Historisch Archief 1877-1940
'?4!
DE GROENE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta
Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: G. F. v. Dam
Keizersgracht 3S5, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000
Opgericht in 1877
No. 2868
Zaterdag 21 Mei 1932
De loon- en salariskorting
door 'Wethouder Mr. G. C. J. D. Kropman
Aangenomen!
De Kortingswet-de Geer beteekent voor Amster
dam mér en aanzienlijk veel meer dan
4 pCt. korting op de loonen en salarissen van het
gemeente-personeel. Zij wekt vragen en vraag
stukken op, welker beantwoording en oplossing
waarschijnlijk nog niet zullen tot stand gekomen
zijn, als de korting, welke immers slechts drie
jaren gelden zal, reeds lang tot het verleden
behoort. Als algemeene vraag zou gesteld kunnen
worden: waarom is de zetel der regeering niet
gevestigd daar waar hij behoort, in de hoofdstad ?
Want Den Haag ? het departementale Den
Haag kent Amsterdam niet. Het behandelt
Amsterdam als Dinxperloo, het geeft uitvoerings
voorschriften voor Maatschappelijk Steun bijvoor
beeld en ook voor de toepassing der Kortingswet,
welke voor Dinxperloo redelijk geacht kunnen
worden, doch voor Amsterdam bijkans onmogelijk
?zijn. En wat erger is: het kent Amsterdam alleen
maar ambtelijk, het kent niets van den geest
en de trots en de zelfstandigheid, ja het kent
niet eens de . goedhartigheid van Amsterdam.
Amsterdam is voor Den Haag een gemeente als
iedere andere. Het zou goed zijn als Den Haag
naar Amsterdam kwam.
Een andere vraag is: hoe moeten wij de wetten
lezen ? De wet betreffende de f inancieele verhouding
tusschen het Rijk en de gemeenten (wet van 15
Juli 1929) ontnam aan de gemeenten een groot
?deel van haar eigen belastingbevoegdheid,
zij kregen er voor in de plaats een aandeel uit het
gemeentefonds. Dit aandeel zou telkens voor vijf
jaren vastgesteld worden. Binnen dien tijd zou
dat aandeel vaststaan. Burgemeester de Vlugt
heeït hieraan in de Eerste Kamer herinnerd: de
vraag was gesteld, hoe het met de voorgestelde
regeling zou gaan, onder meer in tijden van
economische inzinking en de Regeering antwoordde
prompt: geen nood, de gemeenten zullen niet
minder uit het fonds krijgen, daar immers het
bedrag per inwoner aan het begin van elke vijf
jarige periode voor haar wordt vastgesteld."
Niettemin verschijnt twee jaren later de
kortingswet (wet van 27 October 1931), waarvan het eerste
lid van het eerste artikel bepaalt, dat de uit
keering uit het gemeentefonds te doen, voor iedere
gemeente verlaagd zal worden met 3 pCt. van het
in 1931 door de gemeente uitgekeerde loonbedrag.
De uitkeering uit het gemeentefonds aan Amster
dam bedroeg ongeveer 18 millioen, het loonbedrag
ongeveer 53 millioen, op de uitkeering zou der
halve ongeveer ?1.600.000 per jaar gekort worden,
twee jaren nadat verzekerd was, dat, wat er
ook gebeuren zou, niet gekort zou worden.
Hoe moeten wij de wetten lezen? Bij de behan
deling van de Ambtenaren-wet-1929 (wet van
12 December 1929) diende mr. dr. G. van den
Bergh het Amsterdamsche raadslid een
amendement in op art. 126, strekkende om de
repressieve controle (van Gedeputeerde Staten)
op den inhoud der (gemeentelijke loon-) regelingen
te schrappen. De heer van den Bergh vreesde nl
dat die controle zou kunnen uitgeoefend worden
om bestaande regelingen te verslechteren. Geen
nood, antwoordde de minister, dat kan men van
iedere controle zeggen, doch dit mag geen uitgangs
punt zijn. Men moet ervan uitgaan, dat de con
trole strekt tot het doel, waar toe ze wordt ge
ordend. Men mag niet aannemen, dat
detournement de pouvoir" zal plaats vinden." Twee en
een half jaar later echter leest de voorzitter
van den Amsterdamschen Raad een brief van de
regeering voor, waarin het voornemen wordt
te kennen gegeven om de aandacht van Gedepu
teerden van Noord-Holland te vestigen op art.
126 der Ambtenarenwet, teneinde de loonkorting
te bereiken, indien de Raad haar niet zou willen ....
De crisis is leerrijk.
In Amsterdam bestaat het Instituut van Geor
ganiseerd Overleg. In grove lijnen geteekend is
de structuur aldus: vertegenwoordigers van de
werklieden-organisaties komen bijeen met ver
tegenwoordigers van het gemeentebestuur in
een Centrale Commissie voor Werkliedenzaken.
De groep vertegenwoordigers van de
werkliedenorganisaties brengt n stem uit, welke bepaald wordt
door die vertegenwoordigers bij onderlinge stem
ming ; de groep, welke hetgemeentebestuur vertegen
woordigt, brengt evenzoo n stem uit, welke bepaald
wordt door het college van B. en W. Regelingen
omtrent de rechtspositie en de arbeidsvoorwaar
den vormen het object van dit Instituut. Is er
overeenstemming tusschen beide groepen, dan
heeft daardoor een voorstel rechtskracht, is er
geen overeenstemming en een van beide groepen
meent, dat de bestaande rechtstoestand ten deze
voorshands niet ongewijzigd kan worden gelaten,
dan kan de Raad de regeling naar zijn goedvinden
vaststellen. Bovendien kan een regeling, door
een Centrale Commissie vastgesteld, indien de
uitvoering hiervan een uitgave uit de gemeentekas
noodig maakt, niet in werking treden, tenzij de
hiervoor benoodigde gelden beschikbaar zijn op
de begrooting of alsnog door den Raad beschikbaar
worden gesteld. En eindelijk kan de Raad de door
een Cantrale Commissie vastgestelde regeling ..te
allen tijde schorsen of vernietigen, voor zooveel
zij naar zijn oordeel strijden met de wet, een ver
ordening of het gemeentebelang." Een dergelijke
structuur geldt ook voor de ambtenaren en,
gedeeltelijk, voor de politie. De bedoeling was,
de organisaties als medebelanghebbenden recht
streeks te doen deelnemen aan de vaststelling van
de arbeidsvoorwaarden harer leden", de mede
zeggenschapsgedachte dus. Doch deze mede
zeggenschapsgedachte stelt in crisistijd
hooge eischen aan de vertegenwoordigers der
organisaties, die uitteraard rekening moeten
houden met het gemeentebelang en.... met het
belang harer leden. In tal van gevallen kwam men
niet meer in de Centrale Commissie tot overeen
stemming, herhaaldelijk moest de Raad de regeling
geven, en wat de loonen betreft, hier heeft het
Instituut zeker niet bevredigend gewerkt: in
1924 werd met de werklieden overeenstemming
bereikt over verlaging van het inkomen, met de
ambtenaren echter niet: de Raad besliste daarna
overeenkomstig het besluit van de Centrale
Commissie voor Werkliedenzaken. In 1929 ge
beurde het omgekeerde: met de ambtenaren en
de politie werd overeenstemming bereikt over
verhooging van het inkomen, met de werklieden
niet, wederom werd de Raad in de zaak gemengd:
ook toen besliste de Raad overeenkomstig de
besluiten van ambtenaren en politie.
Dit jaar echter werd de medezeggenschaps
gedachte wel zér in het nauw gebracht ! De ambte
naren en de politie aanvaarden in het Georgani
seerd Overleg de korting, bedoeld in de
kortingswet-de Geer. De werklieden verwerpen de korting.
De Raad wordt in de zaak gemengd, doch doet
nu anders dan in de jaren 1924 en 1929, hij legt
de korting niet op aan de werklieden en in
gevolge de bepaling, dat de Raad te allen tijde de
besluiten der Centrale Commissie kan vernietigen
in het gemeentebelang vernietigt de Raad
de besluiten van Ambtenaren en Politie tot
aanViooltjes
Voortreffelijke
chocolade in den
vorm van viooltjes.
Een specialiteit.
RINGERS
Let op den naam f
vaarding der korting, uit overweging, dat als de
eene groep (werklieden) niet gekort wordt, ook
de andere groepen (ambtenaren en politie) niet
gekort behooren te worden. Doch dit laatste raads
besluit wordt door de Kroon vernietigd, het wordt
dus geacht niet te hebben bestaan: derhalve
gaat de korting toch door voor ambtenaren en
politie. Wat de werklieden betreft, de Baad
had de voordracht tot korting op hun loonen
verworpen, hier kon dus de Kroon niets vernietigen,
zoodat de korting op de loonen, krachtens de ver
werping van de voordracht, niet doorging ! Doch
nu ontstond wederom de ongelijkheid. Met het
oog hierop heeft de regeering dan ook het wapen
van art. 126 Ambtenarenwet, waardoor Gedepu
teerde Staten de korting kan opleggen, in uitzicht
gesteld.
De nieuwe behmdeling van deze kwestie in
den Raad. m?t den bekenden uitsla;* op Donder
dag jl?was het gevolg.
Het ontstane nadeel is niet gering. Zelfs al zal
de regeering nu de Raad de korting oplegt
niet art. 126 Ambtenaarswet toepassen, dat
zij dit artikel wilde hanteeren is uiterst bedenkelijk
voor de autonomie der gemeenten. Vaststaat
reeds nu, dat de regeering van meening is, dat zij
locale toonregelingen kan verslechteren, hoewel
art. 170 Gemeentewet nog altijd luidt: de Raad
regelt de bezoldiging van alle plaatselijke ambte
naren en bedienden. Vaststaat verder en wij
betreuren dit dat de politiek zich dit keer al
zér bijzonder gemengd heeft in regelingen, welke
men juist door het Georganiseerd Overleg buiten
de politiek heeft willen houden. Wij vreezen,
dat het lang zal duren, voordat toonregelingen weer
in de rustige sfeer van het Georganiseerd Overleg
zullen behandeld kunnen worden. Voor de ontwik
keling van de medezeggenschapsgedachte is het
gebeurde fnuikend. Wat de politieke kant van de
quaestie betreft, men zal begrijpen, dat wij ons
daarover eenigszins gereserveerd kunnen uitlaten.
Over de houding van het Neutrale Blok aller
middenstanders is weinig meer te zeggen: de ver
achting daarover was vrijwel algemeen; het was
een staaltje van politieke" politiek van
allerbedenkelijkst karakter. De houding der S. D. A. P.
wekte zacht gezegd bevreemding. Economi
sche argumenten tegen de korting zijn niet aan
gevoerd, wel juridische argumenten, welke ons
inziens niet zeer steekhoudend waren.
Daarnaast geeft het gebeurde nog andere lessen
en wel van staatsrechtelijke» aard.Hoewel de Kroon
in het vernietigingsbesluit een captatio
benevolentiae" maakte voor het Georganiseerd Overleg
te Amsterdam, zijn wij van meening, dat déjuri
dische constitutie van dit Instituut meer dan rijp
is voor een herziening. Als deze te eenigen tijd
tot stand mocht komen zou er althans nog iets
goeds ontstaan uit deze allesbehalve verkwikkelijke
historie.