De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 23 april pagina 11

23 april 1932 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

:HILDERKUNST \ing in het Stedelijk Museum 1932 door A. Plasschaert laten zien. Een schilde rij als de Ge slachte Koe, ge vindt het misschien te bewegelijk in de Voor dracht ? is een der gul ste werken waar kleur uitbundig in triompheert zooals zijn jongen in het rood, dat rood in een buitenge wone stelligheid en kracht ons geeft. Deze vreemde" Parijzenaars zijn on getwijfeld een belangrijk deel der ver zameling. Wij zelf zouden het ge mengd gezelschap der Romantici niet Ho tger net aulken naam hebben gesierd. In lun zaal vinden wij de Vlaminck, niet inkel in zijn schilderijen met het drei gende wit (dat ons toch aan oude Holanders enz. doet denken) maar ook _n een opener en meer bloeyende kleur n stilleven en landschap. Vereenvouligend en sterk plastisch zijn de figu?en bij Gromaire, en er is een neiging ot het synthetische (zie 110, 111 itc.). Het is een schilder, die buiten »nze grenzen meer dan n heeft be nvloed en ge begrijpt dat hier: er is een misschien wat eentonige) kracht naar die in haar wezen bepaalde teeLerheden toch niet ontkent. Deze teelerheden zijn ook in Utrillo's stads,'ezichten. Zeker in sommige zijner Ferken. In andere vindt ge het gede stilleerd ietwat naief realisme der za:elijken. Ook Rouault was pijnlijk on bekend in Holland, terwijl zijn wezen ons toch past. Hij, de glazenier (en dat hij dat is merkt ge in sommige teekeningen) is hier niet in zijn hoon maar in zijn tragische» Clown een der psychisch-belangrijkste figuren van de gansche uitstalling. Bij de neonaturalisten wekt Dufrestie de bewon dering. Hij is een colorist van onge wone rijke veelzijdigheid; in zijn werk vindt ge in de voorstellingen den rijk dom der legende. Een stilleven vertoont bij grooter wijdheid een analogie met een werk van Coba Ritsema, maar zeker kenmerkend zijn voor den laatsten tijd een aantal composities van kleur vol figuren, dieren, boomen en planten, staatsierijk en gul en toch natuurlijk, die dezen schilder voor mij tot een der blijvende schilders maken. Goed zijn de teekeningen van de S gonzac, wij waardeeren Le Fauconnier's kleur; wij vermelden Conrad (=Kik-kert). De volgende zaal is die der cubisten, puristen, neoplastici. Bij dezen is de natuur aanleiding geweest tot een soms zeer fraai theoretiseeren. Wij vinden er Picasso (een latere tentoon stelling zal ons aanleiding geven tot een vollediger studie over hem) ge deeltelijk vertegenwoordigd in de rich ting waar het vlak het volumen over wint. Wij zien er Léger, Gleizes, Metzinger in dergelijk pogen; wij vinden er Arp, dien wij overschat achten, en den. abstracten Mondriaan smetteloos, koel, beperkt, Braque die in zijn fransch cubisme het kleur-gevoelig oog steeds wél doet. Wij komen nu tot de jongeren als Chirico, nauwkeu rig, toch op een ander plan dan de gewone" werkelijkheid; Oudot, aan genaam maar niet meer: Blauc met diepere, hartstochtelijker rooden; wij noemen van de Vrouwen Suzanne Valadon en Laurencin, gratieus, ver fijnd in haar lesbische? figuren. Hiermee is onze rondgang ten einde. Dit artikel is een wegwijzer naar wat er aan wezentlijk werk is op deze ten toonstelling. Deze tentoonstelling, ik herhaal, moet iedereen gaan zien, die weten wil wat er in de latere jaren ontstond. Zij helpt onze schilderkunst begrijpen al is zij niet volledig', al doet zij sommigen te kort. Zij is, door dit alles, een verdienstelijke daad. En daarvoor d e inrichters, Baard en Koëll, te prijze-. PL. Epi van de Velde?Van Brussel bij Van L,ïer, Amsterdam Mevr. v. d. Velde?van Brussel is en blijft voor alles coloriste. Wat ik dan hier in dezen zin bedoel, dat zij in het kiezen, mengen en op het doek neerzetten van haar kleuren vreugde en voldoening beleeft eii * -J^, * '. ' ?~ ^^Sw1^ l Modigliani daarmede op directe wijze uiting geeft aan haar zwaar, dramatisch tempe rament. Niet is het in de eerste plaats zoo, dat een bepaald kleur-aspect van het onderwerp door haar tempera ment heen gezien wordt en vervolgens in het werk te spreken komt, maar dit temperament is er, kan men zeggen, in de kleur en kleurharmonieën rst en daarin komt dan later min of meer toevallig" het sujet te staan. Er blijft nogal eens een zekere wan verhouding tusschen het zwaar-geladene, het sterke van dit kleur-fonds, de algemeene kleur-opzet en de struc tuur en volume-werking van het spe ciale gegeven, die zonder veel vastheid, zonder veel spanning zijn. Daar waar dit speciale gegeven toevallig" door kleur en karakter de schilderes ligt en als het ware direct in den zich uitstortenden stroom van haar tem perament meteen kan worden opge nomen, is deze wanverhouding 't minst \oelbaar en geeft zij haar beste werk. Dit is dan bijv. het geval bij een doek als Indisch meisje in rood, in enkele stillevens met appelen. Soms is het alsof de artiste door een zeer bewust afremmen van de vaart waarmede zij zich anders in haar donker-dramatische kleur uit stort, door het aanslaan van een lichter, minder nadrukkelijk vlakker gehouden kleur-accoord streeft naar hechter eenheid tusschen kleur en vorm geving (meisje met kat). Toch wil het mij voorkomen, dat een nog sterker en meer voldragen evenwicht bereikt zal worden indien niet de vaart tot in de donker-dramatische kleur wordt afgeremd, maar als juist vóór alles gestreefd wordt naar een sterker plas tiek, een tegelijk meer vaste en meer bewogen vormgeving, die deze kleur als noodzakelijk tegendeel eischt. Juist omdat Mevrouw van de Velde zulk een echt schilders-temperament bezit blijft men, dankbaar voor het goede dat zij ons met deze exposi tie ook thans weer schonk, uitzien naar het nog meer voldragene. Echte schilders-temperamenten zijn onder onze huidige beeldende kunstenaars te schaarsch dan dat wij ze niet in eere zouden moeten houden en we hun toekomstigen groei niet met daadwerkelijke belangstelling zouden blijven volgen. A. E. v. D. T. Henri Matisse

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl