De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 9 april pagina 10

9 april 1932 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

SCHILDERIJEN-TEN De eenzijdige Rijkscommissie der in de kunstzalen Fette om; het gaat om wat ik hierboven schreef : om de een zijdigheid der com missie, die door den Minister werd saamgesteld. Wan neer wij dan de namen dergenen. die deze commis sie vormen, nagaan, dan vind ik eerst een aantal namen, die, in deze com missie met aestheJ. Bieruma Oosting Kunstzaal van Lier tische mij overbodig Een eenzijdige commissie. «Ie Rijkscommissie van Advies voor opdrachten aan beeldende kunstenaars Deze commissie is de commissie van de tien duizend gulden en zij is de commissie, die dit bedrag niet philantropisch, maar aesthetisch moet verdeelen. Ik zie deze commissie al met de handen in het haar zitten: hoe moeten wij deze fabelachtige som verdeelen, en hoevelen zullen wij een overgroote opdracht geven, een op dracht, zooals alleen de staat die kan geven? Maar daar gaat het niet ken te aijn, en on gehoord en onnoodig. Ik ben toch langzamerhand, meen ik, eenigszins op de hoogte geraakt, van hen, die zich in Holland wezentlijk bezig houden met de schoonheid en haar daden, maar zeker zijn er hier vier personen tusschen, die in dit verband niet van groote bekendheid zijn. terwijl een vijlde hier vermoedelijk alleen (dit lijkt mij te hopen) zich tusschen hen bevindt als ambtelijke schakel. Deze vijf zijn dus het neu trale vlak. waartegen de anderen zich profileeren, de leiders, de xooElse Berg Kunstzaal Vecht geheeten machthebbers en hoe gij ze verder nog wilt noemen. K n. daar schuilt de eenzijdigheid niet alleen. daar is zij openbaar. Eén moet ik nog uitzonderen, dat is de heer van Oosterzee. Wanneer het de heer van Oosterzee is, dien ik wel ontmoette, den schilder etc. dan kan van dezen door mij niets anders gezegd worden. dan dat ik hem ken als een beschaafd en zachtaardig inensch, als schilder van geringen rang eigentlijk en ik vraag mij af. waarom werd zulke schilder in deze commissie va.n de tienduizend gulden gekozen, terwijl ik de namen van befaamder en terecht befaamder lieden mis als van Jan fSluyters is en als van Wiegersma b.v., die, dat kon hier als aanbeve ling wellicht gel den! nog een gedoe toreerde daarbij is. Maar de eenzijdigen, de macht hebbers ': Wij vin den als voorzitter den heer Prof. H. X. Holiin/t HoM. leder, die maar eenigszins weet. hoe de meeningen in Holland bestaan. is de eenzijdigheid bekend van dezen leermeester. den ietwat latenlleros der f decoratieve schilderkunst, en natuurlijk de ver dediger der bouwbeeldhi >u wkunst. Wij weten sinds den voorzegden dood va,n het ge wone schilderij en sinds den voor zegden ongekenden bloei der wand schilderingen (hoe veel Ideeën ver tolkte dezen schil der niet in dat opzicht voor ons) hoe zeer hij de gave der prophetie meende te bezitten. Wij weten sinds dien tijd. dat zijn eenzijdigheid niet kleiner werd noch schraler, en deze is de voorzitter van de commissie van het Rijk. die opdrachten zal moeten uitdeelen. niet alleen aan talenten als Mej. Ileslenfeld en als Sjollema. maar ook aan anders gezinden, die in hun soort steviger zijn. Ik moet hierbij voegen, dat ik niet tegen de muurschildering ben. ik schreef hierover zelfs een boekje; niet b.v. tegen Mej. Heslenfeld, die naar ik verneem, thans een bekoor lijke ..dame" is (zou een ambtenaar schilder zeggen !) noch tegen den heer Sjollema. van wien het mij vaag heugt hem in een aangenaam gezel schap te hebben ontmoet, maar ik ben tegen de bekende eenzijdigheid van den voorzitter dezer tienduizend gulden-commissie, en te meer. daar ik geen voldoende tegenwicht tegen hem in deze aesthetisehe commissie zie. Want wie zou dat moeten zijn i* A. PLASSCHAER1 N'iet de heer Ilildo Krop. <h- beeld houwer. Ik heb dezen beeldhouwer te dikwijls geprezen om /.ijn lof te herhalen, maar ik weet evengoed toch. dat hij, en hij kan niet anders, de voorstander hier zal zijn van het sierend beeldhouwwerk bij voorkeur, en dat hij niet de vertegenwoordiger zal blijken van die andere, vrije, beeldhouwkunst, die als zoenoffer voor het te dikwijls te gebonden Ets van Rembrandt Veili; beeldhouwwerk, bestaat en. .venals zulk bouwbeeldhouwwerk, "ik op eeuwen bestaan's kan wijzen als rmUntiHchc beeldhouwkunst. Van deze realistische beeldhouwkunst behoorde er in deze commissie ook een vertegen woordiger te zijn. en daarvoor ware niet ongeschikt een vertegenwoor diger van dat weer-opkomend realisme als Osw. Wenckebach, die in dit deftig milieu het voorrecht heeft van den zoon van een' waereld bekend pro fessor te zijn. Ken derde, hij wien ik eenzijdigheid in deze zeer vrees, is Doctor Jan Kalf. Ik heb het genoegen dikwijls gehad zijn wetenschap als monumentenverzorger te waardeeren. maar tevens te ervaren, dat deze wetenschap bij verre zijn aesthet ische en onvrijen smaak overtrof. Wanneer wij ons bevinden zouden samen vatten in weinige woorden, zouden wij moe ten zeggen, daarenboven dat hij. zat en verzadigd door de wetenschap van zoovele oude steenen. een oritembaren hartstocht kreeg voor nieuwe. versch gebakken sfeenen en voor de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl