De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 23 april pagina 18

23 april 1932 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

18 De Groene Amsterdammer van 23 April 1932 No. 2864 Tourisme PALIZZI l "r L De onbekende bergnesten in het onherbergzame binnenland van ZuidCalabriëzijn meestal slechts door een muilezelpad met den spoorweg, die vlak langs de kust loopt, verbonden: wie er heen wil, dient te voet te gaan zoo hij geen ezel tot zijn beschikking heeft. Ik denk terug aan dien warmen namiddag in de maand Mei toen wij met ons vieren, na een lange, ver moeiende tocht in de barre zon, bepakt met de zware last onzer rugzakken, zweetdruppelend en een beetje hijgend de stadspoort van Palizzi binnentraden. Onze schreden richtten zich werktuigelijk naar de kroeg. Een tamelijk groote, koele ruimte, uitsluitend verlicht door het gat van de deur, de wanden zijn misschien ns, in langvervlogen dagen witgekalkt geweest; het ruikt er naar wijn en er zijn ontelbare vliegen. Sinds lang kenden wij de geringe toeschietelijkheid der bevolking van Calabrië: men is er niet, gelijk in het Italië-van-den-toerist, gewend aan vreemdelingen; een vijandige stemmlng echter, zooals wij die ditmaal voelden, was ons tot dusver nog niet overkomen. Op onze vriendelijke vra gen kwamen slechts morrende onver staanbare antwoorden; onze blonde haren, vreemde kleeding en rare bagage wekten blijkbaar groote arg waan en ik ben er zeker van dat men ons verdacht van gettattirn" en mal occhio". Men draaide ons in letterlijken zin den rug toe en onze aanwezigheid werd ter nauwernood geduld. Zwijgend, met norsch gelaat en kennelijkeii tegenzin, gaf de waardin gehoor aan ons verzoek om wijn. Zij was, gelijk de meeste Zuid-Italiaansche waardinnen: dik en vies. Hier blijkt het noodig om twee leden van ons reisrmartet voor te stellen: de een was Zwitser, schilder en citer speler; de ander Franschman, his toricus en dichter; de citer-speler redde ons uit den benarden toestand, waarin wij ons bevonden, de dichter bezong den citer-speler in het vol gende epigram. Barbu comme Appollon, et joueur de cithare, II fit danser. ... les Muses et même un chef-de-gare. Kalm, bijna plechtig, nam onze makker de citer uit haar foedraal, en begon te tokkelen, eerst zacht en als het ware voor zich zelf allén. met korte onderbrekingen om een snaar te stemmen die niet niet zuiver klonk, maar gaandeweg zekerder en luider en meer consequent een be gonnen melodie voortzettende. Hij speelde en speelde en keek niet op van zijn spel, als verzonken en zelf gegrepen door de tooverkracht die er van uitging. Wij, zijn drie makkers. keken naar hem en naar de mannen rondom ons, en aanschouwden het wonder van de ban der vijandigheid die verbroken werd. De eerste accoorden werden wollicht met gefronsde wenkbrauwen aangehoord, met een gevoel van: wat beginnen die rare ..forostieri" nou?, maar weldra werd er een stoel met veel gekraak omgedraaid en kregen wij een gezicht inplaats van een achterhoofd te zien, en nog een, en nog een. De waardin kwam aarPalizzi Naar een houtsnede van M. E. Escher zelend, voetje voor voetje, nader en bleef staan met open mond, n hand in de zij, de andere wrijvende over haar smerige boezelaar; en opeens waren er kinderen, twee, drie, vijf, met loopende neuzen en wijdgesperde oogen, die zich waagden tot vlak bij den toovenaar, aangetrokken door die zoete accoorden en die vlugge tokkelende handen; en een van de mannen stond op en ging staan terzij van den muzikant, leunende op zijn knuppelstok, zwijgend, met verrukte. gebannen blik. ,,De rattenvanger van Hameln," dacht ik. De eiterspeler keek niet op van zijn spel; uit zijn instrument kwamen klanken, zonder ophouden: Napolitaansche liedjes. stukken van Italiaansche opera's, Zwitsersche jodelwijsjes, Weensche walsen, vroolijke marsenen. Hoe lang' het duurde kan ik niet zeggen; het leek mij heel lang, en ik zie het voor mij, zóó duidelijk alsof het gisteren gebeurde. Het was een ontroerend wonder dat zich voltrok. Toen eindelijk de snaren zwegen en de rappe handen stil werden. keek de citerspeler op. glinlachend, zeker van zijn macht, en om hem stond een dichte haag van toehoorders die losbarsten in applaus en riepen: Bravo ! bravo ! bis ! bis !. . . . en de handen aaiden dadelijk weer willig over de snaren en volkomen stil werd het weer. Maar nu voor korten tijd: het was maar een toegift je. Toen de hernieuwde orkaan van toejuichingen verstild was, kwamen de tongen los: Wie zijn jullie;' waar kom je vandaan? wat kom je hier doen? waar ga je naar toe? en/., en/,.. een stroom van vragen, en uitroepen: het ijs was gebroken. Wij moesten wijn accepteeren, waarvan wij te veel dronken, hetgeen aangenaam was en de goede verstandhouding nog ver beterde. Kr werd geklonken op de ..forestieri", op de ..musica". op Italia. op den Ducc. M. C. KSCIÏKH Fransche boeken Marcel Vrlaiiil Met zijn roman ISOrdre had Marcel Arland reeds bewezen dat hij een der besten, zoo niet de Vieste romancier was van zijn generatie, die de jongste is. Al de geschriften van dezen auteur zijn trouwens interessant, zij getuigen allen van een groote ernst, een streven naar diepte en evenwicht. Zijn jongste hoek. Anturrs. dat in zijn oeuvre eene gansch bijzondere plaats inneemt. is een buitengewoon teer verhaal, dat men misschien we! een meesterwerk kan noemen. Het verhaal zelf is een Keer allodaagsch drama, maar gezien door de oogen van een kind. krijgt het den schijn van eene legendarische gebeur tenis. Ken jong paar. I'hilippe en Angèle. zijn op een mooieii dag in het dorp aangekomen en hebben hun intrek genomen in de oude afspan ning. Hun geluk schijnt bovenaardse!). Maar op een morgen verneemt men het drama: de twee verliefden hebben zelfmoord gepleegd. De jongeman is dood. de vrouw doodelijk gewond. Zij waren niet eens gehuwd. Angèle was van haar man woggeloopen om haar minnaar te volgen. De jonge man wordt zonder kerkelijke plechtigheid begraven eii de jonge vrouw wordt in huis genomen dooi' eene oude jongedochter. madenioiselle Aimée, die alles aan haar zuster en haar broeder, aan de eerste haai' liefde, aan den andere haai' fortuin, heeft geofferd. Angèle keert langzaam lot het leven terug'. .Met madomoisollo Aimée ga ai zij divgelijk* op de begraafplaats den geliefden doodo herdenken. De twee vrouwen praten voortdurend over hem en Angèle toont de ster waarvan Philippe haar den naam heeft geleerd en die voor haar alle aardseh geluk vertegenwoordigde.Die ster is Antarès. Weldra is Angèle geheel genezen. maar met de weergevonden gezond heid en met de levenslust, vervaagt langzaam het schoone beell van het verleden. Zij wil haar verder bestaan niet binden aan een doode, zij wil leven. . . . rt ^ Wat heeft het kind dat van dit alles getuige was. van dit sombere drama begrepen? Niets wellicht van de tra gische werkelijkheid, maar hij heeft gemeend dat die twee mooie konings kinderen het geluk vertegenwoordig den, xooals een eenvoudig hart, dat in een sprookjeswereld leeft, zich dat geluk voorstelt. En als dit kind, na jaren, als man weer terugkeert naar het oude dorp en met een makker zijner jeugd over die oude gebeurte nissen praat, bekent hij dat hij niets meer van dit alles begrijpt. De oogen en het gevoel van den man /.ijn niet meer die van het kind. In A nlorèfi heeft het verhaal zelf niet y.ulk groot belang. De schoonheid van het boekje ligt in de weergave van de teedere ontvankelijkheid der jeugd. die alle gebeurtenissen, de meest ge wone en de meest tragische in een licht beschouwt dat naderhand voor immer wordt gedoofd. A nltirèx is de herleving van den schoonen droom eerier jeugd. Daarom wellicht doet dit boek denken aan 'Lr driintl MeituhicK van Alain Fouinier en ook wol aan Si/lric van (ïrai'd de .Verval. Hot be/it dezelfde goudwa/.ige atmosfeer, en geen oogenblik denkt men dat dit boekje een bedacht verhaal zou kunnen zijn. Wie met zulke liefde de wereld zijnor jeugd heeft bemind, met zulke klare oogen de wonderen heeft bekeken die hem in zijne jonge jaren omringden en mot /,nlk zuiver hart hot geheim del' liefde heeft voorvoeld, zal. wat er vorder ook goboure. in zijn leven nooit geheel 011 al verlaten zijn: een leger van lieve schimmen zal hem overal volgen. Ik kon weinig geschriften die rijker zijn aan troost on opbeurende kracht dan dit innige boekje. .T. VAN NYLKX

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl