De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 9 april pagina 1

9 april 1932 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltetna en M. Kann. Secretaris der redactie: C. F. v. Dam Keizersgracht 355, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000 Opgericht in 1877 No. 2862 Zaterdag 9 April 1932 Gemeentelijke autonomie door Prof. Mr. F. G. Scheltema Het Kortingswet.je De Nederlandsche gemeente heeft autonomie; zij heeft de bevoegdheid, haar eigen huishoudelijke belangen naar eigen inzicht te regelen en te ver zorgen. Die gemeentelijke autonomie is een ty peerend, en uitermate belangrijk, kenmerk van ?onze Nederlandsche staatsinrichting; juristen zoo wel als niet-juristen weten van haar bestaan en beseffen haar groote beteekenis. Deze populariteit van het begrip autonomie, verheugend, omdat zij bewijst, dat dit deel onzer ?constitutie diep in het rechtsbewustzijn der be volking leeft, heeft ook haar gevaarlijke zijde: <leze nl., dat de draagwijdte van het begrip licht wordt overschat. Men weet. dat er zoo iets als .gemeentelijke autonomie bestaat; men weet, dat ?de strekking daarvan is, de gemeentelijke zelf standigheid te waarborgen; maar het gevolg van deze eenigszins vage wetenschap is somtijds, dat men te pas en te onpas met het begrip schermt. <-n van aantasting der autonomie spreekt, overal waar men maar de gemeentelijke zelfstandigheid ziet bedreigd, zonder dat men heeft onderzocht, of de inbreuk, die gemaakt wordt, met het begrip autonomie, zooals dat in ons recht is belichaamd en daarop komt het toch juist aan?, werkelijk in strijd is. Er zijn meer van dergelijke min of meer vage. en ?daarom somtijds misbruikte, juridische begrippen. De heiligheid en onaantastbaarheid van den pri vaten eigendom is een ander. Deze leuze pleegt in het strijdperk te worden geworpen, zoo dikwijls ontwerpen van wetten of verordeningen moeten worden bestreden, die beoogen, den eigenaar ten behoeve van het algemeen belang in het genot van y.ijn eigendomsrecht te beperken. Men vergeet dan maar al te vaak, dat ons recht, stellig, den eigenaar in beginsel het vrij genot van en de volstrekte wijze van beschikking over de hem behoorende zaken toekent, maar zulks toch slechts onder deze mits", dat hij er geen gebruik van make, ..strijdende tegen de wetten of de openbare verordeningen, daargesteld door zoodanige macht, die daartoe. volgens de Grondwet, de bevoegdheid heeft". Wie zich op de onaantastbaarheid en heiligheid van den eigendom beroept, zonder tevens van deze soms zeer vergaande mogelijkheid van restric ties te reppen, heft een juridische leuze aan. die met de werkelijkheid van ons rechtsleven niet in overeenstemming is. * * * Met het begrip der gemeentelijke autonomie is het evenzoo gesteld. Ons staatsrecht kent den gemeenten autonomie toe; maar dat beteekent niet, en Jean natuurlijk ook niet beteekenen. dat de gemeenten, als souvereine staten in den staat, volledige zelfstandigheid zouden bezitten. Ont leedt men aan de hand van Grondwet en wetten. de draagwijdte van de autonomie, zooals die in werkelijkheid in ons recht is belichaamd, dan blijkt integendeel die autonomie slechts een betrekkelijk gelimiteerde vrijheid te waarborgen: de vrijheid nl. voor de gemeenten, om belangen, die op een zeker oogenblik nog niet door rijk en provincie dus door middel van wet of provinciale ver ordening zijn geregeld, zelve te regelen, of, desgewenscht, ongeregeld te laten. Uit- deze omschrijving volgt een belangrijke consequentie. Zoodra de Rijkswetgever belangen gaat behartigen, die tot dusverre door de gemeen ten plachten behartigd te worden, is van ongeoorloofden inbreuk op de gemeentelijke autonomie geen sprake; want die gemeentelijke autonomie betreft immers juist slechts zoodanige belangen, die het Kijk niet in zijn regelingssfeer heeft be trokken. Tegen den wetgever m. a. w. beschermt de gemeentelijke autonomie de gemeenten niet. en gelukkig maar: ware het anders, zou de wet gever volgens ons staatsrecht zich steeds moeten onthouden van regeling van belangen, die tot op zeker oogenblik onderwerp van gemeentelijke zorg uitmaakten, dan zou daarmee de deur gesloten zijn voor allerlei wettelijke, centrale, regelingen, waarvan de doelmatigheid en noodzakelijkheid in den loop der tijden voldoende is gebleken. Ken duidelijk voorbeeld daarvan vormt de Woningwet van het jaar 1001. Vóór dat jaar was de volkshuisvesting een aangelegenheid van gemeentelijke autonomie, een aangelegenheid dus. die door de gemeentebesturen naai1 eigen oordeel werd geregeld of niet geregeld. Bij veranderende sociale inzichten kon echter met een dergelijk stelsel niet langer worden volstaan; de behoefte ontstond, de regeling der volkshuisvesting tot rijkszaak te maken: daarin door dwingende, voor liet grondgebied Van alle gemeenten gelijkelijk geldende, wettelijke voorschriften te voorzien. Dit geschiedde in de Woningwet. Maakte nu de Woningwei gever, dusdoende. inbreuk op de gemeentelijke autonomie:' Wijlen prof. Oppenheim. de bekende Leidsche hoogleeraar in het staatsrecht, deze voorvechter a outrance va,n de gemeentelijke zelfstandigheid. heeft niet nagelaten, het luide te verkondigen: hij noemde de Woningwet oen ..volledige verkrachting van de autonomie der gemeente" : hij schreef woordelijk: Al het voortreffelijke in de Woningwet treedt voor mij op deri achtergrond. vergeleken bij het kwaad, dat, door zoo grove minachting tier gemeentelijke autonomie als haar eerste paragraaf te aanschouwen geeft, isgesticht." Het lijdt geen twijfel men is liet daarover tegenwoordig wel eens dat deze toorn in juri disch opzicht slecht gefundeerd was. !);? Woning Wetgever deed niet anders, dan de zaak der volks huisvesting, die tot dusverre gemeentelijke zaak was. tot rijkszaak maken. Dat was zijn goed recht: in het bijzonder maakte hij, dusdoende, in geen enkel opzicht een onrechtmutigen inbreuk op de gemeentelijke autonomie. Want, het zij herhaald, tegen den wetgever bciloal! nu eenmaal het rechtsbegrip der gemeentelijke autonomie de ge meenten niet te bescherm -.-n. Dezer dagen werd in ons parlement. eveneens ter bestrijding van een ontworpen wettelijke voor ziening, en eveneens door een Ij-.-idsch hoogleeraar in het staatsrecht, eveneens een beroep op het instituut der gemeentelijke autonomie gedaan: en naar mijn bescheiden, meening was ook dul beroep niet ter zake dienende, liet gold het zgn. Kortingswetje, waarvan de strekking is. in verband met den crisistoestand de rijksuitkeeringen aan de gemeenten te verminderen met een percentage van de door de gemeenten over l!KiL uitgekeerde loorien en salarissen. Hij de behandeling van het ontwerp in de Kerste Kamer der Staten-Generaal Inhoud: 1. Prof. Mr. F. O. Scheltema, Gemeentelijke autono mie . 2. Dr. M. van Blankenstein, Dentschland euber alles. 3. L. J. Jordaan, Duitsche verkiezingen. 4. Melis Stoke, Een film-drama, teekeningen door Harmsen v. d. Beek. 5. F. Orewel, 's Lands zorg voor de kinderen B. van Vlijmen Het Kortingswetje. 6. Mr. F. Coenen, Vergadervreugde. 7. Dr. P. van Olst, Hesperus, de avondster A.C. J. J, Boekbespreking. 9. H. G. Cannegieter, Duitsche auteurs ? C. van Wessem, Muziek. 10?11 A. Plaschaert en A. E. v. d . Tol, Schilderkunst. 12. Mr. H. Scholte, Dramatische Kroniek. 13. J. van Schaick-Willing, Amerikaansche hoeken. Otto van Tussenbroek, Toegepaste Kunst. 14. C. Veth, Boekbespreking. 15. C. A. Klaasse, Oase. 17. N. J. Peppink, Verkeersregeling met signalen. 18. Uit het kladschrift van Jantje. Alida Zevenboom, Croquante croquetjes. 19. Herman Wachter, Muziekerfenis van tante Letta. 20. Letterraadsel, Charivaria. Viooltjes Voortref f el ijke chocolade in den vorm van viooltjes. Een specialiteit. RIN6ERS Let op den naam f bestreed prof. Kranenburg dit in honfdza,ak op dezen grond, dat het in lijiirechten strijd zou zijn met het positiefrechtelijk instituut der ge meentelijke autonomie. Ten onrechte m.i. Hoe lm» een wet. die niet anders doet dan het toepassen van een korting op uitkeeringen aan de gemeenten, ooit met de regeling omtrent de gemeentelijke autonomie in strijd zijn:' Gemeentelijke autonomie impliceert toch niet een recht van de gemeenten op uitkeeriiigen van den staat:' In geen enkel opzicht beperkt het Kortingswetje de gemeenten in de vrijheid van regeling' van belangen, die zij tot dusverre regelden. Ja. natuurlijk, een gemeente, die een geringere uitkeering ontvangt dan voorheen, zal zuiniger moeten huishouden, dan zij tot dus verre deed: in zooverre wordt ieilt'Hjk de zelf standigheid der gemeenten als gevolg van het Kortingswetje beperkt. Maar ik wees daarop reeds niet iedere beperking van gemeentelijke zelfstandigheid isbeperking van gemeentelijke auto nomie. M.-n zou met hetzelfde recht kunnen be weren, dat de, rijke ingezetene, die de gemeente verlaat en haar daardoor een deel harer belastingen doet derven, of wel dat een der gemeente; treffende natuurramp, die haar tot bijzondere financiëele offers noopt, de gemeentelijke autonomie aan tasten. Omtrent de doelmatigheid en de wensehelijkheid van het Kortingswetje kan men verschillend Oordeeleii. Ik voor mij acht mij tot het uitspreken van een definitieve meening daaromtrent niet bevoegd: men zou over meel' iiv.ieht in de positie der Hijks- en gem-entelijke financiën moeten beschikken, dan m'j te beschikken gegeven is. Wat hiervan evenwel zij: onjuist schijnt mij in ieder geval, den strijd tegen die regeling te voeren onder de leuze van bedreiging der gemeentelijke autonomie. Met de gemeentelijke autonomie, zooals ilic in on* recht ?/'* lieliclutHiiid. kwam het ontwerp in geen enkel opzicht in conflict: wie het uit dien hoofde aanvalt, voert den strijd niet op reëel terrein.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl