Historisch Archief 1877-1940
12
De Groene Amsterdammer van 14 Mei 1932
No. 2867
Heerlijk gisteren
door Albert Heiman
MiJNHARDT's
Zenuw-Tabletten .75ct
Laxeer-Tabletten.. 60ct
Hoofdpijn-Tabletten 6Oct
Bij Apoth. en Drogisten
Ck
«J
Gerard Vanter: Baanbrekers 1)
Van alle Nederlandsche schrijvers uit deze eeuw
is er geen wiens werk ik zooveel liefdevolle bewon
dering toedraag als Adriaan van Oordt. En dat
slechts om n boek: Warhold, dat na een kwart
eeuw nog steeds niet tot het groote publiek is
doorgedrongen, hoewel het een der gaafste en
meest-typisch Nederlandsche
meesterwerken-inproza is, welke onze eeuw heeft voortgebracht. Het
is een boek, dat nooit aan eenige actualiteit ge
bonden was en daar nooit van heeft kunnen
profiteeren. Het heeft een sfeer van tijdeloosheid,
ondanks het streng-historisch karakter der be
schreven gebeurtenissen. Het heeft iets
overdadigs en gigantisch, als een voorhistorisch groeisel.
Maar het is levender dan ooit gebleven, en het
zal deze eigenschap nog wel generaties lang be
houden. Eens zal het een beroemd boek zijn.
Aan dit werk moest ik met een beetje mistroos
tigheid terugdenken bij het lezen van
Baanbrekeis. Roman uit den boerenopstand in de 16e
eeuw," door Gerard Vanter, omdat er in de stijl
daarvan iets is wat even herinnert aan van Oordt,
een zweem van rhetoriek in de voordracht van
gevoelens, een weinig gemaaktheid in de zinsbouw,
iets stijfs en onechts in de dialogen. Deze zelfde
dingen vindt men in de hoedanigheid van deugden
bij van Oordt, omdat zij ondergeschikt gemaakt
zijn aan tal van andere eigenschappen. Bij Vanter
zijn het echter evenzooveel gebreken, omdat zij
nergens voor dienen. Zij demonstreeren verzorgd
heid, ernst, het streven naar iets superieurs. Maar
hun resultaat is poover, want alle ontroering, alle
a<mosfeer en overtuigingskracht ontbreekt aan dit
boek. Het is een cerebraal werk.
Ik voor mij geloof, dat men de bedoeling ervan
nog het meest benadert, door het te lezen als een
tendentieus boek. Een boek dat begonnen is om
de opstandigheid die het zou kunnen vertegen
woordigen, en waarin alleen personen en
nietopstandige gevoelens werden geïnterpoleerd om
het andere aanschouwelijker en aannemelijker te
maken.
Deze ontwakende Daitsche proletariërs van het
begin der Hervorming, zij worden baanbrekers"
genoemd, hetgeen onmiddellijk laat denken aan
het geprojecteerde eindpunt van die baan:
hedendaagsche opstand en revolutie.
Zoo bezien, krijgt het boek iets meer belang,
als document van de romantiseeringsdrang bij
onze revolutionnaire schrijvers, die hier reeds
eerder werd gesignaleerd. Het is merkwaardig
te zien hoe menschen die een zuiver en gehard
Leninisme elders in practijk weten te brengen,
nog altijd de literatuur misbruiken (volgens hun
eigen systeem gerekend) om hun burgerlijke
atavismen te botvieren.
Want nademaal de afzonderlijke personen met
hun individualistische gevoelens er bekaaid af
komen in dit boek, onscherp geteekend zijn, geen
evolutie en geen innerlijke catastrophes door
maken, alle dramatiek geheel ontbreekt, wat
blijft er anders over dan de belijdenis van een
kinderachtige en onvruchtbare bewondering voor
het heerlijk gisteren"? Vlucht uit de realiteit!
Men kan die realiteit projecteeren tegen den
achtergrond van het Verleden of van de toekomst,
of haar midden in het heden stellen. Maar het
moet altijd realiteit, levende en vruchtbare
werkelijkheid blijven. Die werkelijkheid is er in
de persoonlijkheid, in de dwarsheid van Warhold,
en zou daarin ook zijn, wanneer hij een aviateur
was. De baanbrekers van Vanter echter zijn ge
droomde wezens, al vindt men hun namen ook in
de historieboeken vermeld. Zij missen het bezielde,
het samenstel van tegenstrijdigheden, dat vitaliteit
genoemd wordt. Zij gaan térecht en onbekommerd
op hun doel af, gelijk de poppen van een automaat.
De mythe van het ..heerlijk gisteren" leert, dat
toenmaals de revoluties zoo echt, zoo bewust van
stapel liepen bij de leiders, dat de massa zich
zoo gemakkelijk liet meesleepen, naar beide zijden.
Doch wordt er ook iets van die mythe in deze
roman (die geen roman is omdat ze kop noch
staart heeft) bewezen? Het vruchtelooze ervan is,
dat men bij de laatste regel zegt: Ja goed. maar
wat nu? Wat verder? Wat hebben we eraan?
Dat dit boek niet komt te liggen bij de groote
hoop, die ik maar liever onbesproken laat, dankt
het aan de wenschfantasie, die eraan ten grond
slag ligt, maar die te vaag en onuitgesproken bleef.
Het dient gesignaleerd te worden als een der vele
bewijzen van de verstrekkende invloed van
literaire atavismen. Een schrijver als Gerard
Vanter denkt van het meest rechtzinnige histo
rische materialisme uit te gaan bij het beschrijven
van deze opstand van boeren en kleine luiden
tegen hun adellijke onderdrukkers. En waar
komt hij anders terecht dan midden in de
Bosboomen van Lennep-romantiek, midden in de burger
lijke cultus van het heerlijk gisteren, dat ongevaar
lijk is, want veraf, langgeleden en hartstikke dood.
C. J. Kelk: Jan Steen 2)
Een kleine opschuiving van het tooneel, een
kleine verandering van decor, en wij bevinden
ons bij de heerlijkheden van een ander verleden,
de echte vaderlandsche 17e eeuw, de oubollige;,
van drinkende praatvaars en goedmoedige regen
ten bevolkte tijd, waarin de serene brillenslijper
Spinoza niet schijnt geleefd te hebben, waarin de
Engelsche oorlogen, de moord op de gebroeders
de Witt en het rampjaar vergeten werden. En al
die onaangename santekraam. Jawel.
Gemakkelijk, zonder groote conflicten, een
beetje onrustig, maar genoegelijk voortschildererid
komt de Jan Steen van Kelk door het leven.
Men zou kunnen bewijzen, dat de historische reali
teit er aan alle kanten een beetje anders uitziet.
Maar wat hindert dat. Kelk's Jan Steen is, los
gemaakt uit zijn tijd en losgemaakt van die
andere Jan Steen wiens werken duur betaald
worden, en die geleefd heeft van 1020 tot 1(579,
aannemelijk genoeg. Een heel plezierig mensch,
van wie plezierig en 'in losse kortswijl verteld
wordt.
Hij is een heel wat afgeronder en zelfstandiger
mensch dan de Kembrandt van Theun de Vries,
die de onbevangenheid en de moed van Kelk
miste om alle zwaarwichtigheid en dramatiek
alle poginge"n tot interne exegese van zijn roman
held kort en goed over boord te gooien, en zich te
vergenoegen met de amusante uiterlijkheid.
Men zou Kelk kunnen verwijten hier en daar
wat saai, en over het geheel genomen wat
alledaagsch en platvoersch te zijn in zijn verhaal.
Maar stel daartegenover de huiselijke poëzie die
spreekt uit elk der genre-stukjes, waaruit dit boek
bestaat. En de keurigheid van dit sappige
hollandsch, dat zelfs in zijn meest losse en vermake
lijke toon een zekere deftigheid niet verliest. Kelk
weet wat een woord waard kan zijn; hoe het op
een pagina kan uitblinken als een juweel op een
kleed. Hij heeft vele oude hollandsche woorden,
die bijna in onbruik geraakt zijn, weer opgerakeld
en zonder valsch vertoon gebruikt. Hij heeft
frisch tegenover zijn stof en zijn taak gestaan.
Wat al aanstonds blijkt uit het joyeuse begin van
zijn boek: Zij dorsten hun groote ronde hoeden
van schrik niet afzetten toen zij het majestueuze
brouwershuis aan de Langebrug binnen traden."
Men weet niet wie deze ..zij" zijn, en men weet
niet wat dat brouwershuis te beduiden heeft.
maar men is tegenwoordig bij een gebaar dat
benieuwd maakt en ons meteen midden in de
gebeurtenissen plaatst.
Ik moet de verleiding weerstaan om nader te
gaan onderzoeken wat iri <l<' laatste tijd toch
zooveel schrijvers ertoe verleidt, juist schilders tot
de helden van hun biografische romans te kiezen.
Bij onze Oostelijke naburen waren langen tijd de
muzikanten in de mode. Doch thans schijnen bij
ons en elders de schilders de volle belangstelling
te genieten.
Bij drie Rembrandt-romans en Laforgue's (ook
al vertaalde) roman over van Gogh wordt nu die
over Jan Steen gevoegd.
Er is nog een tijd geweest dat hier de 17e eeuw
bij de schrijvers en vogue" was. Toen Jan ten
Brink zijn novelle schreef over Starter en zijn
Wijf", die achteraf bezien niet-eens. . . . Doch
neen; dan zou ik moeten toegeven dat onze
vormen aanmerkelijk gezakt waren. Terwijl er
toch niets veranderd schijnt in de wereld.
Want van Deyssel spreekt in zijn ge
ncrimineerde critiek daarover van het
als-aardig-doorje-geziene 10e en 17e eeuwsche Holland" van
iemand ..die zoo met een knipoogje zegt, dat als
men zoo'n schilderij als die Schuttersmaaltijd
bijv. eetis goed bekijkt, dat men dan eens terdege
gewaar wordt, wat een f iksche, stoere, beminnelijke
en joviale kerels die ouwe vaderlanders waren."
Van zoo iemand zou hij een heel klein beetje
kunnen houden. En dat is ook vandaag nog waar.
Kelk's boek heeft de eigenschap dat men het
na oen week bijna geheel vergeten is, ofschoon
het niet bepaald in groote spanning achter elkaar
viel te verslinden. Met veel aangename dingen
heeft het die hoedanigheid gemeen. Je kunt er
een beetje van houden, zonder dat het eigenlijk
je kouwe kleeren raakt.
En ja, in n opzicht zijn we toch aanmerkelijk
vooruitgegaan. Wij hebben de moed gekregen alle
geleerdheid te laten varen, en schrijven een veel
beter Hollandsch dan Jan ten Brink, al is onze
bewondering voor het rooskleurige verleden dezelf
de gebleven, en wordt nog steeds het vroegere
rederijkersdecor bij onze historische verbeeldingen
gebruikt.
1) N.V. Seyffardt's Boek- en Muziekhandel,
Amsterdam.
2) De SpiegJiel, Amsterdam.
Tentoonstellingen
Kunstzaal van Lier, Amsterdam. Schilderijen
van Eï>i v. d. Velde?van Brussel. Tot 17 Mei.
Stedelijk Museum, Maastricht. Zuid
Limburgsche schilders. Tot 17 Mei.
Amersfoortsche kunstkring, Amersfoort. Oude
schilderijen uit de collectie de Boer. Tot 17 Mei.
Kunstzaal Wagenaar, Utrecht. Werken van
Toni Farwick. Tot 20 Mei.
Buffa en Zoon, Amsterdam. Schilderijen door
Leo Gestel. Tot 24 Mei.
Arti et Amicitiae, Amsterdam. Voorjaarsten
toonstelling. Tot 24 Mei.
Kunsthandel van Wisselingh en Co,, Amsterdam.
Hollandsch en Fransche schilderkunst. Tot 28 Mei.
Kunsthandel Aalderink, Amsterdam. Werk door
T. Bakker. Tot 28 Mei.
R.A.I., Amsterdam. Tentoonstelling Klank en
Beeld.