De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 9 april pagina 2

9 april 1932 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 9 April 1932 No. 2862 Deutschland ueber alles door Dr. M. van Blankenstein. De donkere wolk Hoffmann von Fallersleben heeft niet kunnen vermoeden, toen hij zijn lied had gedicht, hoezeer dit toepasselijk zou blijken bij allerlei gelegenhe den. Voor hem beteekende het slechts dat Duitsch land hem dierbaarder was dan iets anders op aarde. Tijdens den oorlog kreeg het aggressieve, imperia listische beteekenis. Voor ons is het nu een voudig een middel om uit te drukken hoe op het oogenblik de politieke hemel van Europa eruit ziet. Boven alle vraagstukken hangt als een donkere wolk: Duitschland. Er is geen probleem van beteekenis, dat niet in d,e schaduw van dien wolk moet worden uitgewerkt. De duisternis die die wolk schept is de groote belemmering om op het oogenblik met eenige kwestie vooruit te komen. De ontwapeningsconferentie is op Paaschvacantie gegaan. Niet zoo maar voor weinige dagen, om de deelnemers in de gelegenheid te stellen de feestdagen thuis door te brengen; het is er heel duidelijk om te doen tijd te winnen tot de Pruisische verkiezingen voorbij zijn. Wel komt men reeds den dag na de herstemming over het presidentschap bijeen; maar men weet dat de zaken te Genève niet in zoo onstuimig tempo vooruitkomen, dat men voor 24 April reeds resultaten van belang zou hebben bereikt. De ontwapeningsconferentie heeft van den beginne af onder den invloed gestaan van de hou ding van Duitschland tegenover het probleem. Ware Duitschland niet ongeduldig geworden, dan zou de voorbereidende commissie wellicht nog jaren lang haar dilatoir werk hebben voort gezet. Maar men moest rekening houden met de gevoelens en wenschen- van Berlijn. Berlijn begon steeds ongeduldiger te vragen wanneer de andere mogendheden nu achterna kwamen met de ont wapening, waarin zij Duitschland gedwongen had den voor te gaan. Het moge waar zijn dat de belofte van ontwapening door de groote gealli eerden te Versailles slechts zeer voorwaardelijk geformuleerd was, de Duitschers hebben er steeds hun eigen uitlegging aan gegeven, en met die uitlegging moest men rekening houden. Het ongeduld van Duitschland had op den duur een dreigend karakter gekregen. Hoe sterker het nationalisme zich er ontwikkelde, des te meer verspreidde zich de opvatting ook buiten nationalistische kringen dat er eindelijk iets moest geschieden. Voor den Duitscher. ook voor vele niet-nationalistische Duitschers, hangen eer en aanzien van een volk voor een niet gering gedeelte af van de grootte en de praal van leger en vloot. De Duitscher kan zich zoo min als de Franschman een toestand van veiligheid denken, die niet op de wapenen berust. Duitschland voelde zich dus te kort gedaan; het beschouwde zich zelf als in een permanenten toestand van achter uitzetting te verkeeren. Het begon steeds drin gender en ernstiger gelijkheid te vragen, door ontwapening der anderen. Zou van dit laatste niets komen, welnu dan zou Duitschland zich van zijn verplichtingen ontslagen achten, en weer naar hartelust een groot leger en een sterke vloot gaan opbouwen. De mogendheden hebben dit stille dreigement, dat achter het aandringen van Duitschland ver borgen was, niet als ijdel beschouwd. Wat kon men ertegen doen als Duitschland het ging uit voeren? Zoomin als men het met geweld dwingen kan schadeloosstelling te betalen, zoomin kan men het met geweld verhinderen zijn militaire uitrusting buiten de grenzen van de bepalingen van Versailles uit te breiden. Men kan, ter onder drukking van oorlogsgevaar geen oorlog gaan voeren. Op die manier heeft Duitschland een grooten invloed gehad op het tot stand komen der confe rentie. Het was vooral terwille van Duitschland, dat niemand het gewaagd heeft uitstel van de conferentie voor te stellen, zelfs toen reeds lang duidelijk was, hoe ongunstig zoowel de omstan digheden als, nog in het bijzonder, het tijdstip waren voor het begin der conferentie. Ieder oogenblik ware gunstiger geweest dan het hoogte punt van het Chineesch-Japansche geschil, dan de maanden vóór de Fransche en Duitsche ver kiezingen. Maar men durfde niet van uitstel praten. Toen men Frankrijk een dergelijk voor nemen toeschreef, verklaarde Parijs zoo uitdruk kelijk mogelijk geen dag vertraging te zullen begeeren. Men keek elkaar wel aan te Genève, maar er is niemand geweest die den moed heeft gehad de kat de bel aan te binden. Maar toen de ontwapeningsconferentie bijeen was, veroorzaakte de onzekerheid tenopzichte van de naaste toekomst van Duitschland een aarzelenden gang van zaken. Men heeft tot nog toe om de voornaamste punten heengedraaid, men heeft dappere redevoeringen gehouden en daarna minder1 dapper gehandeld. Men leek soms verheugd dat de kwestie van Sjanghai zooveel tijd en aandacht in beslag nam, omdat men daar door gelegenheid had de hoofdkwesties der con ferentie slapjes te behandelen. Veel meer dan de Fransche verkiezingen zijn de Pruisische ver kiezingen daarvan de oorzaak. Het is niet waar schijnlijk dat de uitslag van de Kamerverkie zingen in Frankrijk grooten invloed z l hebben op de houding van Frankrijk te Genève; van zeer beslissenden invloed daarop kunnen echter de vooruitzichten zijn, die de Duitsche verkiezingen zullen openen. Daarom is er zoo weinig nog te zeggen van de ontwapeningsconferentie. Boven haar hangt de Duitsche wolk, of de Duitsche mist als men wil. Eerst als die is opgetrokken zal Frankrijk durven handelen; tenminste beslister durven handelen dan op dit oogenblik. Men heeft nu afgesproken om, als men op 11 April weer bijeenkomt, de dingen dapperder ter hand te nemen dan men tot nu toe heeft gedaan. Dat zal alleen mogelijk zijn als men weet, dat men toch niet vóór den 24sten April besluiten hoeft te nemen. * * * Een tweede kwestie die Europa op het oogenblik bezig houdt is het weinig veelbelovende vraagstuk van de oeconomische samenwerking der Donaulanden. Er moet iets gebeuren. Oosten rijk en Hongarije hebben weer geld noodig. anders loopt het ernstig mis. Alle mogendheden zijn het er over eens dat er voor die landen iets moet worden gedaan. Niet dat men er zooveel meer sympathie voor koestert dan voor andere nood lijdende staten; maar men heeft er reeds zóó groote kapitalen als leening in gestoken, die bij een bankroet der beide landen verloren zouden gaan, dat men nu bereid is veel te doen om dat te beletten. Voornamelijk uit Frankrijk moet het geld komen. Maar Frankrijk wil dan ook dat het bestaan der twee Donaustaten op wat vastere oeconomische basis gevestigd wordt. Het voelt er begrijpelijker wijze weinig voor om veel geld erin te steken, als het van te voren vreezen moet dat dit geld den weg zal gaan der vroeger aan Oostenrijk en Hongarije verleende credieten. Daarom heeft Tardieu het voorstel gedaan van een oeconomische samenwerking der Donaidanden, die alleen in ternationaal kan worden geregeld, daar tarief regelingen tusschen die landen ervoor noodig zijn welke stellig inbreuk zouden maken op de rechten van anderen op meest begunstiging. Natuurlijk zoekt men achter het plan ook poli tieke doeleinden. Tardieu zou voor Frankrijk een groep van staten in Middel Europa willen vormen: Duitschland's kansen op aanhang in Middel Europa, al was het alleen door een samen werking met Oostenrijk dat in ieder geval reeds een brug naar Italiëzou vormen, zouden daardoor vooreerst bedorven zijn, enz. Dit politieke aspect van de zaak heeft tengevolge gehad, dat men in Engeland, in Italiëmaar bovenal in Duitschland het plan met groot wan trouwen begroet heeft. Tardieu heeft gedaan wat hij kon om dit wantrouwen te doen wijken. .Ken conferentie der betrokken groote mogendheden, aan dit plan gewijd, is nu te Londen bijeen gekomen. De positie van Duitschland tegenover deze combinatie, eoconornisch zoowel als politiek vormt echter een bijzonder groote moeilijkheid Benesj, die men toch waarlijk niet vriendschap voor Frankrijk en voor de regeerders te Parijs kan ontzeggen, had te voren al drastisch verklaard» dat hij slechts zeer voorwaardelijk kan meewerken,. en dan nog alleen wanneer de aaneensluiting niet tegen Duitschland gericht is. Zoo hangt de uitvoerbaarheid van het plan in eerste instantie af van de houding, die Duitsch land er tegenover inneemt. Dit echter is een buitengewoon ingewikkeld probleem. Er zijn zoo veel overwegingen, die aan den eenen kant Frank rijk tegenover Duitschland tot voorzichtigheid zullen stemmen, en die aan den anderen kant Duitschland wantrouwig gezind zullen laten blij ven tegenover het denkbeeld van Tardieu, dat men het ergste voor Oostenrijk en Hongarije benevens hun schuldeischers zou moeten vreezen, als de redding der beide landen, geheel en al af hankelijk werd gemaakt van het slagen van dat plan. Maar al die overwegingen draaien zich rondom Duitschland als middelpunt. \Vij hebben hierwederom een aangelegenheid, waarop de wolk Duitschland diepe schaduwen werpt. De kwestie die op het oogenblik belangrijker is dan alle anderen, is die van het herstel der oeco nomische betrekkingen in Europa. Van veel ur genter belang nog dan de militaire ontwapeningzou op het oogenblik een oeconomische ontwapenings- en vredesconferentie zijn, waarop de staten van Europa zouden besluiten de wapens van strijdtarieven en contingenteering, waarmede zij el kaar thans zoo bitter bestrijden, neer te leggen. Voor wij aan een dergelijke ontwapening toe zijn is aan een verbetering van den toestand niet te denken. Maar over een dergelijke conferentie valt moeilijk te spreken zoolang de conferentie, die in Juni te Lausanne zal worden gehouden, niettot een goed einde is gebracht. Als men op het oogenblik in Europa spreekt van een opbouwende financieele en economische politiek dan denkt men in de eerste plaats aan het vraagstuk deiinternationale schulden, die uit de oorlogs periode zijn overgebleven. Een bevredigende re geling van deze aangelegenheid zou opnieuw een. golf van optimisme over de wereld kunnen laten. gaan. zooals het voorstel van Hoover in Juni van het vorige jaar deed toen men een oogenblik de beteekenis ervan overschatte. Ken regeling van het vraagstuk der oorlogschulden en deischadeloosstelling, die den indruk zou maken van definitief te zijn. zou tengevolge hebben dat men met nieuwtin moed ook de overige inter nationale problemen van financieelen en oeeonomischen aard onder oogen zou gaan zien. De basis van het heele probleem vormt dus weer Duitschland. De Duitschers zullen waar schijnlijk Frankrijk daarvoor aanwijzen, of wel licht Amerika als opperste schuldeischer, maaitenslotte hangt alles ervan af wat Duitschland wil en kan betalen. Zoo groote beteekenis hecht de openbare meeningin Europa aan dt: conferentie van Lausanne voor de oplossing van haar eigen problemen, dat zij geneigtl lijkt de beperkte strekking van de komende conferentie over het hoofd te zien. Maar juist is dat die conferentie goed en wel voorbij moet zijn voor men daden van belang voor tien algemeenen toestand kan verwachten. De groote mogendheden moeten zich eerst met Duitschland bezighouden. Ook op dit gebied tast. men in het duister zoolang de wolk der onzeker heid omtrent het beleid van Duitschland er boven hangt. Vóór de Pruisische verkiezingen staat het Duitsche beleid onder den druk der komendegebeurtenissen en daarna zal het onder den invloed van den uitslag staan. Deutschland, Deutschland ueber Alles, TebeiAlles in Europ' !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl