De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 30 april pagina 10

30 april 1932 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

J. H. Jurres Arti. Amsterdam Mij kwam iets in den zin van meer algemeenen aard, iets dat ik gaarne vooraf wou laten gaan aan de bespre king der werken, die thans in ,,Arti" hangen. Er is ergens en door iemand geschreven, dat het moeielijk is bij zulke tentoonstellingen steeds iets nieuws te zeggen van een aantal schilders en schilderessen, die uit hoofde van hun langdurig lidmaat schap telkens opnieuw voor de oogen van den beschouwer komen. Er is daar een gedeeltelijke waarheid in, en eene, die meer klemt naarmate de vereeniging zich gesloten houdt en zich dus weinig vernieuwt. Ik wil hiermee niet zeggen, dat Arti zich gesloten hield of zich gesloten houdt; integendeel zien wij in de laatste jaren een willig heid, die veel grooter is dan we Arti et Amicitiae die willigheid in bepaalde kunst handels (en die zijn daarop toch eerder en dwingender aangewezen) konden aantreffen. Toch zijn de tentoonstel lingen, ook in de kunstgenootschappen, niet altijd boeiend en levendig. Ook dat weten wij zeer stellig. Gelukkig brengen tentoonstellingen van schil ders buiten het genootschap daarin een wijziging, en ook dat geeft in de zalen van Arti soms een schoone le vendigheid, soms een belangrijk in zicht en nu en dan een opwekkende verrassing. En daar gaat het om ! liet past een genootschap niet bij de pak ken te gaan neerzitten, en te denken, dat liet in het voordeel i.s der leden (die altijd aan strenger keur moesten worden onderworpen !) alleen deze leden waar, en dat is in de natuur des menschen, ook verouderende en ver E.1** * b"1: SCHILDERS EN Voor jaar stentoonstellin W. Oepts ? Co Bi H. v. d. Velde ot ei armende talenten toe of gaan behooren, alleen deze leden zooveel mogelijk te willen laten zien. Zóó doodt ge de lust van de bezoekers en van de mo gelijke koopers ! en ik meen toch dat deze geen aantal menschen zijn, die de schilders onverschillig blijven. Ik wil hier dus in het algemeen mee zeg gen, dat de gevestigde kunstgenoot schappen alles moeten doen om de aandacht levendig te houden, wil hun verder bestaan een reden hebben. Zij moeten dus nooit klagen over den on wil der leeken, die niet meer komen; zij moeten de leeken lokken ! En dat gaat alleen in dezen tijd door liet pro cent der tentoonstellingen ran onr/eit:onen aard te verhoogen. Daar moeten zij niet spaarzaam zijn om d'eigenbaet zelfs ! Zij moeten niet denken. als een niet gelukt: ziet ge wel, er is geen belangstelling ! Ook mat-gewordeii belangstelling moet weer worden gekweekt en kan worden opge kweekt ! Van zulke belangstelling genieten de ledententoonstellingen mee. En ik zie wat die ..buiten gewone" tentoonstellingen aangaat, een groot genoeg getal voor mij, zoo wel van Hollanders als van buiten landers. Iri Arti kan dan b.v., tegen over het Museum, meer de enkeling in een volledig overzicht ons te zien gegeven worden. Arti kon beginnen met een tentoonstelling van Dufresne, wiens bizondere stillevens hier zoo goed als onbekend zijn en wiens ander werk te weinig bekend is; een gioote tentoonstelling van de V'laminck, die zou ons niet schaden; een tentoonstel ling van een aantal der jonge Belgen zou misschien verrassen man na man; een klein scherp-geschifte keuze van de zeestukken van Permeke zag ik gaarne, een van Hamah zou de Hol landers niet afschrikken; een van Soutine zou ze verrassen, een van . Jessura de Mesquita's ironische en hoonende schilderijen etc. is noodig; niet een van Oudot, maar n van een aantal, klein aantal beeldhouwers (een van Barlach, b.v.; een van Wijnants enz.). Laat Arti daartoe over gaan ! PLASSCIIAERT Wim Oepts bij Vecht, A'dam Het beste kende men van Oepts tot nu toe teekeningen van groepen menschen waarin hetgeen deze men schen op een bepaalde plaats of een bepaalden tijd in een gemeenschap pelijke sfeer bindt, sterk en suggestief gegeven wordt. In die teekeningen toonde hij een scherpen kijk te hebben op de psychologie des foules", op het gebaar, de beweging van een be paalden groepsziel, die haar eigen, van de samenstellende individuen onderscheiden en zelfs wel afwijkende karaktrekken draagt. Ook op deze tentoonstelling treft men een aantal \an dergelijke teekeningen aan. Het flaneeren in een (Zeedijk-) straat, het gedrang bij den ingang van een Volkslogement, het wandelen langs den Amstel, zijn hier de werkwoorden die doormiddel van de compositie der groep en de werking der afzonderlijke figuren op elkaar, voortreffelijk ver~; voegd worden. Intusschen raadt Gij __ uit de wijze waarop hier geteekend A. Plasschaert wordt, dat in dit talent niet alleen een teekenaar, maar tenslotte mis schien eerder nog een schilder aan het woord wil komen. Niet de lijn is Oepts expressiemiddel voor alles, maar het volume en de toon. ,,Ik zou willen schilderen" (hij spreekt niet van: teekenen), getuigt hij da*1 l Wim Oepts ook zelf in een soort geloofsbelijdenis, onlangs door hem in ,,Palet" afge legd, ,,dat, wat mij in menschen zoowel als in sommige dingen bijzon der trekt, de sfeer, die om de men schen en dingen is, wat hen bindt". Ook van de schilderijen, die men hier te zien krijgt, zijn intusschen ook die nog het meest voldragen, welke niet afgaan op wat hem trekt in de afzonderlijke menschen en dingen, maar die waarin het accent valt op wat tusschen de leden, van een menschen-groep werkt en hen bindt (zie b.v. het Volkslogement, kortgeleden door de Gemeente Am sterdam aangekocht; De Spoorcoupé; en vooral ook Moeder met kinderen waarin het gedragen worden" van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl