Historisch Archief 1877-1940
f'
f.
p,
ir
m
t
l'
Pascin
Fransche Schilderkunst. Stede
lijk Museum, Amsterdam
Deze tentoonstelling met haar vele
schakeeringen begint met het werk
van schilders omstreeks 1900 en pijl
na pijl wijst in het museum den weg
aan, dien wij volgens de inrichters
te volgen hebben in de door hen
saamgestelde verzameling. Ofschoon wij in
dezen weg eenige ongelijkheden vinden
(kon dat ook anders?) zullen wij niet
onwillig zijn, te eer omdat wij het
werken der leiders waardeeren en de
moeilijkheden niet onderschatten. Wij
zullen ook niet sociologisch of
oekonomisch noch philosophisch te keer gaan;
wij bespreken de schilderijen om de
verdiensten die zij volgens schilder
kunstige eischen bezitten; wij bepalen
de waarde der schilderijen, die hier
zijn, anders werd het artikel te zwaar.
In de eerezaal vinden wij Vuillard,
Bonnard, Dufy, van Dongen, Dérain,
Matisse, Friesz, l'Hote. Wanneer wij
zeggen dat van Dongen hier zeer goed
vertegenwoordigd is, is daarin noch
chauvinisme noch overdrijving. Het
bekende portret van Bappoport in
zijn gedrongen levendigheid doet toch
in een goede kleur een psychologische
opvatting van den afgebeelde zien,
welke opvatting een onmiddellijke en
eenvoudige is. Dan is er bovenal als
kleur te roemen het portret van de
vrouw in het blauwe kleed met de
witte ornamenten. De kleur heeft
hier een warme weligheid, die ge in
het gezicht met den zoeten mond terug
vindt, een mond, die ons herinnert
aan monden, door een anderen
Hollandschen schilder gemaakt, maar deze
mond is gelatener. De Oosterling (No.
64) behoort even ongetwijfeld, tot van
Dongen's eenvoudig-rijke werken, de
Aegyptische (66) vertoont in den een
voud van kleur toch een bepaalde
moed-wil, die van Dongen gevaarlijk
soms zou zijn. Laprade, die in deze
zaal eveneens is te zien, is niet belang
rijk, van Vuillard herinner ik mij veel
verfijndere zaken; Bonnard's vereen
voudigd zeegezicht is zijn beste;
Guérin is zwak in zijn,,popperij", nor
maal in zijn naakt, van Fresnaye is
een stilleven als 92 door groote vlek
ken rijpe kleur het meest te waardee
ren, L'Hote steeds vlakker heeft
havengezicht, en gansch vlakke figuur,
die hem nooit tot de waereldschilders
kunnen doen rekenen, terwijl Friesz'
FRANSCHE SC
Een Bijzondere Tentoonstel
1900
Schilderkunstkroniek
Chirico
kleurig landschap (No. 93 uit 1907)
het aangenaamste is. Weidscher ver
tegenwoordigd zijn Dérain, Matisse,
Dufy. Dufy laat allerlei zien. De Ba
dende is meer een schilderij groot van
afmetingen dan inderdaad grootsoh;
een zee vol met kleine schepen heeft,
gewild, iets van de naïveteit van een
prent en een geestigheid die wij in
Holland niet zouden kunnen hebben;
een groot landschap bewijst van Ooghs
invloed. Naverteld door een luchtiger
schilder is daar de ernstige toewijding
van den Hollander aan het
ZuidFransche landschap; het werk, dat
wij het zuiverst achten is dat portret
van Mevr. Dufy waar, tegen
eenlichtblauwen achtergrond, effen en
gratieus, de afgebeelde geschilderd werd
en ge tevens het behagen gevoelt van
Dufy in 't lijnen spelen. Matisse heeft
ons niet door pracht of hevigheid over
rompeld, ook niet als expressionist. Wij
vinden de sierfiguur op den
gebloemden achtergrond ongetwijfeld wat wij
van al de werken zouden verkiezen.
Derairis stilleven in bruinen is merk
waardig. Het is merkwaardig niet zoo
zeer om het enkele stilleven dan, en
meer om de ruimte, die het sugge
reert, en die overal leeft, terwijl wij
het landschap (61) beter vinden dan
de andere overige en een portret (59)
ietwat zakelijk zoo ge w;lt, niet
wenschen kunnen te bezitten. Ten slotte
dient hier veimeld te worden, dat zij,
die niet meer werk kennen van deze
schilders, niet tot een eindelijk oordeel
zich bevoegd kunnen achten. Na deze
reeks met zijn ongelijkheden komen
wij in de zaal der ZondagscAiWers; J
** *
De eisch te stellen aan een goed
Zondagschilder is dat hij bepaald ge
brek aan noimale vaardigheid over
wint door trouwhartigheid, toewijding
en diepe kinderlijkheid. Onbetwist de
grootste is Rousseau Ie Douanier.
Innerlijke macht, verwondering en
een forsche phantaisie zetten hem
afzonderlijk tusschen zijn makkers
van wie ik nog veimeld Rimbert (het
stadsgezicht op de apotheose van
den Douanier) Vivin, den man der
streepjes en der grijzen en Bornbois,
ongelijker, een schilder van boomen.
Voordat wij tot de Vreemdelingen
overgaan moeten wij uit de groote
zaal Marquet nog noemen, die van zijn
strakke zuiverheid en vereenvoudiging,
in het Luxembourg te Parijs een
schilderijtje heeft, dat hier niet over
troffen werd door het weekure inge
zonden. Maar terecht zijn de Vreem
delingen, die in Parijs hun heil vonden,
hier niet weggelaten. Terwijl ge Kars
niet tot de grooteren kunt rekenen,
was deze
tentoonstel
ling zeer
onvolledig
geweest
zonder Pas
cin,Modigliani,Chagall,
S o u t i n e.
Kisling, die
eveneens
hier hangt,
heeft vei
diensten
zondervoort r e f f e l i j k
ooit te zijn. Modigllani (het werk als
kleur rooder dan ik dacht) is steeds ge
weest een ongewoon tref f end teekenaar
van naakt. Ook hier is een naakt, dat
zijn verdiensten in de schilderkunst der
waereld u duidelijk maakt en er zijn
Utr
M.etz\
portretten van hem hier,
subtiel-eenvoudige, met de bekende lichte ver
vormingen hem eigen (het gerekte ge
zicht, de lange neus) die ons herhaal
den wat wij, bewonderend, van hem
kenden en erkenden. I'ascin'Q kleur
is die van parelmoer in allerlei nuan
ces. Kn daarin geeft hij zijn vrouwen
die in hun korte lichamen, omlijnd
door de gebogen lijnen sensualiteit en
luiheid vertoonen. Van de
straffergekleurde werken, zwaarder van
neeryet, ontbreekt een voorbeeld, (.'hayull
hebben wij te kort geleden geprezen.
vooral om zijn kleur, om dit te her
halen, (ie vindt hier weer deze kleuren
/.ijn vertellende phanlaisie. zoowel in
de voorstelling met. de figuren <1 e Ver
loofden, als simpeler in het Boeket.
iïouline is zoo goed als onbekend in
Holland en liet was noodiy hun te