Historisch Archief 1877-1940
No. 2862
De Groene Amsterdammer van 9 April 1932
13
Amerikaansche
Boekbespreking door J. van Schaick>-Willing
Over Willa t'atlier
Romancières zijn er vele, chroniekschrijfsters
ken ik er slechts een. Zij heet Willa Syberfc Cather
en stamt uit Virginië. Terwijl de roman de ont
lading van psychische spanningen is, vereischt de
^kroniek het aandachtig en nederig opteekenen van
vele nauwkeurig gadegeslagen feiten. Zij vergt
??volledige overgave, bewondering en het schokje
van verwondering dat daaraan voorafgaat. Kennis
en accuratesse zijn noodzakelijk. De techniek is zoo
simpel en. eerlijk dat broddelen uitgesloten is.
Flair, virtuositeit, de gooi naar het onderwerp
komt hier niet te pas. Slechts zieleadel,
waarheidszin en devotie zijn de eigenschappen, die het peil
van het werk bepalen. Daar buigt zich dan deze
nobele, ingetogen vrouwefiguur over de blanke
vellen papier en een fijne pols bestuurt de pen. die
bladzijden en nog eens bladzijden met haar sierlijk
schrift voor ons vult. Zij heeft ons kronieken ge
schonken van het leven der pioniers (,,My Antonia".
O Pioneers!", One of ours".) Zij teekende
vrouweportretten als miniaturen zoo fijn. volkomen
oorspronkelijk van ongemeene diepte en gratie
(?a lost Lady"; my mortal Enemy".) Zebeschreef
ons het leven en de natuur in Nieuw Mexico, het
land waar twee culturen tot een onontwarbare
vegetatie dooreengestrengeld werden, het Katho
licisme en de Indiaansche godsdiensten en de
boeken aan dat land gewijd (voor een deel
,,Pro. fessor's House en Death comes
for the Archbishop") werden tot
een curieus prentenboek vol onge
wone, grillige platen.
Thans heeft deze schrijfster haar
aandacht verlegd naar het Noord
oosten, naar Canada en vertelde ze
ons van de kolonie voortrekkers
van 't eind der 17de eeuw in Quebec.
Zooals alle boeken van Willa Cather
mist ook Shadows on the Rock" l)
? een eigenlijken inhoud.Het is als
vatte haar geestelijk oog de rots
van Quebec te gezetter tijd in 't
vizier, zooals deze er omtrent 1700
moet hebben uitgezien met de hui
zen en kerken en paleizen, die
als zwaluwnesten tusschen de holtes
en op de terrassen der rotsen waren
gebouwd of verrezen op de lagune,
?die door de klip overschaduwd
wordt. En het vertellen begint. Als
eenmaal het vuur van deze
vertelling ontstoken is komen de ver
halen los en in fonkelende
maillekleuren, die aan primitieve schilderijen herinneren,
gaat een wereld voor ons leven. Wij zien den
rusteloozen krijgsman, graaf de Frontenac. ver
bitterd om de ondankbaarheid van Lodewijk den
veertienden in zijn paleis. De veete tusschen de
r beide prachtige bisschopfiguren, den ernstigen
; asceet Monseigneur Laval en den eerzuchtigen.
pompeusen en theatralen Saint Vallier. Wij
ruiken den kruidengeur in de apotheek van
Auclair, den stillen wijzen, die een voorlooper van
Rousseau zou kunnen zijn en van het aanvallige
maagdekijn Cécile. Eerbare burgers zien we aan
den arbeid, stoere pelshandelaren en jagers en
Jules, den schelen beulsknecht met zijn gebroken
hart. De lichtekooi der stad en haar devote
zoontje en de heilige der streek. Wij maken mee
hoe ze met hun lantarens langs de steile
rots" weggetjes strompelen van den blauwachtigen rots
of norsch zitten te broeien voor hun massieve eiken
tafels. Als 't feest is huppelen kinderen langs het
strand of vertellen elkaar ernstige verhalen
ver; scholen in een zijbeuk van een kerk. Er is een
moederlijke breede non met rustige vertrouwelijke
handen die 't half verweesde apothekersdochtertje
koestert, 's Avonds wordt er buiten bij maanlicht
gebanketteerd. Trotsche krijgers buigen ootmoedig
de knie en bekennen schuld. Een eenzaam grijs
aard vindt een knaapje weenend in do sneeuw on
eert het en kust het de voeten alsof het Jezus was.
Een schildknaap staat zich te vervelen boven 7,ijn
trom en snoept rozijntjes en 't speelgoedbeest je
1) Cfisoc.l c» Co. 19:i2
van een verlaten kind mag naast den os on den
ezel naar het kerstkribbetje kijken. Zoodoende
is het boek weer net een gfoote. kleurige prent
voor grooto menschen. die van mooie verhalen
houden en op die prent komen we niet uitgekeken.
Een historische roman? Geenszins. Van een
roman heeft dit Breughelachtig panorama niets.
Bovendien voelen we ons geen oogenblik verplaatst
naar het jaar zeventienhonderd al heeft de schrijf
ster de historische gegevens vermoedelijk trouw
gevolgd. Bij een historische roman groeit de be
schreven eeuw, in casu de laatzeventiende, om
ons heen. loopen we tusschen menschen uit 1700
in oude straten. Bij Willa Cather zien we in de
verte het schouwtooneel der wereld in een eigen
omlijsting, waar figuurtjes sierlijker, edeler, ern
stiger en zeker aesthetischer het spel des levens
uitvoeren dan mogelijk ware, wanneer ze te dicht
op ons aandrongen. Er blijft bij haar de afstand
tusschen het beschrevene en haar ik. Het merk
waardige is dat dit niet synoniem is met den
afstand van de zeventiende tot de twintigste eeuw.
Het klinkt paradoxaal, maar het is niettemin
waar dat de sfeer van Willa Cather ouder is.
primitiever dan de sfeer van den tijd, dien zij wil
beschrijven, de grens tusschen de zeventiende en
de achttiende eeuw. Het zou ons moeite kosten
om ons Willa Cather voor te stellen gezeten in een
nikkelen stoel voor een glazen bureau, terwijl het
direct acceptabel is haar ons in
te denken als burchtvrouwe met
hare dienstmaagden achter het
weefgestel gezeten, wevend een
tapijt met ranke vrouwen en her
ten en hazewinden tusschen groe
nend loof en rozenfestoenen, want
zulk gobelin ware onmiddellijk
verwant aan de fantaisie harer
schrifturen.
Het geheim van deze autrice
is namelijk haar absolute ontoe
gankelijkheid voor 't geen wij het
tumult dos dagelijkschen levens
noemen. Wie in een boek de pro
blemen wil weerspiegeld zien van
den eigen tijd, komt bij haar be
drogen uit. Ze is ingekapseld in
een eigen stilte, die niet saai. niet
verwezen, niet droomerig is. Met
een glimlach staart ze voor zich
uit onberoerd voor 't feit dat in
C^atheY China twee legers elkaar bevech
ten of in Genève ten overstaan
van een sarcastische wereld idea
listische problemen ter tafel worden gebracht. Zij
tuurt glimlachend voor zich uit met een glimlach
die wil zoggen: ..dit is alles slechts tijdelijk, het
trekt voorbij. Dit zijn stormen, die langs razen en.
ternauwernood iets veranderen aan de eeuwige
verhouding van mensch tot God". Doch zoodra
niet valt haar blik op oen mensch, zij het een
beulsknecht of een vicaris, een boerenmeisje of
een graaf, dan beginnen haar oogen te glanzen.
want ze heeft temidden van golven van wazigheid
iets reëels ontdekt, een ziel. waarvan het avontuur
met God haar boeit. Dit is de eeuwige schoonheid
die zij zoekt, voor wie de wereld niet is een worste
ling van door menschengroepen vertegenwoordigde
gedachten maar een planeet bevolkt met x-millioen
zielen, die alle x-millioen hun eigen ontmoeting
met God beleven en deze ontmoeting is altijd even
belangrijk on schoon.
Een vreemde, ingetogen figuur deze
Amerikaansche. Het meest doet ze ons denken aan die
primitieve houten madonna's, die men ingothischo
kerken vindt, getooid met zijden gewaden, om
hangen met echte parelen, dragend een kroon van
edelsteenon en klinkklaar goud. Als weer eens een
mirakel geschiedde en zulk een moeder Gods
werd tot leven gewekt on schreed uit den gouden
schemer der kathedraal in 't grille licht van den
daverenden dag. wie weet. dat nok zij die hooge
onverschilligheid zou koesteren voor
massabewegingeii en haar vrome belangstelling spaarde
voor de simpele menscheuziel alleen. .Misschien
mi-i-chieii ook niet....
MOEDERENKIIÏD
B-A-I-AMSTEQDAM
J os. van W oer kom
Aanplakbiljet
Toegepaste Kunst
l'attcnluikkcrNkiiiiKt door Ijt-a H. Halpern
In het Stedelijk Museum te Amsterdam ten
toongesteld het pottenbakkerswerk van Lea II.
Halpem. die zich doet kennen als een geboren
ceramiste en een zeer vruchtbaar doch nimmer
naar gemakkelijk te verkrijgen effecten zoekende
kunstenaresse gewapend met een uitermate fijn
gevoel voor materie on kleur.
Kr is vaak een bezonkenheid aan haar werk
welke aan dat van de beroemde oude Japanners
doet denken. /,ij zocht naar den warmen gloed
van hot ..sang de boent'" of naar den koelen glans
van liet ..celadon", maar even zeer trachtte zij
meer van het heden te zijn in een jubelend geel
of een fonkelend paars, hoewel gezegd dient te zijn
dat in de stilste dingen het zuiverst haar eigen
wezen tot uitspraak komt. Want ik zie Lea
Ilalpern veeleer als een bespeelstor van ragfijne
tonen, zij ..maakt" eij/enlijk zoo'n koiiinietje, of
rnnsje of schaaltje, niet, maar zij ,,is" zrlj die dingen
irelki' wmuit hare bezit/f handen o/xlroomen en
ijextultc krijgen in de heerlijke onhei'anyenheitl,
?n'elke het groot gehcitti is run elk iraaraeh/iy
kunntetiaarsrhai>. . . .
Haar wezen schijnt mij niet op het groot ver
leden te zijn gericht, maa,r juist door het feit dat
zij haai' talent geenerlei geweld aandoet (hoc;
vaak moet men dit bij jongeren in onze dagen
opmerken !) is er. wat ik zou willen noemen:
oen zekere wijsheid in haar werk. welke waarlijk
weldadig aandoet in een tijd waarin zooveel opper
vlakkig dilettantisme voor kunst wordt uitgekreten.
Aanplakbiljetten «loor .los. van Woerkom
Reeds eerder zag ik goed werk door hem die
onderteekent met Jon. V. W. (van Woerkom) o.a.
een in fijne bruine tinten gegeven ontwerp met
luidende klokken voor een
radio-omroep-veroeniging hier te lande.
Thans verrast hij met een uitstekend biljet
voor do tentoonstelling ..Moeder en Kind", welke
binnenkort in Amsterdam zal worden gehouden.
waarop hij in diep blauw een vrouwekop zette.
van terzijde gezien, met een kinderkopje dat in
enkele scherp witte lijnen daaroverheen
geteokend werd.
De letters zijn bruin, het papier is zuiver wit,
het geheel maakt een zeer modernen indruk, pas
send in het kader der geestverwanten van de
fransehe avant-gardisten. zonder evenwel ook maar
in liet minst iets geforceerd» te hebben. Hen ding
om blij mede te zijn. want hier wordt weer eens
bewezen hoe niet heel weinig, heel vee! te zeggen is.
OTTO VAN TUSSKNBKOKK