Historisch Archief 1877-1940
No. 2866
De Groene Amsterdammer van 7 Mei 1932
Wetenschappelijke Varia
Boekenweek
De rangorde der naties
door Dr. P. van Olst
Holland maakt «?«?n goede beurt
Kan men de rangorde aangeven, die de ver
schillende landen toekomt bij het bevorderen der
wetenschappen? Al/red Schwoner houdt hierover
beschouwingen in een der Duitsche vakbladen.
Hij heeft het stelsel gevolgd dat het eerst is toege
past door den beroemden botanicus de Candollc.
die behalve de verspreiding der planten ook die der
geleerden heeft onderzocht. De Candolle gebruikte
als materiaal het aantal geleerden van een land, dat
lid of correspondent was van een buitenlandsche
academie van wetenschappen, wat zeker vernuftig
is, daar bij de benoeming van buitenlandsche
leden allicht zuiverder motieven gelden dan bij
de benoeming van binnenlandsche leden, waarbij
het misschien wel eens te chauvinistisch toegaat,
zelfs al zijn er geen gemeenteraden bij in 't spel.
Verder beperkte hij zich tot de natuurwetenschap
pen, omdat daarbij een maatstaf voor de waarde
van een onderzoeker gemakkelijker is aan te leggen
dan bij andere wetenschappen. De Candolle's
gegevens loopen tot 1809. Hij hield rekening met
de grootte der bevolking en kon constateeren dat
in 1809 Zwitserland aan de spits stond, terwijl
Nederland en Scandinaviënek aan nek reden als
nummer twee.
Schwoner heeft de serie verder afgemaakt, maar
slechts tot 1914, want in en na den oorlog zijn de
gegevens eigenlijk waardeloos. Zelfs lang na den
oorlog (in 1929} zijn er bij de 29 buitenlandsche
correspondenten der Berlijnsche Academie v. W.
geen Franschen ! en bij de 00 dito's der Parijsche
Academie v. W. slechts 4 Duitschers (geen een uit
den tijd vóór 1914 !) Dit materiaal is dus
voorloopig onbruikbaar.
Als een der kenmerken voor de wetenschappelijke
rangorde kan men echter ook de Nobelprijzen
nemen en nagaan hoeveel prijzen in den loop der
jaren verleend zijn aan vertegenwoordigers van
verschillende volken. Aan den eenen kant is deze
methode veiliger dan die der buitenlandsche leden
der wetenschappelijke academies, omdat bij deze
laatste de oorlog een uitermate verwarrende
factor blijkt te zijn; aan den anderen kant
echter is het niet ondenkbaar dat de Zweden en
Noren, die de prijzen te distribueeren hebben,
ook misschien wel wat onderhevig zijn of tenminste
geweest zijn, aan anti- en sympathiën, terwijl eenig
chauvinisme te verwachten en zelfs te excuseeren
zou zijn. Bovendien is een bezwaar dat de Nobel
prijzen voor zoover zij voor wetenschappelijke
rangorde kenmerkend zijn, alleen gegeven worden
voor natuurkunde, scheikunde en geneeskunde,
waardoor belangrijke takken der wetenschap ge
negeerd worden (ik denk b.v. aan biologie en astro
nomie, met namen als Hugo de Vries, Kapteyn,
de Sitter). Maar in ieder geval wordt dan toch
voor ieder volk dezelfde negatie toegepast !
Tot en met 1930 zijn Nobel-prijzen toegekend
aan:
Duitschland 26 Amerika 5
Engeland 16 Zwitserland 2
Scandinavië-j- Rusland 2
Denemarken .... 10 Spanje l
Holland 7 Belgiël
Italië6
Totaal dus 84 prijzen.
Alles op nijn tijd.
ELKJEN DACJ JÉN GI.AA.S.IE
Uit de lijst heb ik Oostenrijk weggelaten omdat
ik met de bevolkingsaantallen voor en na don
oorlog te veel moeilijkheden krijg. Ik nam de
gemiddelden der bevolking voor 1900 en 1930 voor
ieder land, telde alles op, deelde door 84 en vond
zoo dat bij gelijkmatige verdeeling op iedere
5.300.000 menschen n Nobelprijs moest vallen.
De landen behoorden dan te hebben:
Duitschland (62.500.000) 12
Engeland (46.000.000) 9
Scandinavië+
Denemarken (11.000.000) 2
Frankrijk (40.000.000) 7.5
Holland ( 6.500.000) 1.2
Italië(38.000.000) 7
Amerika (98.000.000) 18.5
Zwitserland ( 3.650.000) 0.7
Kusland (113.000.000) 21
Spanje (20.000.000) 3.8
België( 7.000.000) 1.3
in plaats van 2li
10
8
7
6
5
2
2
l
l
Men moet excuseeren dat ik met decimalen van
geleerden ben gaan rekenen, maar anders kom ik
niet tot mijn totaal van 84 ! Uit deze lijst ziet
men dat enkele landen erg veel tekort aan groote
geleerden hebben, b.v. Kusland dat er tien maal te
weinig heeft, en terwijl dit nog begrijpelijk is bij
Kusland, is 't leelijker bij Spanje, dat er vier maal
te weinig heeft. Amerika heeft er ook 3 a l maal
te weinig, wat bedenkelijk is. Engeland heeft er ook
te weinig, wat wel opmerkelijk is daar men gewoon
lijk het algemeene ontwikkelingspeilder Engelschen
niet hoog aanslaat, maar wel erkent dat er in.
Engeland zér eminente geleerden leven en geleefd
hebben. Frankrijk heeft vrijwel het juiste aantal.
Duitschland heeft er ruim twee maal te veel. wat
dus al zeer verdienstelijk is. Scandinavië(+ Dene
marken) heeft er reeds vijf maal te veel. Alle hulde !
(misschien cenig chauvinisme?) Maai' Nederland
heeft er bijna zes maal te veel en spant hiermee
de kroon ! \Vij kunnen dus evenals (iretchen's
broeder Valeiitijn rustig al het ..Kchwadronieren"
der anderen aarihooren en ..lachelnd urn; ren Hart
streichen" voor zoover we nog zoo iets dragen.
Heeft zoo iets echter eenige waarde voor onze
eigen natie? Het i.s natuurlijk altijd streelend een
beroemd familielid te hebben, maar de familie
verwantschap der Nederlanders onderling is be
trekkelijk gering. Maar zelfs als er familieverwant
schap is, is men toch niet verantwoordelijk voor
de knappe of domme dingen, die onze familieleden
doen. Het zou een dergelijk misverstand zijn als
wat heerscht bij 40.000 stadionbezoekers, meeren
deels in de verste verte niet ,,in vorm", maar
te dik of te slap, maar die toch denken dat zij
sportiever zijn dan b.v. de Belgen of een ander
volk, omdat toevallig de hollandsche voetbal n
keer meer net onder de lat in plaats van even
boven de lat vliegt van het Belgische doel dan
de belgische bal in dat der Hollanders. Kn
dat wij ons van dezelfde stof kunnen wanen als
b.v. Lorentz, komt uitsluitend door de overgroote
beminnelijkheid van dezen geleerde, waardoor men
op het dwaalspoor kon komen te meenen dat hij
het nederlandsche volk typeerde. In werkelijkheid
zijn we de middelmaat met het normale aantal
knappen en dommen, en alleen hier en daar als
..mutant" iemand, die de Nobelprijs verdient en
die door geen overgangsvormen verbonden is met
de groote massa. De strijd over de wetenschappe
lijke rangorde, hoe vleiend de beslissing (jok voor
Holland moge uitvallen, heeft toch eigenlijk geen
zin, behalve als er uit zou mogen conelndeen n
dat de natie als t/ehet'1 op een hoog
beschavingspeil staat (en dan misschien nog liever niet
uitsluitend hitelle.clucel .')? Kn ik vrees dat ile/.e
conclusie nog niet ire\\ettigd is.
Nvi anderhalf jaar geleden kondigden de Neder
landsche uitgevers in November een Boekendag af.
De heele vaderlandsche pers stond er van overeind;
de boekverkoopers richtten altaren op achter hun
spiegelruiten; de portretten en handschriften van
min of meer bekende auteurs ontgoochelden veler
liefste; droornen. Ik geef toe, dat ik toen tamelijk
wantrouwend tegenover het plan stond niet in
de eerste plaats omdat ik vreesde: bij aankoop
van Merijntje (lijzen de volledige werken van Jules
Verne of Van l>ennep cadeau", maar vooral ook,
omdat zoetjes-aan elke dag van het jaar iets van
een massa-betooging voor het een of ander begint
te krijgen.
Herinnert een kamergeleerde zich niet intijds den
zooveel-honderdsten sterfdag van een verdienste
lijk, maar toch voorgoed begraven man, dan is
er nog wel een Vara- of Avro-dag te verzinnen, om
van alle partij- en bloemetjes-dagen maar
heelemaal te zwijgen. Met den besten wil ter wereld kan
ik in het instellen van b.v. den ietwat
sentimenteelen Moederdag (vaders zijn uit de gratie in deze
eeuw van vroegrijpe jeugd) geen ander nut zien
dan het bezorgen van een voordeeltje aan bloe
misten en banketbakkers, die dat in een periode
van schotsche zuinigheid wel verdienen, doch
waarvoor het zeker niet noodzakelijk was, om in
het openbaar zoo'n beetje met het moeder-ideaal
te sollen.
Zooeens het rorneinsche keizerrijk aan zijn
feestdagen ten-onder is gegaan, zoo wordt de mor
derne cultuur bedreigd door allerlei zinlooze,
alalthans vrij overbodige gelegenheidsdagen, waar
door de meesten nog wat trager gemaakt dan
ze al zijn tenslotte meesjokken met de massa
en niet meer in staat zijn. zelf iets te denken of te
doen dan na de collectieve opwekking, om niet tot
morgen uit te stellen wat er heden - altijd juist:
heden gedaan kan worden.
Maar gelukkig, een regelrechte reclame-dag,
ingesteld naar amerikaansch model, zoo in den
trant van coupondagen" of ..vandaag koopt u
gratis", was de Boekendag toch niet. Zelfs kreeg
ik den indruk, dat ik dien dag eerder had aan te
zien voor een soort wapenstilstandsdag ter hei
liging van een algemeen begrip: Het Boek dan
als oen. waarop in een tijd van
grutters-bons-metdividend en een zilveren rookstel bij een pakje
eigaretten de boekhandel nu op zijn beurt de groote
trom eens roeren wil.
Voornamelijk bleek deze Boekendag gewijd te zijn
aan het werk van nationale schrijvers, en wat meer
zegt. aan al de ouderen, die vreemd genoeg
veel te spoedig vergeten zijn.
Die opvatting lijkt mij gezond: wil men zoo'n
dag, dan blijve deze gereserveerd voor waarden,
die dieper liggen dan de ..succesnummers", waar
voor een veelhoofdige menigte in het circus een
vlot applaus over heeft. Kn ik wil hopen, dat ook
ditmaal, nu er sprake is van een Boekemveek, de
boekverkooper als laatste middelaar tusschen den
scheppenden en ontvankelijken mensch deze dagen
niet enkel een boek van den stapel pakt om wat
gewin, doch, wars \an elke allemansvriendschap,
zijn werk als een roeping zal gevoelen, hoe moeilijk
hem dit ook moge vallen.
De haast, waarmee iedereen op nieuwe uitgaven
aanvliegt, en de kwade gewoonte, om als men tijd
tot lezen neemt, liefst het nieuwe en geducht be
sproken boek in handen te willen houden het is
een gebrek aan concentratie-vermogen, aan me
scheppende aandacht, welke onzen tijd karakteri
seert. Men heeft het blijkbaar te druk om in het
leven te blijven en zoodoende gaat het leven velen.
rakelings voorbij. :
GEOHliK KKTTMANN Jr.
KUNSTZAAL
VAN LIER
IJOORLOOPEND
TENTOONGESTELD
ROKIN 126 ^
AMSTERDAM
BEZICHTIGING VRIJ
KUNSTWERKEN VAN
JONGE HOLLANDSCHE
EN BUITENL. MEESTERS