De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 16 april pagina 11

16 april 1932 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

MKSARTIKELEN Vervaardiging in Serie ' Otto van Tussenbroek opvattingen dan wel op de voorbeelden van het groot verleden te zijn gericht' wat natuurlijk heel iets anders is. O. v. T Schilderkunst De Klopper, Volksuniversiteit, Den Haag, Xotities Wanneer wij alphabetisch deze reeds wat jaren bestaande groep van jongelui bespreken, dan vinden wij eerst als mannelijk lid, D. Bus, den beeldhouwer enz Zijn houten beeldje van den faun is een der aardige dingen van deze gezellige verzameling werk. Na dien faun vermelden wij den penning voor den vrede en den Oosterling met het zwaard, wiens vormen breeder gehouden zijn dan n die van den Faun n die van den pen ning. Daarna komt mej. Claudine Doorman (Claudine a l'ecole?). Zij vertoont een paar illustratieve gevoelige teekeningetjes de sneeuw met een volte van kinderen en nog oen ander No. 9. Ook de teekeningetjes van mej. Joke EHas, van dezelfde illustratieven aard, hebben iets genoegelijks zie 15 en 17c. Beide, n mejuffr. Doorman n mej. Elias zijn in het beste werk zonder nabootsing van het werk van mevr. Rie Cramer. Mej. Juus Hart man slaagde in de ranke circusakrobate?, Wibbo Hartman in de twee portretten waar een blauw overheerscht. Ik kan echter niet zeggen, dat zij beiden den vooruitgang vertoonen, dien ik steeds verwachten wil. Kraan is de illustrator met de lust voor het komische, Johannes Mul ders heeft de meeste ruimte in twee wit-en-zwart landschap pen; van* de geschilderde landschappen vei-meld ik 40 en 44 terwijl ik hierbij het zelfportret voeg. Beitmann is het levendigst en het meest oprecht in de kleine houtsneden 57, 58, 59, Wim Sinemus is met Bus de beste van de tentoonstellenden. Hij is dat vooral in de la ndschappen 61, 62, 64. Deze landschappen, rijk gestoffeerd, zijn zeer nauwkeurig gegeven en ze kunnen oppervlakkig velen wat droog lijken, maar ze zijn dat niet; er is teederheid in. Verwonderingen. I. Jessuruii de. M Natuurlijkerwijs zijn mijn inzichten omtrent dat, wat ei n museum moet bezitten en tijdig zich aanschaffen, niet dezelfde als die der directeuren onzer musea. Ik vind, dat zij in het algemeen te lang wachten of niet genoeg met felle zekerheid kiezen. Toch heb ik er reeds meer dan ns op gewezen, dat bij dit tijdig aanschaffen, ook zelfs als zij zich lichtelijk vergissen, geen groote sommen betrokken zijn en zelfs bij een vergissing tusschen veel juiste aankoopen, hun dat falen gemakkelijker zou worden vergeven, dan wanneer zij, be vangen van het gedruisch van den roem van den schilder, zeer groote sommen betalen voor een stuk, dat niet is van de beste hoedangheid, die een schilder mogelijk bleek. Maar het lijkt mij toe, datzij bij de Mesquita tot h zeer Is&tzijn. Deze vier-en-zestig jarige, afzonderlijke schilder, afzonderlijk tri getwijfeld in zijn ironische werken (ironisch is eigenlijk een stil woord voor veel gescherpte heftigheid) is noch te Amsterdam noch in den Haag in de musea door ook maar n schilderij vertegenwoordigd. A]s ik het juist aangevoeld heb, bestaat in den Haag de neiging die fout te herstellen, maar testaat die neiging ook te Amsterdam, in de woonplaats van de Mesquita? Dat is mij tot nu toe onbekend, maar in allen gevalle is het daar bovenal de tijd zich zoo'n werk van de Mes quita aan te schaffen, en begrijp ik mij niet, dat de willige directeur daar dat tot op den dag van vandaag verzuimde. Wanneer ik toch naga met wat in de laatste jaren de verzameling dier twee musea weid vomeeuU-rd (ik schrijf vermeerderd, omdat de vermeerdering riet stetds een veii-ijking was!) dan overtreft de Mesquita in kracht en persoonlijkheid velen der aangekochten. Of is hij, vier en zestig jaar, in dit geval nog te jong? Dat zou mij zeer vreemd lijken. . . . <»?»«. Wenekebaeh bij Kleykamp. Den Haag Het wordt in Osw. Weiic-kebach bij Kleykamp duidelijk voor wie het nog niet weten, dat ook in de beeldhouwkunst de nooit overwonnen tegenstander van het romantische het realisme dus (dat op zijn beurt nooit het romantische overwint) weer naar voren ke>rnt evenals ge dat kunt zien in zakelijkheid" en in andere nieuwe uiting, die wij ook met den eenvoudigsten naam van het realisme kunnen karakteriseeren. Van zelf volgt uit dit vastgestelde, dat de verscheidenheden in de verschijningen Wenckebach ter harte moeten gaan en dat een onophoudelijke studie van bizonderheden en stof zijn doel moeten wezen. En daar die verscheidenheid triumpheert in de natuur, vindt de realist 'n die natuur een onophoudelijken steun voor wat hij van uit zijn wezen zoekt. Wenckebach zoekt dus. wanneer hij op zijn best is, uitdrukking te geven in en door de menschelijke figuur, ofschoon deior een jagersinstinct in hem, de weer gave der dieren hem goed zal moeten gelukken. Wij vinden op deze tentoonstelling den beeldhouwer zóó sterk mogelijk in twee portretten en in een figuur (zonder den kop). De twee portretten, die het meest treffen, zijn ten eerste dat van zijn Vader. waar het leven, bezien, zooals een realist dat doet, in straffen ven-m een groote span ning kreeg. Ten tweede: de buste van den uitgever Xijhoff waai- in bewogener en meer uitbundigen vorm dat leven realistisch be grepen, ons duidelijk wordt gemaakt. De figuur, waai- in den nauwkeurig-gemodelleerden vorm de innigheid is tastbaar, is het raak-rijzende lichaam van een jongen. Deze drie dingen wijzen uit. wat deziWenckebach. steeds beter, zal moeten maken: portret, rijk aan geschakeerd leven, en het steeds meer en meer verinr.jj-d volume deifiguur. l'LASSOHAKKT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl