De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 9 april pagina 7

9 april 1932 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2862 De Groene Amsterdammer van 9 April 1932 Wetenschappelijke Varia Hesperus, de avondster door Dr. P. van Olst Een Bols per dag houdt U gezond. Terwijl de Paaschvuren rood gloeiden in een wijden kring om den top van den Lemelerberg, vanwaar men dertig kilometer ver naar alle zijden uit kan zien, de katholieke vuren op den avond van den eersten Paaschdag, de gereformeerde en her vormde vuren op den avond van den tweeden Paaschdag, stond als een heidensch ,,lente"vuur hoog erboven Hesperus, de avondster, te glanzen aari den westelijken hemel. ? Hesperus, de avondster, die over een paar maanden weer verdwenen is maar aan den ochtendhemel herleeft als Phosf>horus, de ochtendster, is zooals men weet. de planeet Venus. die binnen de aardbaan om de zon heendraait en daardoor nooit verder van de zon kan weg schuiven dan ongeveer een achtste van den heelen hemelomtrek (zoowat 45 graden). Hoe dit mogelijk is, leert de figuur. De Aarde doorloopt daar een wijdere cirkelba,an dan de Venusbaan A B t- D. Staat Vernis bij K dan is zij in zoogenaamde ..bovenste conjunctie": /.ij staat dan met de zon en de aarde in n lijn en zij is voor ons in de zonnestralen onzichtbaar. Naarmate zij echter van B naar A loopt, komt zij hoe langer hoe verder links van de zon te staan, zoodat /ij aan den avondhemel te zien komt hoe langer hoe later na zonsondergang. Maar als zij A gepasseerd is en naar D gaat kruipt zij weer schijnbaar naar de zon toe en verdwijnt weer in de zonnestralen om dan na een paar weken weer rechts van de zon te voorschijn te komen, dus aan den ocMeru/hemel voor zonsopgang zichtbaar te worden en steeds verder zich te verwijderen tot in C de grootste ,.elongatie" weer bereikt is, waarna de planeet. naar B verder loopend, weer in de zonnestralen verdwijnt. De geheele omloop duurt 22Üdagen, maar daar de aarde zich onderdehand ook ver plaatst in dezelfde omlooprichting als Yenus, volgen de twee opeenvolgende bovenste conjuncties niet 220 dagen op elkaar maar ongeveer 584 dagen ! Zooals alle planeten is Venus zelf niet lichtgevend maar kaatst alleen het zonlicht terug en wordt zoo zichtbaar voor ons oog. In de figuur is dan ook aangegeven dat de eene helft van Venus belicht wordt, dus dag heeft, terwijl de van de zon afge keerde helft in nachtelijk duister is gehuld. Staat Venus bij B (of tenminste erin de buurt) dan zien wij den geheelen verlichten kant, dus een complete schijf. Staat zij echter bij A of bij C' dan zien wij slechts een halve schijf, net als de maan ons ver toont bij eerste en laatste kwartier. Kn als Venus bij D staat (of erin de buurt) zien wij tegen de nacht helft aan, dus niets (= nieuwe maan !), behalve als zij toevallig precies in n lijn staat met de zon, want dan zien we een zoogenaamden Venus overgang", waarbij het zwarte schijfje tegen de heldere zon te zien is (een uiterst zeldzaam ver schijnsel). Uit dit alles volgt dus dat Venus evenzoo schijngestalten vertoont als onze maan. Met een kleine kijker is hier reeds iets van te zien en mis schien weet men wel dat Galileïmet zijn eersten, zeer primitieven kijker dadelijk deze schijngestalten ontdekte. Op li) April is zij juist een half maantje. Zien wij nu Venus ,,vol", bij B, dan zou zij dus twee maal helderder moeten zijn dan als Venus ,,half" is bij A en C. Maar men moet niet vergeten dat Venus bij B ook veel verder van ons weg staat dan bij de kwartier-standen A en O en daardoor weer m inder helder is. Het resultaat van den afstand invloed op de helderheid en de schijngestalte-in vloed op deze helderheid heffen elkaar weliswaar niet op maar maken toch dat de helderheid van Venus niet zóó geweldig wisselt als men wel denken zou. In de buurt van de bovenste conjunctie, dus rechts en links van A, blijft de helderheid zelfs langen tijd nagenoeg constant. Wij zullen haar dit jaar het helderst zien op 22 Mei. Tot dien dag groeit de helderheid dus nog aan. Met die helderheid van Venus is het eigenaardig gesteld. Zij is nu nog niet op haar maximum van lichtkracht gekomen; dat gebeurt pas over eenige weken als zij een dertigtal dagen vóór de benedenste conjunctuur is (d.w.z. als zon, Venus en aarde op n lijn staan, met Venus als middelste van liet drietal). De schijnbare grootte van Venus i.s dan gestegen tot 1..S, terwijl deze waarde thans pas ongeveer -!.S is. Wat bedoelt men met deze negatieve getallen;' Om dat te doen begrijpen mo tik even over grootteklassen in 't algemeen spreken. Men heeft reeds van ouds de sterren in grootteklassen ingedeeld, waarbij de helderste sten-en tot de eerste grootte behoorden, dus klasse l, de iets zwakkere tot de tweede grootte klasse, dus -f 2. enz. De sterren van de zesde grootte zijn nog juist even voor ons ongewapend oog zichtbaar c>|> m:iarivrije en heldere nachten. .Hij nauwkeurige schatting bleek reeds spoedig dat deze indeeling al te grol' was. De zoogenaamde ..sten-en van de eerste grootte" verschilden erg veel van elkaar, zoodat man ook decimale grootteklassen invoerde, dus grootte 1.2, l.,'i enz. Het Week verdei- gewensu-ht ook grootte 0.9, 0.8, enz. te gebruiken als aan duiding en niet alleen de grootte 0.0 maar ook neyatiei'e waarden dus l, 2, enz. waarmee dus bedoeld is dat een ster van grootte l zooveel helderder is dan een ster van grootte 0.0 als deze helderder is dan een ster van grootte 1. Men moet nu goed in 't oog houden dat deze fy/wiMe-klasse niet meteen de helderheidsverschillcn aangeven, d.w.z. dat dus een ster van grootteklasse l niet twee maal helderder is dan een ster van grootte klasse 2. De juiste verhouding is bij benadering 2.5. Ken ster van grootteklasse l is dus 2.5 maal helderder dan een ster der tweede grootte, en dus 2.5 x 2.5 of (5.25 maal helderder dan een ster deiderde grootte. 2.5 X 2.5 X 2.5 of 15,(125 maal helderder dan een ster dei' vierde grootte, enz. Op dezelfde wijze doorrederieerend is een ster van grootte O ook 2.5 maal helderder dan van grootte l en een ster van grootte l is (i.25 maal helderder dan een ster van grootte 1. Is dus de schijnbare grootte van Venus 4.'i dan beteekent dit dat zij ongeveer zestig maal helderder is dan een ster der eerste grootte. liet verbaast ons dus niet dat zij in de avondschemering als de hemel nog lichtend is. toch reeds als een karbonkel gloeit en dat zij zelfs bij vol daglicht aan den hemel te zien is. als men maar precies weet waar zij gezocht moet worden; ik herinner mij zelf op een stralenden zonnigen Augustusdag midden op den dag Vernis aan den hemel gevonden te hebben met het bloot e oog omdat de maan er toevallig ook stond en mij een vergelijkingspunt bood voor het zoeken van KI.IiKX DAG F.Kfi GLAASJE BOL Boekbespreking Prof. Dr, (!. W. Kernkamp. Van inenschcn en tijden. Deel l. Studiën over ijwhicdschrijrers. De historieschrijver, die gelezen wil worden en werk wil afleveren, dat aan hooge eischeii van de gelijkheid voldoet, heeft een bijzonder zware taak. J lij moet een diepgaande studie maken van het ver leden en tot in de bronnen doordringen. Hij moet critisch uit die omvangrijke en voor een deel tegen strijdige bronnen de objectieve waarheid puren. En hij moet last not least ten slotte de kunst verstaan uit die verwarde materie een overzichte-. lijk en boeiend verhaal samen te stellen. Is het boek niet leesbaar, dan zal het geen invloed hebben. Is de studie niet diep genoeg, of niet cri tisch genoeg geweest, dan zal het werk geen weten schappelijke waarde hebben. Aan deze hooge eischen, die men aan den ge schiedschrijver mag stellen, voldoen de geschriften van Prof. Kernkamp volkomen. De trouwe lezers van de (iroerie, die jaren lang zijn pennevruchten over kwesties van den dag in ons weekblad moch ten genieten, weten dat uit ervaring. Hoe diepzinnig, hoe objectief, hoe critisch eei» historicus echter moge zijn, toch draagt zijn werk een subjectief karakter. Van geen enkel ander literair werk geldt in zoo hooge mate als van dit werk. dat het geschiedverhaal is het ve;-U'<!en ge zien door een man met een bepaalde overtuiging. De lezers van geschiedenisboeken moeten er zich dus rekenschap van geven, dat zij uit, de ge schriften, die zij raadplegen, niet alleen het verUvden leeren kennen, maar ook den geschiedschrijver zelf. Kr bestond dus alle aanleiding voor Prof. Kernka-rup in het eerste deel van zijn verzamelde ge schriften, die bij Tjrc-nk Willink in Haarlem zullen verschijnen, op te nemen studies over geschied schrijvers, die hij heeft bestudeerd. Dit eerste deel bevat artikelen gewijd aan ..Van Wagenaar tot Kruin", aan Uakhuizen van den .Brink. KobertKruin. Sa m Muller en Henri l'irenne. De lezer leert er behalve deze geschiedschrijvers, tevens de me thode en de persoonlijkheid van Prof. Kernkamp uit kennen. Kn die kennismaking zal er ieder lezer ongetwijfeld toe leiden met groote belangstelling naar de volgende deelen uit te zien. A. C. .). .1. Venus. Zoo op 't oog lijkt Venus thans aan den avondhemel niet zoo heel veel helderder dan .lupiter. die hoog aan den Zuidelijken hemel glanst. Maar toch is Jupiter gemiddeld slechts van grootteklasse -2.2. dus lang zoo helder niet als Venus.' Indien Venus eens niet gehinderd werd door het scherneringslicht maar ook aan den donkerder Zuidelijken hemel stond dan zou zij dus .lupiter's glans verre weg o verstralen. Tijdens c!e periode dat Venus hoe langer hoc ver-dei' van de zon schuift aan den hemel, lijkt het ons of zij enorm in helderheid toeneemt. Dat is echter slechts een gezichtsbedrog, veroorzaa'kt doordat zij eerst nog door de helle schemering, kort na zonsondergang, omgeven, wordt wat haar glans voor ons oog benadeelt, terwijl zij later in de donkerder hemeldeelerr komt, in de uiterste schemeringsr-and en dan veel schitterender- lijkt. In werkelijkheid is de grootste helderheid bereikt bij grootteklasse 4.H, ongeveer HO dagen voor en na de onderste conjunctie, terwijl de kleinste helder heid, die men observeerde bij Venus overeenkomt met klasse 3.5. dus niet zoo enorm verschillend. De plaats, die ik gebruiken mag, is helaas vol. maar misschien kom ik nog eens, als het de lezers interesseert, op Venus terug, want zij is een ..vat vol problemen" evenals de godin zelt !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl