Historisch Archief 1877-1940
SCHILDERIJEN-TEN
De eenzijdige Rijkscommissie der
in de kunstzalen Fette
om; het gaat om
wat ik hierboven
schreef : om de een
zijdigheid der com
missie, die door
den Minister werd
saamgesteld. Wan
neer wij dan de
namen dergenen.
die deze commis
sie vormen, nagaan,
dan vind ik eerst
een aantal namen,
die, in deze com
missie met
aestheJ. Bieruma Oosting
Kunstzaal van Lier
tische
mij overbodig
Een eenzijdige commissie. «Ie
Rijkscommissie van Advies
voor opdrachten aan beeldende
kunstenaars
Deze commissie is de commissie
van de tien duizend gulden en zij is
de commissie, die dit bedrag niet
philantropisch, maar aesthetisch moet
verdeelen. Ik zie deze commissie al
met de handen in het haar zitten: hoe
moeten wij deze fabelachtige som
verdeelen, en hoevelen zullen wij een
overgroote opdracht geven, een op
dracht, zooals alleen de staat die
kan geven? Maar daar gaat het niet
ken te aijn, en on
gehoord en onnoodig. Ik ben toch
langzamerhand, meen ik, eenigszins
op de hoogte geraakt, van hen,
die zich in Holland wezentlijk bezig
houden met de schoonheid en haar
daden, maar zeker zijn er hier vier
personen tusschen, die in dit verband
niet van groote bekendheid zijn.
terwijl een vijlde hier vermoedelijk
alleen (dit lijkt mij te hopen) zich
tusschen hen bevindt als ambtelijke
schakel. Deze vijf zijn dus het neu
trale vlak. waartegen de anderen
zich profileeren, de leiders, de
xooElse Berg
Kunstzaal Vecht
geheeten machthebbers en hoe gij ze
verder nog wilt noemen. K n. daar
schuilt de eenzijdigheid niet alleen.
daar is zij openbaar. Eén moet ik
nog uitzonderen, dat is de heer van
Oosterzee. Wanneer het de heer van
Oosterzee is, dien ik wel ontmoette,
den schilder etc. dan kan van dezen
door mij niets anders gezegd worden.
dan dat ik hem ken als een beschaafd
en zachtaardig inensch, als schilder
van geringen rang eigentlijk en ik
vraag mij af. waarom werd zulke
schilder in deze commissie va.n de
tienduizend gulden gekozen, terwijl
ik de namen van befaamder en
terecht befaamder
lieden mis als van
Jan fSluyters is en
als van Wiegersma
b.v., die, dat kon
hier als aanbeve
ling wellicht gel
den! nog een gedoe
toreerde daarbij is.
Maar de
eenzijdigen, de macht
hebbers ': Wij vin
den als voorzitter
den heer Prof. H.
X. Holiin/t HoM.
leder, die maar
eenigszins weet. hoe
de meeningen in
Holland bestaan.
is de eenzijdigheid
bekend van dezen
leermeester. den
ietwat latenlleros
der f decoratieve
schilderkunst, en
natuurlijk de ver
dediger der
bouwbeeldhi >u wkunst.
Wij weten sinds
den voorzegden
dood va,n het ge
wone schilderij en
sinds den voor
zegden ongekenden
bloei der wand
schilderingen (hoe
veel Ideeën ver
tolkte dezen schil
der niet in dat opzicht voor ons)
hoe zeer hij de gave der prophetie
meende te bezitten. Wij weten sinds
dien tijd. dat zijn eenzijdigheid niet
kleiner werd noch schraler, en deze
is de voorzitter van de commissie
van het Rijk. die opdrachten zal
moeten uitdeelen. niet alleen aan
talenten als Mej. Ileslenfeld en als
Sjollema. maar ook aan anders
gezinden, die in hun soort steviger zijn.
Ik moet hierbij voegen, dat ik niet
tegen de muurschildering ben. ik
schreef hierover zelfs een boekje;
niet b.v. tegen Mej. Heslenfeld, die
naar ik verneem, thans een bekoor
lijke ..dame" is (zou een ambtenaar
schilder zeggen !) noch tegen den heer
Sjollema. van wien het mij vaag
heugt hem in een aangenaam gezel
schap te hebben ontmoet, maar ik
ben tegen de bekende eenzijdigheid
van den voorzitter dezer tienduizend
gulden-commissie, en te meer. daar
ik geen voldoende tegenwicht tegen
hem in deze aesthetisehe commissie
zie. Want wie zou dat moeten zijn i*
A. PLASSCHAER1
N'iet de heer Ilildo Krop. <h- beeld
houwer. Ik heb dezen beeldhouwer
te dikwijls geprezen om /.ijn lof te
herhalen, maar ik weet evengoed
toch. dat hij, en hij kan niet anders,
de voorstander hier zal zijn van het
sierend beeldhouwwerk bij voorkeur,
en dat hij niet de vertegenwoordiger
zal blijken van die andere, vrije,
beeldhouwkunst, die als zoenoffer
voor het te dikwijls te gebonden
Ets van Rembrandt
Veili;
beeldhouwwerk, bestaat en. .venals
zulk bouwbeeldhouwwerk, "ik op
eeuwen bestaan's kan wijzen als
rmUntiHchc beeldhouwkunst. Van deze
realistische beeldhouwkunst behoorde
er in deze commissie ook een vertegen
woordiger te zijn. en daarvoor ware
niet ongeschikt een vertegenwoor
diger van dat weer-opkomend realisme
als Osw. Wenckebach, die in dit deftig
milieu het voorrecht heeft van den
zoon van een' waereld bekend pro
fessor te zijn. Ken derde, hij wien ik
eenzijdigheid in deze zeer vrees, is
Doctor Jan Kalf. Ik heb het genoegen
dikwijls gehad zijn wetenschap als
monumentenverzorger te waardeeren.
maar tevens te ervaren, dat deze
wetenschap bij verre zijn aesthet ische
en onvrijen smaak overtrof. Wanneer
wij ons bevinden zouden samen vatten
in weinige woorden, zouden wij moe
ten zeggen, daarenboven dat hij.
zat en verzadigd door de wetenschap
van zoovele oude steenen. een
oritembaren hartstocht kreeg voor nieuwe.
versch gebakken sfeenen en voor de