Historisch Archief 1877-1940
12
De Groene Amsterdammer van 16 April 1932
No. 2863
Dramatische kroniek
door Henrik Scholte
Sterre n rege n
Het is weer als in de inflatie-jaren.... Zoolang
de gulden maar hard en goed is, hebben ook de
grootste Duitsche acteurs er geen bezwaar tegen
om, als het Berlijnsche seizoen zoowat afgeloopen
is, dit zeer geduldige land bij de Uuitsche pro
vincie te trekken en er voor de boeren en
buitenlui, die het ongeluk hebben. Hollandsen te spreken
maar Duitsch te verstaan, een beetje met hun
groote namen te komen paradeeren. Het waarlijke
genot, dat zulk naar ons land overgebracht
buitenlandsch tooneel voor minder bevoorrechten zou
kunnen zijn, verandert door de ..Schmiere" en de
&l te duidelijke minachting voor het artistiek on
derscheidingsvermogen van den gastheer, wiens
klinkend onthaal men overigens allerminst ver
smaadt, maar al te vaak in het tegendeel. Ons land,
dat altijd de goede gewoonte gehad heeft, vrij
binnen te laten wat kennelijk beter was dan wat
men zelf presteerde, wordt op deze wijze de dupe.
Is ons publiek dan werkelijk zoo dom. zoo
snobistisch-verpest, zoo karakterloos verknocht aan een
hol autoriteitsgeloof, dat men in de frappante ge
vallen van deze week Pallenberg met ..Eins,
zwei, drei" en Der Wau-Wau".
Moissi-Ba^sermann met een soort reis-necessaire van ..Paust"
de schouwburgen letterlijk bestormt, terwijl ons
«igen tooneel, dank zij interieure troebelen die
echter geen buitenlander iets aangaan, op
apegapen ligt?
Het is inderdaad waar, dat ons eigen tooneel den
toeschouwer den laatsten tijd niet .bepaald vrien
delijk gestemd heeft en tientallen voorstellingen
tot onwaardig tooneel maakte. Maar tusschen die
tientallen voorstellingen door liepen dan ook een
dere successen: lang geleden Royaards'
WauWau", verleden jaar Adolph Engers en Mary
Dresselhuys in Eins. zwei, drei" en, vooral, nog
geen week geleden de ,,Faust" van Saalborn-van
Dalsum. Successen, waartegen de ..wereldberoem
de" Duitschers het op geen stukken na -uithielden !
Drie vertooningen dit wil ik terstond
constateeren waarbij ik onvoorwaardelijk en zonder
eenig nationalisme, zuiver als tooneelliefhebber,
den voorkeur gaf aan het hier gepresteerde. In de
Nederlandsche vertooning mogen zij dan ook al geens
zins feilloos geweest zijn, de kans op een ,,betere"
"vertooning, in den overtreffenden trap, hebben n
de Pallenberg-tournee n het ,-Festspiel und
Ooethefeier" (de man is honderd jaar dood. dat
"weet men toch?) ten eenen male onbenut gelaten.
En daarmede is eigenlijk hun recht, om op dit
«ogenblik over de grens de markt te komen beder
ven, vervallen.
Pallenberg was tenminste nog eerlijk, hij had
geen pretentie, zelfs niet de pretentie, Pallenberg
te zijn. Er is blijkbaar in allen ernst iets niet in
orde met Pallenberg. den ouden caricaturist van
de Zes Personages", den Reinhardt-speler. die
van de uitbundigste burleske den overgang naar
het subtiel-tragische wist te vinden. Tenzij hij het
lot deelt van alle komieken, die op den duur hard
?en bros worden als oudbakken brood en verstarren
in gestandaardiseerde trucjes, of tenzij hij werke
lijk lak had aan de zaal tegenover hem. Arnold
Zweig, een groot en enthousiast vereerder van het
,,Pallenberg-effect", heeft eens in een studie over
,,Juden auf der deutschen Bühne" geschreven, dat
Pallenberg zich pleegt te wreken op de stupide
rollen, die men hem te spelen geeft, door ze te
vernielen en met hun elementen iets van zich zelf
daarvoor in de plaats schuift, dat in zijn stupidi
teit met de stupiditeit van den toeschouwer, die
?daar blijkbaar plezier in heeft, inelkaar geperst
wordt tot een soort keiharde sneeuwbal van
komiekerigheid, waar hij de giechelende massa beneden in
de zaïl in het gezicht keilt.
Dit citaat is woordelijk en het gingdan ook woor
delijk op. Alleen, ir i f hooft Pallonborg dozo rollen,
wie heeft dezen Pallenberg ons opgedrongen? Zij
behooren in Duitschlaiid tot zijn
standaardsuocessen. maar zij zijn dan ook zoo kennelijk uit- en
doodgespeeld, dat zij in hun bruto 011
ongosohakeorde lefschopperij ronduit beginnen tegen te
staan. Er stond, in beide stukken, nimmer een
mensch. zelfs niet een aannemelijk karakter op het
tooneel. slechts een burlo.sk typeair, die voortbor
duurde op de stulpjes van het publiek en twee
stukken, die toch beide hun onmiskenbare kwa
liteiten en vooral elk op zijn manier een zeker raf
finement hebben, tot moes trapte onder een serie
geïmproviseerde mopjes, die zich met een
ergerlijken voorkeur voortdurend om Trijntje en de
Beurs groepeerden. Van Molnar's virtuozen mono
loog, een uur van solo-spel en rijk genuanceerde
dictie, een satyre, die toch ook een goed deel van
zwakheden dezer wereld scherp en geestig weet te
hekelen, bleef niets over dan een eentonige her
haling van de woordspeling Moritz-St. Moritz.
van een parodietje in Zwitsersch dialekt, van
Begonia en den medeminnaar met het dikke buikje
en van vooze aardigheidjes ten koste der andere
(inderdaad niet zeer prominente) spelers, die het
ongeluk hadden, naast hem te staan. Deze rol werd
noch gecreëerd, noch gesproken, wat bleef er
over van de meesterlijke Pinselstriche" van
Norrison-Molnar's wereldpolitiek, er was slechts, op
de zwakste manier van (\>r Ruys. bij wien men
althans vrij-uit lacht, de behoefte aan gekke woord
jes en de vermoeienis van een niet op dreef komen
den clown. Deze monoloog is. als ik mij niet vergis.
precies berekend om op het tooneel het volle uur
te duren, dat zij in werkelijkheid ook veronder
steld wordt, in beslag te nemen. Het duurde hier
in werkelijkheid anderhalf uur. als men niet op
zijn horloge keek nog veel langer. Bij oen goede
vertooning van Eins. zwei. drei" (en Adolph
Eiigers komt daarvoor zeker in aanmerking) is men
zich van dit werkelijke uur zeker niet bewust.
Met ,,Der Wau-Wau" kwam Pallenberg aan
zijn eigen verleden, aan de erfenis van Royaards
en van vele beroemde acteurs op tooneel zoowel
als film. Er zit dan ook in dit ouderwetscho. maar
knap gebouwde detective-stuk nog zulk een
frisscho charme, zoowel om het gegeven als vooral
om het ten voeten uit geteekende karakter van den
ouden nijdas, die voor geen geld van de wereld aan
de humeurige gebreken van zijn leeftijd zal willen
toegeven en nog pienter genoeg blijkt om. min of
meer van zijn leunstoel uit. een aardig ,,zaakje"
te ontmaskeren. Zoo speelde Royaards hem, fijn.
en bijna tragisch, een heer van den ouden stempel.
om als grootvader en hoofd van het gezin met al
zijn eigenaardigheden lief te hebben. Palleiiberg
kleurde ook deze rol, althans voor deze gelegenheid.
met de harde, vlakke kleuren dor burleske: ecla
tant bijwijlen, maar nimmer ook maar oen zweem
van meevoelen of meeleven met dezen mensch bij
den toeschouwer. Pallenberg miste wel ten oenen
male het ,,to be or not to be" van den
tooneelspeler: den toeschouwer Pallenberg te laten, ver
geten voor het karakter, dat hij verondersteld werd
te geven. Eén oogenblik misschien, de scène aan
de ontbijttafel on als virtuoze clownerie de
improvisatie met het spoorboek. Hij deed dat
echter op dezelfde manier als .... Buziau, van wien
ik dit een paar jaar geleden in do revue minstens
oven grappig heb gezien. Rn ik zou Pallenborg
met dit soort werk alleen terug willen zien, als hij
dan ook maar als clown met revue-girls kwam. Dan
was er tenminste ..een" sfeer en dan ..had het oog
ook nog wat" '.
De ..Faust"-opvoering met Moissi-Bissormann
naar men op grond van deze rollen mocht aan
nemen, dus een Keinhardt-extract stelde vooral
te leur als totaal. Kr was geen ..Faust" en er was
geen (ioethe. Er waren lantaarnplaatjes als decor,
heel handig als men op reis gaat. maai' alleen van
nut voor de spelers zelf. Wat de toeschouwer met
dit Neurenberg op den achtergrond moest doen.
was niet duidelijk. Kr u;;s ook maar een bootje
van de verschillende tafereelen over. Ook al weer
nuttig on. volgens (loetho zelf. geoorloofd. .Maar
toch zeker te schamel. <ilx men nu eenmaal do pre
tentie heeft, een ..Faust "-opvoering te brengen en
niet de monologen van do twee hoofdrollen, met
drie of vier spelers, die alle nog overgebleven rollen
moeten dii-tri-en-t|uadruplooren. Bovendien kan
ik het toch niet gedroomd hebben, dat ik verloden
week een ..Faust", zij het dan ook niet in het
Duitsch. gezien heb. die juist uitblonk dooi' zijn
decors; die over het geheel een voortreffelijke en.
voorzoover de sppelbaarheid toeliet, uitgebreide
selectie uit de dozijnen tafereelen had. en bovendien
bijna vergat ik de bijkomstigheid een Faust.
een Mephisto en een (Iretchen, die ontroerden '.
Van do Duitschers ontroerde. . . . niemand, on
danks ..all star cast". Verstandelijke indrukken gaf
alleen de Mephisto van Bassermann, die misschien
een voel grootscher figuur geweest zou zijn tegen
een anderen achtergrond in oen deugdelijker ver
tooning. Bassermann's Mephisto behoort tot zijn
erkende successen, vooral om zijn opvatting. Wie
een gespannon jonker, oen soort daomonischi:
gentleman verwacht, komt hier, en zulks misschien
terecht, bedrogen uit. Deze Mephisto is vut pek en.
zwavel geboren, een schalksche duivel der volks
sage, leelijk als de nacht, ongevaarlijk al is hij nog
zoo cynisch (men griezelt" geen oogenblik, n aar
men amuseert zich met hem). Hij speelt hem als
een insect, met hier en daar
oudemannetjesmanieren: eerlijk gezegd lijkt hij wel eens verdacht veel
op een dronken kereltje, schuddebollend en met
zwikkende knieën. Maar de zuiverheid van deze
opvatting, het hyperintelligente actcurschap en
de plastische kracht van Bassermann kwamen toch
duidelijk genoeg naar voren in de scène met den
scholier (Saalborn coupeerde, in navolging van
Royaards meen ik, dezen Streit der Fakultaten")
en in de tuinscène, waar Else Bassermann de
Martha speelde en eigenlijk heelemaal niet oud en leelijk
en daarom ook geen geloofwaardige Marthawas.
(Haar stukje echte burlekse als de heks in den
Heksenkeuken was als zoodanig veel beter in stijl).
De (ïretchen van Karin Evans scheen in het begin
een zonderling sentimenteele stenotypiste, met de
tuinscène kwam zij wat op dreef om in de
kerkersscène eventjes te spelen, kon het echter als geheel
niet halen bij de Gretchen van Willy Haak, noch
wat opvatting (die er dunkt me niet was) noch wat
uitbeeldingskracht betreft.
Blijft de Faust van Moissi, een prachtig
verzenzegger, maar een drukdoenerig comediant, die ook
in grime bitter weinig den Faust van de studeercel
kon suggereeren, en na de pauze een soort blonde
Alcibiades, die van onmanlijkheid niet op zijn
beorieii kon staan. Het weeke idealisme van Moissi
neigt veel meer naar Schiller dan naar Goetho. hij
speelt bij voorkeur met gesloten oogen on zoo mo
gelijk zwijmelend. En dan natuurlijk ook hier de
schreeuwerige uithalen van een stom. die ik op
hoog gezag aanbidden moet ! Ik heb hom feitelijk
maar n oogenblik gewaardeerd, zoo rondom het
Paaschgezang en den gifbeker, den declamator
Moissi met alle hebbelijkheden (hij speelde voort
durend met zijn gezicht van onder op door een
zachten schijnwerper belicht) van een
aarts-Narcissus. die ook als Faust niet van het door hemzelf
dweepziek bewonderde phaenomeen Moissi loskomt.
Het zijn geen successen geweest, deze drie avon
den Duitsche sterrenhemel, waarbij wellicht goed
verdiend werd, maar waarbij dan toch ook de
naam van de Duitsche tooneelspeelkunst en van
degenen, die op de planken stonden, leelijk te grab
bel werd gegooid. En waaruit het Nederlandsch
tooneel slechts de schamele winst puurt, dat het
inderdaad maar helaas achteraf beschouwd
betere waar gaf voor minder geld.
AAN
INZENDERS
VAN MANUSCRIPTEN
wordt verzocht bij hun
bijdragen een gefran
keerd briefomslag met
adres van den afzender
in te sïuitan.