Historisch Archief 1877-1940
No. 2862
De Groene Amsterdammer van 9 April 1932
Auteurs in Duitschland
en de cultuurcrisis
door H. G. Cannegieter
Muziek
door Constant van Wessem
Sohrijveii uit "roeping
HET zou te betreuren zijn, zoo mijn vorige
bijdrage de Duitsche auteurs in de verden
king had gebracht, als zouden zij hun arbeid
slechts als broodschrijvers bekijken en als zouden
zij zich louter laten leiden door factoren van
economischen aard. Hun houding jegens den eco
nomischen nood is de ne zijde van het veld hunner
aandacht. Dat er daarnevens een andere zijde
bestaat, leeren hun beschouwingen omtrent de
taak van den auteur jegens de cultuurcrisis.
Wederom kan ik het orgaan van het
Schutz-verband Deutscher Schriftsteller citeeren. Kort
geleden heeft mij daarin een opstel van de schrijf
ster Meta Opet-Fuss uit Breslau getroffen, waarin
deze waarschuwde tegen een al te beroepmatige
opvatting van het auteurschap, dat volgens haar
een vrij beroep moet blijven en geen dagloonerij.
Bet is daarom beter, zegt zij, dat een schrijver uit
anderen hoofde den kost verdient. Gelukt het hem,
van zijn kopy te leven, zooveel te beter, maar
't komt er eigenlijk weinig op aan, of het schrijven
zijn hoofdberoep dan wel zijn nevenberoep is, zoo
het maar uit roeping is, dat hij schrijft.
Op deze roeping vestigen verschillende Duitsche
auteurs juist den laatsten tijd de bizondere aandacht.
Eén hunner, Hans Grimm, heeft kort geleden het
onderscheid tusschen den schrijver uit roeping,
die zich verantwoordelijk voelt ten overstaan
van zijn tijd, en de Literaten", die slechts uit
speelschheid en zonder scheppingsdi-ang zich ver
maken met den inhoud van het leven en met de
?vlucht hunner verbeelding, in het licht gesteld.
Twee belangrijke bijdragen over dit onderwerp,
teide onder denzelfden titel, maar in verschillende
periodieken verschenen, getuigen, hoe zich onder
sommige groepen iets van een algemeene over
tuiging in dezen aan 't vormen is. Walter von
Hollander heeft zijn rede ,,Der Schriftsteller als
Oewissen der Zeit", welke hij voor de Duitsche
P.E.N.-club heeft gehouden, in het meer genoemde
bondsorgaan Der Schriftsteller gepubliceerd en
Hanns Martin Eister zet in een uitvoerige beschou
wing in Die Christliche Welt zijn opvattingen.
welke vrijwel op hetzelfde neerkomen als die van
"Von Hollander, uiteen.
Klonken de klachten omtrent de houding van
?den schrijver jegens den economischen nood in
mineur, ten opzichte van de geestelijke crisis,
welke de wereld beleeft, durft Von Hollander in
majeur spreken. Wij leven", zegt hij, ,,in den
grootsn tijd voor den schrijver, in den tijd van
aijn grooten arbeid en van zijn kleinen oogst."
Ook Von Hollander erkent, dat de schrijver
"volop de schade ondervindt van den economischen
nood. Maar hij zoekt de oorzaken niet uitsluitend
op technisch en mercantiel gebied. Hoe
noodwendiger, hoe nauwgezetter van geweten een schrijver is,
te onwelkomer is hij heden", verklaart hij. Want
het gros der menschen staat afwerend tegenover de
?werkelijkheid. Zij willen niet tot de werkelijkheid
worden geroepen, want ze gelooven, dat de
-werkelijkheid nog wel eens veel erger kon zijn dan
de halve werkelijkheid, waaraan zij zich vast
klampen. De angst voor de werkelijkheid des
levens is bijna zoo sterk geworden als de angst
-voor de werkelijkheid van den dood."
En het is de taak van den schrijver, het publiek
tot de werkelijkheid te roepen. Hij moet de brug
bouwen tusschen hetgeen is en hetgeen worden
moet. Hij moet het geweten van zijn tijd zijn;
hij moet vaststellen, hoe uit hetgeen is dat, wat
aijn moet. kan groeien.
Wat is het doel van het leven? De mensch ! Maar
?de mensch als doel is in de moderne wereld ten
onder gegaan. Hetgeen middel was voor den mensch,
heeft zich uit het leven losgemaakt en is
zelfstandigtot doel geworden: staat, geld, machine. . . .
Het economische probleem is tenslotte liet
probleem van de spookachtig zelfstandige"
machine. En nu zijn de schrijvers niet tegen den
Hotel DUIN EN DAAL" - Bloemendaal
Rustige ligging modern comfort.
Speciale arrangementen voor langer verblijf
staat, niet tegen de politiek, niet tegen de econo
mie of tegen de collectiviteit, maar ze erkennen
daarvan slechts de beteekenis, zoolang deze dingen
hun taak in dienst van den mensch vervullen.
De hedendaagsche auteur moet de mythe
schrijven van den modernen mensch, die de mach
ten, welke hem ten dienste zijn komen te staan,
beheerscht en die met haar hulp zijn eigen lot
bestuurt. De auteur moet het nieuwe type mensch
zichtbaar voor oogen stellen, opdat de mensch
van hetgeen is kan gaan reiken naar hetgeen wezen
moet: naar het klare, mooie en machtige leven.
Van het collectieve, van de materie, van eco
nomie, politiek, staat of een ander
buitenmenschelijk doel kan de hulp niet komen. De hulp kan
alleen komen van den mensch zelf, vóór den mensch
zelf."
Het is dus de oude, vergeten of verloochende
humaniteitsgedachte, welke als het geweten van
den tijd den schrijver bezielen moet. Gaat de
auteur zijn verantwoordelijkheid jegens den tijd
beseffen, dan zal dit, naar Hanns Martin Eister
het uitdrukt, het begin van de overwinning op de
cultuurcrisis en de cultuurverlaging" zijn.
Schrijver in den praegnanten zin van het
woord", aldus deze auteur. ..is niet zoo maar ieder,
die romans, drama's, lyriek, essay's, kritieken,
kortom dat alles schrijft, wat in eenigerlei vorm
wordt gedrukt. Schrijver is slechts hij. die zijn
gansche reëele en ideëele leven legt in hetgeen hij
in woord en geschrift vorm geeft."
Eister durft in dit verband weder spreken van
de inwendige stem", welke den schrijver
souffleeren moet, en die men in den loop der eeuwen
met verschillende namen heeft aangeduid. Alle
geschriften en schrijvers", verklaart hij, waarin
de innerlijke stem niet heeft geklonken, zijn ondanks
hun wellicht een tijdlang durend succes stof en
modder, asch en een nietswaardigheid, welker
aanschouwing de moeite nooit of te nimmer meer
loont."
De auteur moet zich, zegt Eister, vóór alles
rekenschap geven van zijn taak ten overstaan
van tijd en eeuwigheid. En dan in de tweede
plaats, moet hij zich met lijf en ziel aan deze taak
offeren.
De tijd voor den onvoorwaardelijk
waarachtigen, uitsluitend aan de inwendige stem
gehoorzamenden schrijver is heden gekomen. Ons
omgeeft oogenschijnlijk eengeestelijke en zedelijke,
nationale en algemeen menschelijke chaos." En
in dien chaos moet de geest van den schrijver
ordenend werken. Zijn taak is het geweten weder
de heerschappij over den tijd en over de
menschheid te verschaffen."
Evenals Meta Opet en Walter von Hollander
verwijst ook Eister den auteur naar zijn roeping.
Men weet nu allengs wel, dat de schrijver een
roeping heeft, maar hij moet haar in een daad
belichamen.
Wij hebben", aldus besluit Eister zijn opstel,
heden in Duitschland een aantal schrijvers en
dichters, die er naar streven, de opnieuw erkende
groote taak van den schrijver, het geweten van
den tijd en in den tijd te zijn, te vervullen. Ik wil
geen namen noemen. Wie hen ontmoet heeft,
kent ze. Dat wij hen onder ons aan het werk zien.
moet ons met moed en hoop vervullen. Hierdoor
wordt immers openbaar, dat Duitschland en de
menschheid aan het begin van een zeker nog lang'
durende, langzame opstijging staan, in elk geval
niet verder in het bodemlooze verzinken. De
schrijver bouwt als geweten van den tijd den grond
slag, waarop de mensch alleen het huis van zijn
bestaan in alle opzichten kan stichten. Doet een
schrijver dit niet, noemt hem dan niet meer dichter.
niet meer schrijver, noemt hem dan een schrij
vende; een literaat; een man. die wind en woorden
aan een niets, aari een zeepbel verspilt."
Deze beschouwingen en die. welke ik in mijn
vorige bijdrage heb samengevat, laten hetgeen
de auteurs op dit oogenblik in Puitschland be
weegt, van twee zijden bezien; ginds vmi dcu
mercantiel-technisehen. hier vati den
cultureel.ideëelen kant toont zich de crisis, waarin liet «Uil,
niet alleen in Duitschland, verkeert.
Haydii en wij
Het is. thans tweehonderd jaar geleden dat
.loseph Haydngeboren werd.Wij hebben dat tweede
eeuwfeest gevierd met uitvoeringen van zijn
muziek, een muziek, die met die van Mozart en
Beethoven tot de populairste van het klassieke
repertoire behoort. Men spreekt van den
humoristischen Haydn", men luistert naar een symphonie
van hem en naar de goedige grapjes, die hij soms
uithaalt (een paukenslag. een opzettelijk
oversimpel gehouden thema of een finale als in de
Abschiedsymphonie. die uitgaat als een nacht
kaars !) met een glimlach van genoegen en alleen
de ware minnaar van zijn muziek ergert zich aan
het logge in klanksterkte overladen orkest van
onzen tijd. dat zooveel luchtigers en eenvoudigs
voordraagt met een lichtelijk rammelende snel
heid, zoo iets alsof een dikhuid voor elf moet spelen.
Waarlijk, het zou als een vernieuwde gemeenplaats
klinken wanneer de humoristische Haydn eens
echt zoo aardig gespeeld werd als hij zijn muziek
voor zijn sober en duidelijk-klein orkest-ensemble
dacht en concipieerde. Maar zulk een strijd voert
men alleen voor Bach. die den orgeluitbouw van
zijn klank feitelijk veel beter verdraagt.
Muzikaal gesproken ht^eft Haydn onder de
classici niet het belang van een Bach, een Handel,
een Mozart of Beethoven. Zijn muziek was niet
,.epoche"-makend. Hoewel zij als
tijdgenootmuziek dichter bij Mozart en zelfs, een enkele
maal, bij Beethoven staat, stamt zij uit de vorste
lijke muziekkapel-periode der kamer-muziek. Haar
zeer spaarzaam Eokoko, oneindig minder cultuieel
verfijnd dan die van Mozart, is die van de Duitsche
vorstjes. die zich van hun boeren wezenlijk in
niets anders onderscheiden dan dat zij op een
kasteel woonden en de boeren in hutten. De
muziek van Haydn is die van de eenvoudiger!
van geest, zij is in wezen landelijk, behagelijk eri
beminnelijk als het eenvoudi.se leven. De
..Rijkseomponist", zooals hij in Oostenrijk genoemd werd,
bleef een burger, wiens kanten lubben hem altijd
wat vreemd om de grove polsen hingen. Zijn gan
sche leven verliep als dat van een burger, min of
meer afhankelijk van zijn goedmoedigen en
muzikalen broodheer en later op zijn kamer tusschen
de meubels van burgerlui en met een klavier',
waaraan hij zijn muzieklessen gaf. Hij was niet
ruim. als mensch zelfs tamelijk eng. vrij jaloersch
en een beetje mokkend tegen talenten van leer
lingen ilie hem in de schaduw dreigden te stellen.
vandaar zijn gereserveerdheid tegen een Beet
hoven en tegen een Anton Krafft. wiens cello
concert hij zoo goed opborg, dat het eerst na zijn,
liaydii's dood weer voor den dag kwam en voor
Il.aydn's eigen celloconcert doorging -(men leze
daarover' het zeer merkwaardige artikel aangaande
de echtheid van het aan Haydn toegeschreven
celloconcert in het Maartnummer van "Die
Musik" !) Als componist bevrijdde hij zich van
zijn burgerlijke engheid, zijn muziek overtrof hem
in haar ruime speelschheid, haar vlotte, lichte niet
zware geaardheid, hoewel zij nergens de hoogte
van het Olympische bereikte, zopals Beethoven
in diens beste spel-momenten. Haydn sluit, voor
mijn gevoel, in bet speelsche ook meer aan bij
Beethoven dan bij Mozart.
Over het oeuvre zelf van Haydn behoeft hier
niet veel gezegd te worden, het is overbekend voor
zoover het bekend werd, eenige sympbonieëu van
de anderhalf honderd, die hij schreef, eenige strijk
kwartetten van de 83. de orator-ia ..Die
Jahresy.eiten" en Die Nchöpfung", een tiental piano
sonaten, strijktrio's. Zijn solistische muziek be
haalde seen plaats op het repertoire, zijn viool
concert niet. zijn pianoconcert niet, zijn eigen.
echte celloconcert niet. alleen (lat celloconcert
dat van zijn leerling Krafft stamt eri voor- het zijne
doorging, speelt men heden ten dage nog.
GTDDÏNGÊI
fTUYNENBURG
ISCHILDEPSI