Historisch Archief 1877-1940
No. 2863
De Groene Amsterdammer van 16 April 1932
17
Van boeken, bikken en barbaren
door Albert Heiman
De crisis en <le literatuur
Klein is het getal dergenen die boeken lezen;
kleiner nog is het getal dergenen die boeken
koopen; maar allergrootst is nog het getal dergenen
die verwonderd of zelfs verontwaardigd zijn,
wanneer een schrijver beweert dat hij zijn boeken
maakt zooals een schrijnwerker zijn meubels:
omdat het zijn vak is, en omdat hij van zijn vak
moet leven. Men is in zekeren zin fabrikant, al
ontbreken ook hier de gradaties en soorten niet.
Er zijn er die werken onder de kenspreuk min
zaam aanbevelend", of niet de meeste hoog
achting", of ,,uw dienstwillige dienaar", of
customer is king". Men vindt er zelfs enkelen die zich
gedragen als sommige antiquairs: ik heb liever
dat u doorloopt dan dat u iets van mij koopt.
Maar het is krankzinnig van deze laatste categorie
de normale te willen maken.
Een boek uitdenken, een boek droomen en
doorleven is een heerlijke bezigheid; het van
a tot z opschrijven is echter een afschuwelijke
handenarbeid. De heele dag in harde steen hakken
is ook zoo plezierig niet, zelfs wanneer je nu eenmaal
beeldhouwer bent. Maar daar is de leverantie,
en de drang om ook aan anderen te openbaren
wat je zelf reeds weet. Een schrijver schrijft om
gelezen te worden; niemand heeft de behoefte
zichzelf zwart-op-wit iets wijs te maken. Maar
tegelijk schrijft men ook omdat er anderen zijn
die gaarne lezen. Al is een boek nog zoo'n graot
kunstwerk, het is tegelijk ook handelsobject. En
om een boek, goed of slecht, te kunnen schrijven,
moet men dragelijk kunnen ademen, niet al te veel
honger en kou lijden en niet al te erg ziek zijn.
Nu is het voor velen nog altijd een axioma.
hetwelk niet omver te praten valt, dat het schrijven
van boeken een luxueuze bezigheid is ,die men zich
moet kunnen permitteeren, of die men anders
laten moet. De goede schrijver in Holland dient
te beginnen met een huisje aan zee of op de
Veluwe te bezitten, voldoende middelen om kleine
reisjes naar het buitenland te maken en het verder
rustig uit te zingen, wanneer hij geen zin heeft
iets uit te voeren.
Er zijn van die geluksvogels, doch zij zijn
zeldzaam. De meeste schrijvers moeten zich
daarom hun luxe langs andere wegen permitteeren.
Van Oordt was postdirecteur en Ary Prins koop
man. Verwey is prof en Hopman was journalist.
De meeste onzer schrijfsters zijn echtgenooten,
wat niet te onderschatten valt, en de meeste jonge
auteurs bergen het veege lijf in de journalistiek of
in de advocatuur. Menigmaal komen zij erin om.
Men neemt het hier echter als vanzelfsprekend
aan, dat wie van zijn boeken wil leven, zichzelf
dwingt tot de paupers te behooren. Wie van het
schrijven een vak" maakt, bedrijft een soort
van landlooperij; hij mocht net zoo goed
dag-indag-uit molentjes maken.
Dat is de hollandsche opvatting. . . . met uw
welnemen een opvatting van halve barbaren;
de opvatting der cultuurloozen. Want de sprookjes
verteller bij de Indianen, de danseres in Azië, de
liedjesman bij de Soedannegers en de trommel
slagers bij hun Zuiderburen leven even goed van
hun werk, als de man die daar fraaie banken en
versierd keukengereedschap snijdt, die
gedrochtelijke juju-poppen maakt en maskers aan elkaar
flanst. Daar is kunst geen luxe, maar een heel
gewoon onderdeel van het leven, dat ook heel
gewoon betaald wordt. Evenals bij ons in de
middeleeuwen, in werkelijk goede tijden, de
kunstenaar niet als de een of andere half-idiote
uitzonderling werd beschouwd, maar behandeld
werd zooals vandaag een chirurg of een ingenieur.
Onder de barbaren is echter het bestaan van
den kunstenaar-pauper mogelijk geworden, en
onder deze paupers, intellectueel" lijkt bijna
een synoniem daarvoor zijn de schrijvers hier
gewoonlijk de grootste armoedzaaiers. Het bestaan
van zulk een klasse heeft de opkomst in de hand
gewerkt van den kunstenaar-parasiet, dat is de
man die maling heeft aan het ..vak" en die bij
voorkeur a-sociaal voelt. Hij meent recht te
hebben op volledige uitleving van zijn willekeur
en tegelijk op volle verpleging door zijn
medemenschen. die voorzoover ze niet tot de bezittende
klasse (d.i. de overvloed bezittende klasse!
behooren, daar feestelijk voor bedanken.
De kunstenaar-parasiet is alleen in onze corrupte
barbaren-maatschappij bestaanbaar. Zijn veronge
lijkt lijders- (of leiders- )gezicht heeft niets te
maken met de rnartélie-van-den-geest welke iederen
kunstenaar is opgelegd, zooals de dokwerker zijn
spierpijn en de boer zijn eelt heeft te dragen. Vak
is vak. En wanneer de radicale Marxist het werk
van den intellectueelen arbeider economisch in
eenzelfde klasse waardeert als het werk van een
handenarbeider, dan heeft hij in dat opzicht
volkomen gelijk. Boven een zekere algemeene
marge kan men maar met n factor rekening
houden, dat is: de prestatie. De schrijver die
lectuur" levert heeft minder last om zich sociaal
te handhaven dan de man die kunstwerken maakt
welke slechts voor weinigen toegankelijk zijn.
Daarin schuilt zeker een nieuw probleem, waarvan
de oplossing intusschen niet tot de onmogelijkheden
behoort, getuige het succes waarmede sommige
uitgevers de publicatie van literaire kunstwerken,
die in den beginne slechts weinigen aantrekken,
met jarenlang geduld weten door te zetten.
Het klinkt bijna absurd, maar de schrijver kan
tot zijn uitgever in een patroons-verhouding staan.
De uitgever kan patronus" zijn in de meest ver
heven zin: vaderlijke beschermer van het kunst
werk en het kunstenaarschap; iemand die het
mogelijk maakt dat in een economisch moeilijker!
tijd de kunstenaar zijn sociale positie kan hand
haven zonder het beste deel van zijn wezen te
vergooien.
Natuurlijk zijn degenen die hun handel" zoo
voornaam opvatten, hoogst zelfdzaam; en de
schrijver die zulk een uitgever ontmoet, mag een
zeer feestelijk bonsoir" zeggen tegen zijn geluk
sster. Ze zijn er echter, ook in Nederland !
In de meeste gevallen evenwel komen de sociale,
wanverhoudingen waarin de schrijvers verkeeren
het duidelijkst aan het licht, in de relatie waarin
zij tot hun uitgevers staan. Legio zijn de kleine
en groote bedriegerijen, de meer of minder
immoreele contracten waarover de scribenten zich
beklagen, wanneer zij, als ambachtsman tot am
bachtsman, het eens over deze dingen hebben.
Ik sprak niet n schrijver die niet weieens ..erin
geluisd" was.
Nu moet men ooit drie dagen werkelijk honger
geleden, en zonder behoorlijk onderdak gezwor
ven hebben, om verder een levenslang respect.
te koesteren voor koning Honger. Wie hem niet
kent, moet over deze dingen liever zwijgen. En daa.r
zich in de huidige tijdsomstandigheden het schrale
koninkrijk meer en meer uitbreidt, zijn ook veel
meer schrijvers zijn trouwe onderdanen en vazallen
geworden. De stille tournooien met uitgevers
ontaarden steeds meer in larmoyante gevechten.
Er zijn beroemde schrijvers die zich niet meer
schamen over hun proletariaat, en die op eigen
wijze hun klassestrijd uitstrijden.
De werkgevers-allure van sommige uitgevers heeft
niets te maken met het boven aangeduide patro
naat. Hoe dikwijls gebeurt het niet dat zakenlieden
zich verontwaardigd aanstellen, wanneer een
auteur, vooral indien hij nog niet gearriveerd is,
in een vrije koop- en verkoopverhouding wil staan
tot zijn uitgever, een medezeggenschap eischt in
de materieele productie van zijn boek. Ken mede
zeggenschap gelijk aan die welke men, theoretisch
althans, reeds lang aan fabrieksarbeiders toekent.
Onlangs heeft Tucholsky een brief gepubliceerd
van een van zijn lezers, die hem een spoedige dood
toewenschte darn.it Ihre Bücher billiger werden
(so wie (Joethe zum Beispiel). Ihr letztes Buch
ist wieder so teuer, dasz man es sich nicht kaufen
kami". Kn daaronder heeft hij als antwoord eenige
malen afgedrukt: ..Liebe lierren Verleger! Macht
unsre Bücher billiger !" Ook dat is in dezen lijd
waarschijnlijk een dringende eiscli. en iedere
uitgever die hierop onmogelijk" antwoordt.
moet bedenken dat het juist zijn ta«k is dergelijke
problemen op te lossen. De vormproblemen waar
mee een schrijver te kampen heeft, zijn vast tien
maal moeilijker.
Maar evengoed als kunstenaar-parasieten bestaan.
er ook uitgever-parasieten. Menschen die met een
schijn van idealisme en met de noodige economische
ondeskundigheid maar los en vast aan 't drukken
slaan. Wij hebben ons jarenlang vergaapt aan
het mooie boek", aan het typografische kunst
werk. Het is stellig wat waard. Doch er zijn
dringender dingen vandaag. Een boek is een
ideeën-drager, en wie zal in tijden van armoede
en honger erop letten of de zalmbusjes een mooi
etiket dragen? Men wurmt ze zoo gauw mogelijk
open om zich aan hun inhoud te goed te doen.
* *
*
Is het in 't openbaar uitspreken van al deze
reflexies tot nu toe niet taboe geweest? Een waar
kunstenaar mocht niet denken aan zijn maat
schappelijk leven, aan zijn nooddruft. Als tegen
prestatie werd hem oneerlijkheid en oplichterij
niet zoo zwaar aangerekend. Zie maar eens naar
onze tooneeltoestanden. Maar het is duidelijk dat
een andere groep van kunstenaars zich liever niet
maatschappelijk rangschikt bij de Histriones, die
in de middeleeuwen terecht geen burgerrecht
genoten en buiten de stadspoorten moesten over
nachten. De romantiek als poque der verheer
lijking van de onmacht heeft een aureool gegeven
aan alle kunstenaars-op-het-zolderkamertje en
artiesten-op-de-mesthoop. Maar een beter leven
hebben ze niet gekregen, en het ras der ontevreden
mokkers die zelden of nooit komen tot een groote
scheppingsdaad, is aangegroeid als de ratten. Wie
zich dorst te beklagen werd uitgemaakt voor
bourgeois, wie zich aan de inflatie onttrok ge
brandmerkt als arrivist. Maar nu de kunstenaar
proletariër wordt, moet men het voor lief nemen
dat hij impliciet arrivist wordt. Het komt er
overigens maar op aan waar men wil arriveeren.
Ivaten kunstenaars en uitgevers beiden hun
aureolen opbergen bij de hooge-hoeden der
vroegere beursbezoekers. En zakelijk zijn bij het
zakelijke. De zwanen die Apollinaire bezongen
heeft, steken hun heerlijke halzen onder water
en moeten, om zich te voeden, in de modder van
de vijver-bodem wroeten. Met dezelfde kop waaruit
hun zwanenzang weerklinkt. De romantici hebben
die ontdekking nooit gedaan, en de zwaan is er
niet minder blank om, nu men weet waar hij het
vandaan haalt". Voila.
En nu wilde ik maar dat dit de knuppel in het
hoenderhok der schaamteloozen was. Wij hebben
het nu zoo lang over nachtegalen en idealen gehad;
laten wij het ook eens over guldens en honger
hebben. Trouwens, in tijden van hongersnood
kan men het beste kookboeken lezen.
DE LIEREMAN
In 't oude stadje waar Ik Hei/ te (heulen
werd pan een liereman het lied gehoord
nol romantiek van liefde en nachtegalen,
oud tms het orgel hangend aan een koord.
De keien waren Jteet door 'l zonnestralen
en kind'ren brachten vlug niet schuchter woord
het ventje een munt, hij n/ieelde dankend voort,
zij liepen mee bij 't drauiend-geld-ophalen.
Langs dl die gevels ofiiraorts klonken tonen,
langu de verdiepingen met zaehte kleuren
en hooyer langs den driehoek met klein raam.
Gelukkig trie genoot van dit gebeuren.
liet ivas een oude stemming zonder naam,
geluk ra n (/eren daar icaar mensehen wonen.
JOH A N K K DDLNd 117.S'