De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 7 mei pagina 1

7 mei 1932 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER 'Weekblad voor Nederland Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: C. F. v. Dam Keizersgracht 355, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000 Opgericht in 1877 No. 2866 Zaterdag 7 Mei 1932 De loonen van het Gemeentepersoneel De S.D.A.P. is een grooter gevaar voor cl i- autonomie van Ae gemeenten, dan Minister de iiïeer In Rotterdam, zijn de socialistische wethouders heengegaan, omdat zij niet de verantwoordelijk heid wilden dragen voor een verlaging van de loonen van het gemeentepersoneel, hoewel zij aanvankelijk die verlaging noodzakelijk hadden geacht. In Amsterdam, en Den Haag weigeren de socialistische wethouders evenzeer aan een dergelijke korting mede te werken. Dat is een standpunt, dat blijkens een hoofdartikel in Het Volk" door het partijbestuur der S.D.A.P. is geïnspireerd. De socialistische Arbeiderspers heeft onlangs gewag gemaakt van een groote overwinning, die in den Amsterdamschen gemeenteraad is bevoch ten, toen in dat college de opvatting van de socialistische wethouders had gezegevierd. Men schreef in die bladen, dat door die overwinning de kroon op het werk was gezet en dat het prestige van wethouder Polak in dezen strijd was ver sterkt. Ik acht daarentegen die overwinning en deze opvatting van de S.D.A.P. een groot gevaar voor de democratie en ik vrees, dat dit standpunt, indien het regel wordt, een veel grooter gevaar voor de autonomie van de gemeenten zal beteekenen, dan het op dezen grond veelal zoo zeer bestreden Kortingswetje van Minister de Geer. * * * Wanneer men billijke loonen voor het gemeente personeel wil voorstellen, moet men op drie fac toren letten: op de loonen in het vrije bedrijf, op de kosten van levensonderhoud en op de financiën. Wanneer men alleen let op den laatsten factor en de beide andere factoren verwaarloost, maakt men de loonen van het gemeentepersoneel tot den sluitpost van de begrooting. En dat is zeker niet gewenscht. Hoe verhouden zich de loonen van het gemeenteP3rsoneel in de drie grootste steden van ons land tot de loonen van personeel, dat gelijksoortigen arbeid verricht in de vrije bedrijven en bij het Rijk? Niet voor alle categorieën van personeel is die verhouding dezelfde. De hoogste ambtenaren, de directeuren van de openbare bedrijven, hebben in den regel een lager bezoldiging dan hun collega's in de vrije bedrijven. De groote massa der onge schoolde arbeiders daarentegen heeft met een betrekkelijk gering aantal uitzonderingen bij de gemeenten een hooger loon. Dat verschil bedraagt in den regel wel 10 of meer procenten. Dit verschil in behandeling tusschen die beide uiterste categorieën is een gevolg van de omstan digheid, dat in de vrije bedrijven in den regel geldt een loon naar praestatie, terwijl in den gemeente dienst de behoefte van den arbeider voor de be paling van het loon een grooteren invloed heeft. Dat moge uit sociaal oogpunt een voordeel zijn, maar het heeft ook een nadeel. Het gevaar dreigt, dat men in gemeentedienst wel de beste onge schoolde arbeiders zou krijgen, maar niet de beste directeuren. En een muider goede directeur kan aan een groot bedrijf millioenen kosten. Voor de vergelijking van de loonen van het gemeentepersoneel met die van de arbeiders in het vrije bedrijf, moet men voorts letten op drie factoren, waardoor het gemeentepersoneel in het voordeel is. Zijn aanstelling is vaster. Werkloosheid komt in overheidsdienst niet voor, of althans in veel geringer mate dan in het particuliere bedrijf. En het overheidspersoneel heeft recht op een pensioen, waarvoor het slechts voor een gedeelte bijdraagt. Hoe staat het met de kosten van levensonder houd? Het is niet voor betwisting vatbaar, dat de kosten van levensonderhoud in de laatste jaren met enkele tientallen procenten zijn gedaald. In de vrije bedrijven zijn op groote schaal de loonen verlaagd. Dat was onvermijdelijk voor de exportbedrijven, omdat deze anders de concurrentie niet hadden kunnen volhouden. Het is gewenscht. dat de loonen in de beschutte bedrijven dat zijn bedrijven als het bouwbedrijf, die niet aan buitenlandsche concurrentie bloot staan eveneens dalen, omdat de arbeiders in andere bedrijven voor een deel de loonen in de beschutte bedrijven moeten betalen. Een daling van de loonen beteekent in de huidige omstandigheden echter lang niet altijd een reëele vermindering van het inkomen, omdat de prijzen en derhalve de kosten van levensonderhoud in den regel in veel sneller tempo zijn gedaald. Wanneer de loonen van degenen, die een vast inkomen genieten, zooals met het gemeenteper soneel het geval is, ongewijzigd gehandhaafd zou den blijven, zouden zij een crisiswinst maken. Hun inkomen blijft immers hetzelfde, maar hun uitgaven verminderen. De derde factor, die bij de bepaling van een billijk loon voor het gemeentepersoneel een rol behoort te spelen, is de toestand der openbare financiën. Deze hangt natuurlijk ten nauwste samen met de crisis, omdat de bron van de open bare financiën, de belastingen, het inkomen der burgerij is. Het mag volmaakt overbodig heeten, hier ter plaatse nader toe te lichten, dat de toestand van ons bedrijfsleven, van onzen handel, onze scheep vaart, onzen landbouw, onze industrie en onze Indische cultures allererbarmelijkst is. Wie derhalve let op de drie factoren, die in aanmerking komen om billijk loon voor het ge meente personeel vast te stellen de loonen in de vrije bedrijven, de kosten van levensonderhoud en de financiën kan, dunkt mij, tot geen andere conclusie komen, dan dat een betrekkelijk gering verlaging van die loonen met enkele procenten rechtvaardig is en noodzakelijk. Ik acht het standpunt, dat de S.D.A.P. in de laatste weken in de groote gemeenten van ons land inneemt ten opzichte van de loonen van het gemeentepersoneel bovendien een groot gevaar voor de democratie en voor de autonomie van de gemeenten. Een weigering, in de huidige omstandigheden een finantieele crisis zonder weerga, een daling van de kosten van levensonderhoud met tientallen procenten, betrekkelijk hooge loonen van het Inhoud: 1. Mr. A. C. Josephus Jitta, Loonen van het gemeen' tepersoneel. 2. Fransche verkiezingen. Spreekzaal. Theo van Reijn, Boekbespreking. 3. L. J. Jordaan, Loonsverlaging. 4. Melis Stoke, Sprekende film; rijm, met teekeningen Harmsen van Beek. 5. Contant van Wessem, Muziek. B. van Vlijmen, Fransche verkiezingen. 6. Dr. R. Feenstra, Onze geldverdieners. 7. Dr. P. van Olst, Wetenschappelijke rangorde. G. Kettmann Jr., Boekenweek. 9. W. Wynaendts Francken?Dyserinck, Trouwen of niet trouwen. 10?11 A. Plasschaert Schilderkunst. 12. Albert Heiman, Zwevend tusschen twee polen. 13. L. J. Jordaan, Bioscopy. 15. C. A. Klaasse, Voetangels in den Boerensteun. 16. Mr. H. Scholte, Dramatische Kroniek. 17. L. J. van Looi, Nieuwe namen in de radio. A. E. v. d. Tol, Montparnasse. 18. Tourisme. J, Slauerhoff, Ontwerpen voor zege karren. 19. Uit het kladschrift van Jantje. Alida Ze venboom , Croqaante Croquetjes. 20. Letter raadsel, Charivaria. Omslag: Spelproblemen. Viooltj Voortreffelijke chocolade in den vorm van viooltjes. Een specialiteit. RINGER5 Lef op den naam 1 gemeentepersoneel in verhouding tot de vrije bedrijven en het Rijk de loonen van het ge meentepersoneel met 3 of 3,5 pCt. te korten, beteekent, dat men het nood zal durven. Dat zou er op neer komen, dat de gemeente besturen onzen overheidsdienst, onze openbare bedrijven enz., niet zouden exploiteeren in hét al gemeen belang, maar als een soort van philantropische instituten, ten behoeve van het personeel. Dat zij tengevolge van het steeds weer over leggen met de organisaties van het gemeente personeel, met het kennelijk voornemen eerst toe te geven, wanneer ook het personeel heeft toegegeven de macht, die hun van rechtswege toekomt, uit handen zouden geven. Dat zij de sociale politiek de zorg voor bouwgrond, wo ningen, onderwijs en hygiëne zouden opofferen aan de belangen van de ambtenaren en werklieden. De S.D.A.P. heeft Minister de Geer verweten, dat hij door zijn Kortingswetje de autonomie der gemeenten aantast. Er valt voor die stelling het een en ander te zeggen, zooals Prof. Kranenburg in zijn bestrijding van het standpunt van Prof. Scheltema onlangs in de Groene heeft uiteengezet. Maar wanneer het standpunt, dat de S.D.A.P. te dezer zake in de gemeenteraden heeft ingenomen, regel wordt, dan wordt de autonomie van de ge meenten niet aangetast, maar onmogelijk gemaakt. Die opvatting van de S.D.A.P. levert een grooter gevaar voor de autonomie van de gemeenten op» dan de opvatting van Minister de Geer. A. O. JOSEPHUS JITTA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl