. Toen ik in 'n gemakkelijken leunstoel vlak tegenover 'n groote Stephen Cox, de omgeving monsterde, vond ik het, eerlijk gezegd, wel wat griezelig. Ik nam alle kristelijke spreuken van de muren en schonk me 'n glaasje Hennesy in. De Stephen Cox, 'n prachtige groene kast, keek me uitnoodigend aan. Ik overlegde dat het gevaar miniem was. Dat de verdenking achteraf op mij zou vallen leek me onwaarschijn lijk, daar de plafonds pas geschilderd waren en er dus wekenlang ver schillend werkvolk in het huis was geweest. Vooruit dan maar, Coxje! en ik trok m'n werkpak en handschoenen aan. Ik zette de steekvlam midden op het klokslot en de vlam vrat lekkertjes in het smeltende metaal. 'n Ouderwetsche knaap! Hij siste als 'n kortademige grijsaard en stui ven, stuiven, het poeder vloog me in m'n oogen en in m'n neus! De fabrikanten hebben de gewoonte de verschillende ..mantels", dat zijn de wand-geledingen van de kast, met poeder op te vullen. Wanneer de vlam of de boor er in komt. kun je je voorstellen in ecri storm aan het strand te zijn. Dat vervloekte dunne goedje dringt in je kleeren. tusschen de zolen van je schoenen en vormt natuurlijk later een leelijke aanwijzing voor je schuld. Jimmy Werkte echter in zijn /.elfontworpen over-all, die de schoenen omhult en aan de hals met een gummikraag is afgesloten, terwijl de stof zelf ondoordringbaar is en gemakkelijk gewasschen kan worden. Ik zat in de tweede mantel toen het ontstokings-a,pparaat weigerde. Om gek te worden! Bij kloppen hoorde ik dat ik er zoo goed als door heen was. Ik probeerde het nog eens. maar. vergeefs: 'n klein vlammetje, zonder de loeiende kracht die noodig is om deugdelijk te werken. Dan, in Godsnaam, maar de boor! Een beroerd instrument! Je krijgt er een lamme poot van en je moet de ruimten tusschen de boorgaten, als een metselaar, w gbikken. Het kon me niet meer schelen: ik moest en ik zou d'r in, en na twee uur zwoegen, half verblind door het poeder en het zweet dat uit mijn haren liep, kon ik het slot er met de tang uitwringen en week de deur. Zonder naar den inhoud om te zien, vluchtte ik uit de donkere, snikwarme kamer, naar de keuken. Ik zocht naar 'n glas om m'n pijni gende dorst te lesschen. Al het vaatwerk hadden ze meege nomen. Gelukkig vond ik een vuil, ii'roezelig glas, dat de schilders er hadden achtergelaten en zonder het om te wasschen, dronk ik m'n dorst weg. Oef! Weer naar de oude Cox! Boeken en 'n geldkistje. Het laatste wipte ik met 'n ijzertje gemakkelijk open. Om uit je vel te springen: geen cent zat er in, alleen 'n biiefje van den penning-meester, eigenhandig ge schreven, vermeldende: ..Dit is het geld der spaarders!" Een week later werd ik uit m'n huis gehaald, de armbandjes om en naai1 het huis van bewaring. Ik kon maar niet begrijpen voor welke kraak. Stuk voor stuk trachtte ik me de patiënten voor den geest te halen, maar aan de groene Cox dacht ik het laatst. De Rechter-van-instructie was zoo welwillend me nader in te lichten. Door het werken met de boor was m'n handschoen aan de duim stuk gegaan. Toen ik. daarna, uit het vettige schilders-glas had gedronken, was er een prachtige vinger-afdruk ont staan en daar hing ik op. Ontkennen hielp niet. 'n Vinger afdruk is afdoende en voor vier jaar werd ik opgeborgen. Old Jiiu greep nijdig naar z'n wandelstok, schroefde de knop los en nam een fikschen teug. Waarmee ik maar wil /.eggen, be sloot hij plechtig, dat jullie je niet te veel op je goeie gesternte moet verlaten! In ons mooie vak mag de zelf controle geen seconde verslappen! O. K.! - O.K.! O.K.! juichten de jonge ..gangsters", driemaal, in koor.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl