Historisch Archief 1877-1940
N o. 2866
De Groene Amsterdammer van 7 Mei 1932
15
Voetangels in den boerensteun
door C. A. Klaasse
in de bestemming;
van de, landbouwgronden.
De regeeringssteun aan onzen landbouw wordt
zoo langzamerhand een heel bouwwerk, waarvan
men intusschen niet kan zeggen dat het er bijzonder
homogeen en n-van-stijl uit ziet. Schoorvoetend
zijn we destijds begonnen met de suikerboeren.
daarna volgden nog eens de suikerboeren, omdat
de eerste poeder de pijn nog niet had wegge
nomen; toen werden de tarweboeren bedacht,
terwijl de aardappelmeelfabrieken. ook al tenbate
van de boeren, een crediet kregen, en nu zijn de
zuivelboeren aan de beurt. Al wie nog denken
mocht dat boeren boeren zijn, en dat steun steun is.
moet hier wel uit concludeereti, dat zijn argelooze
voorstelling van zaken onjuist moet zijn geweest.
Als men een suikerboer wil helpen, dan gaat
dat weer op een heel andere manier dan wanneer
men een tarwebouwer uit de soep haalt, en een
aardappelmeel-producent stelt weer heel andere
eischen. Hem geeft men een voorschot, geen fooi
a fonds perdu.
Waarom die differentiatie, waarom heeft men
niet, als men dan toch steunen wilde, een homogene
regeling voor alle boeren ontworpen? Misschien
is het geweest omdat men in het begin dacht,
?dat alleen bepaalde producten op een
steuribehoevend" niveau zouden komen. Als dat zoo is
dan heeft men zich vergist, want practisch de
heele agrarische bedrijfstak is onrendabel geworden.
Bovendien was de suppositie niet logisch, want
waar vrijwel alle grond in gebruik voor de eerst
gesteunde producten ook voor de voortbrenging
van andere kon worden aangewend met in
aanmerkingneming van de wenschelijkheid van
wisselbouw moest steun in bepaalde richting
oneconomische productie in de hand werken.
Een afzonderlijke behandeling van den verbouw
van verschillende producten heeft natuurlijk het
voordeel, dat men het systeem van de
steunverleening kan muteeren en aanpassen aan de bij
zondere eischen van dat geval. Of echter zulk een
aanpassing van de wijze van steunverleening aan
de bijzondere positie van een bepaald product
wenscheüjk is, hangt weer grootendeels af var>
het systeem dat men zich voorstelt. Acht men
het uitbetalen van een premie per bebouwde opper
vlakte het best dan kan men met inachtneming
?wellicht van een differentiatie der verschillende
kwaliteiten grond een vrijwel uniforme regeling
voor de heele bedrijfstak opstellen. Wil men daar
entegen den steun zoeken in een prijs- en of
afzetregeling van het product dan moet men wel
voor elk daarvan een afzonderlijke .steunaetie
op touw zetten.
De eerstgenoemde oplossing heeft dit voor.
dat ze uiterst eenvoudig is, en dat op de meest
directe wijze het doel: steunverleening aan den
landbouwer of veehouder wordt bereikt. Men
weet dan precies hoeveel men geeft en wie het in
handen krijgt. Ken tweede; voordeel is, dat men
tegelijkertijd alle boeren bereikt, en dat er geen
aanleiding is om als direct uitvloeisel van de steun
aetie een geheel andere verdeeling der productie
tot stand te brengen. De grond blijft geheel op
dezelfde wij/e gebruikt alsof er geen steun wave.
liet mogelijke bezwaar van deze methode daaren
tegen is, dat de steun geheel over het staats
budget moet loopen en dat er dus middelen moeten
worden gevonden om dat weer sluitend te maken.
De regeering heeft hier, zooals reeds terloops
upgemerkt, het stelsel der individueele behan
deling van onderscheiden producten gekozen.
AVaarom ?
Zoover men dit uit de strekking der verschillen
de bepalingen kan concludeerenis de voornaamste
reden geweest de omstandigheid, dat men den
,steun voornamelijk wilde vinden in een
prijsverhooging en een min of meer gebonden afzet der
producten. De eerste steunmaatregel voor de
suikerboeren beoogde door heffing van een
compenseerend invoerrecht" den prijs te verhoogen;
de tarwe wet fixeert de prijzen op meer dan het
dubbele van den prijs in de open markt mede met
behulp van het maalgebod, terwijl tenslotte ook
de steun voor de zuivelboeren een vorhoog-ing van
den boterprijs beoogt dat de technische con
structie die verhooging eerst via een accijns en
uitkeering aan de boeren doet tengoede komen
doet niet zooveel terzake benevens een gebonden
afzet, door het menggebod. Stolt men dit systeem
tegenover den directen steun door uitkeeHng van
een premie per bebouwde oppervlakte dan blijkt
behalve in het meer directe verband, tot de
geproduceerde hoeveelheid het voornaamste
verschil te liggen in de verdeeling van den druk
dien de steun op de bevolking legt over die bevol
king. Prijsverhooging, hetzij door accijns, protectie
of prijsfixatie-met-verbruiksgebod. doet den steun
tenlaste komen van den toevalliger! gebruiker
der betrokken producten, streeft er dvis naar
den vroegeren toestand onder wijlen het hoogere
prijsniveau tot op zekere hoogte kunstmatig weer
te herstellen.
Voor dien opzet is iets te zeggen: de draagkracht
van de gebruikers der producten is bij
gelijkgebleven inkomen evenredig met de prijsdaling
gestegen, zoodat het niet zoo gek is om de belasting,
geheven tot steun aan de voortbrengers der in
prijs gedaalde producten, te doen betalen door hun
verbruikers. De praemisse voor die verdediging:
bij relatief gelijkgebleveri inkomen gaat echter lang
niet altijd op.
Er is echter nog een tweede motiveering voor dit
stelsel: de verscherping van de crisis, die in om
vang en diepte veel meer beteekent dan in direct
gevolg van de originaire crisisfactoren rioodig zou
zijn geweest, is voornamelijk het gevolg van de
prijsafbraak die heeft plaats gevonden, in de
regionen der stapelartikelen. Kan men de prijzen
der grondstoffen weer omhoog krijgen, dan is dat
een belangrijke stap naar het herstel, liet is
immers duidelijk gebleken, dat de verschuiving"
van koopkracht door de meer dan evenredige
daling der grondstof prijzen in verhouding tot die
der fabrikaten, veeleer een vernietiging dan een
simpele verplaatsing met zich brengt, Zoo zou het
ook omgekeerd bij een stijging van de
oerproductsprijzon waarschijnlijk gaan : geen verschuiving
maar creatie van koopkracht- '.
Deze redeneering moge zeer verleidelijk zijn.
en in haar algemeenheid juist, men wachte. zich
er voor zulk een experiment geïsoleerd te \va;;en.
Want \vat internationaal opgaat, kan nationaal
toegepast averechts uitkomen. Wanneer wij
trachten voor ons zeil' de prijsverhoudingen van
weleer te herstellen dun zou dat beteekeiien,
dat wij bij eiken stap dien men elders dichter
J'iij de nivelleering komt een sta]) achter zouden
raken. Wanneer wij het oude peil van de kosten
van levensonderhoud zouden willen herstellen dan
zou dat misschien een zegen kunnen zijn. wanneer
wij zelfgenoegzaam waren, en geen im- en export
van noode hadden. JVu dat wel het geval is, moet
men er rekening mee houden dat elke verhooging
van de kosten van levensonderhoud de kans,
dat men de looneii aang past krijgt aan een
eventueele daling elders kleiner maakt.
Dat gevaar van isolement ondervindt men in
Frankrijk aan den lijve. Ook daar heeft men reeds
lang, door een geperfectioneerd systeem van protec
tie een van de rest van de wereld vrij stevigaf gesloten
prijssysteem, en ook daar zijn de loonen?niet
de reëele maar de goldloorion naar verhouding
hoog, de export merkt dat geducht, maar de
buitenlandsche handel beteekent voor Frankrijk
niet wat hij voor ons beteekent.
Toch zit er, zooals gezegd, in dit stelsel veel
goeds, het verbroken evenwicht tusschen de prijs
verhouding van verschillende goederen, dat juist
de crisis maakte, wordt er tendeele door hersteld.
Men zal alleen voorzichtig moeten zijn en niet
overdrijven, de prijzen niet te hoog moeten
opschroeven, en zorgen voor aanpassen zoodra de
algemeene loonsindex daalt. Het eenige wat in de
steunmaatregelen van de regeering ietwat ver
wondert is: het verschil in principieelen opzet
bij de verschillende maatregelen. Want men
heeft niet alleen de oplossing gezocht in
prijsverhooging en dus belasting van de verbruikers,
soms wordt in de schatkist getast, en uit de alge
meene inkomsten steun verstrekt. Ook daarvoor
is iets te zeggen, met name ontbreekt daaraan het
bezwaar van de directe handhaving va,n den levens
standaard op het oude peil, en de invloed daarvan
op de loonseischen.
Maar waarvoor dient het nu, dan het eene dan
het andere systeem toe te passen? Dat vestigt
den indruk alsof men zelf niet recht weet wat
nu het beste is. De eerste suikersteun" was
gebasseerd op prijsstijging, de tweede op een premie
uit d<' schatkist. Kr zijn nog meer verschillen:
bij den steun aan de suikerboeren werd het ge
steunde kwantum of liever: areaal beperkt, de
tarwesteun werd alleen in het maalpercentage in
het algemeen gelimiteerd, niet voor eiken verbouwer
afzonderlijk. Het gevolg is geweest, dat dit jaar
het met tarwe beplante areaal wellicht verdubbeld
is. Dit is trouwens wel het voornaamste bezwaar
tegen de hierboven reeds aangehaalde; broksgewijze
behandeling van den agrarischen steun: omdat een
tijdlang alleen tarwe was gesteund, wierpen alle
boeren zich op den tarwebouw. Waar vroeger kool
werd geplant, zaaide men nu tarwe. Gevolg: de
boeren worden teleurgesteld, of het maalpercentage
moet worden verhoogd.
M aar h e t voornaamste e c o n
o111 i s c h e g e v a a r hiervan is, dat
nu alleen do o r d e w ij z e van
steunv e r l e e n i n g e e n w ij z i g i n g is gek
om e n ia d e best e m m i n g der
landb o u w g r o n d e n, die in het minst
niet haar verdediging en aanlei
ding vond in het nut d e r p r o d u
ct e n. alleen maar in de do o r de
s t a a t g e; f i x e e r d e o p b r e n g s t. In dit
systeem is het mogelijk dat een boer die op een
stuk grond haver kan verbouwen, die op de we
reldmarkt objectief dus een waarde van
/ 7.?per II.I i. heeft, daar nu tarwe gaat verbou
wen, die maar een wereldmarktprijs en dus maat
schappelijk nut heeft van / 5.?, omdat de re
geering hem voor die tarwe misschien een prijs
van / i2.?laat. maken. Het zou voor het land
veel economischer zijn geweest, wanneer wij de
tarwe die de boer nu kweekt, maar op de wereld
markt voor ?5.?hadden gekocht en de haver
daar vo.ir F 7.?hadden verkocht. Dat zou een
maatschappelijke winst van i 2.?hebben
beteekend. maar door het systeem van den boerensteun
gebeurt dat nu niet. Die consequenties zal men
voor de toekomst in elk geval dienen te vermijden
dooi- voor den steun de uitbreiding van den uitzaai
te verbieden. Wanneer men onder hoogen druk
allerlei maatregelen moet ontwerpen, dan is het
heelemaal geen wonder, dat er hier en daar een
principieele fout insluipt, jiiaar het is nooit te laat
om te loeren, bete!' teil halve gekoerd....
Tentoonstellingen
Stedelijk .Museum. Amsterdam. Tentoonstelling
Franscho' schilderkunst. 1!)<W--KM2. Tot !) Mei.
Kunst/aal van Lier. Amsterdam. Schilderijen
van Kpi van de Velde van Brussel. Tot i» Mei.
Haarnseli Lyceum, Baarn. Teekeningen en etsen
van Toon de .long en aardewerk van P. .1. en M.
Hobbel. Tot !) Mei.
Toonkamer Donker. Rotterdam. Schilderijen
van Hotterdamsche schilders. Tot 10 Mei.
Pander en Zoon. 's-Gravenha.ge. Bloemen in
glas in het interieur. Tot l l Mei.
De Distel. Rotterdam. Teekeningen van Aart
Bijl. Tot l l Mei.
Kunstzaal oude Stadsgracht, Nijmegen. Tee
keningen van Klsa Hubbens. Tot 11 Mei.
Stedelijk .Museum. Maastricht. Zuid
Liniburgsche schilders. Tot 17 Mei.
Amersfoort sche kunstkring. Amersfoort. Oude
schilderijen uit de collectie de Boer. Tot 17 Mei.
Kunstzaal Wagenaar. l't recht. Werken van
Toni Farwiok. Tot 20 Mei.
Buffa en Zoon. Amsterdam. Schilderijen door
Leo Gestel. Tot 21 Mei.
Artl et Amicitiae. Amsterdam.
Voorjaarsteiitoonstelling. Tot 21 Mei.
Kunsthandel van Wisselingh en ('o., Amsterdam.
Hollandsen en Kransche schilderkunst. Tot 28 Mei.
U.A.L, Amsterdam. Tentoonstelling Klank en
Beeld. Tot l Juni.