De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 21 mei pagina 12

21 mei 1932 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 21 Mei 1932 No. 2868 Tweemaal Rotterdam RESTAURA" door Albert Heiman ft Jef Last: Iiiefde n de portieken 1) De formalistisch ingestelde critiek heeft aan Marianne", het vorige boek van Jef Last meer waarde toegekend, dan waar het naar mijn schat ting voor een tiende deel recht op heeft. De wederzijdsche partijen kunnen zich troosten; dezelfde formalistische critiek zal Liefde in de portieken" op grond van veel ditjes en datjes, op grond van al te grooten eenvoud en een duidelijke tendens afwijzen, of in het gunstigste geval als een tijdelijken achteruitgang beschouwen. Terwijl het dat toch allerminst is. Integendeel. Al is het zeker dat wij hier te maken hebben met een kleine roman - die nog lang geen meesterwerk is, wanneer dit werk een keerpunt vormt in de productie van Jef Last, en hetzelfde wat in Liefde in de por tieken" bescheiden maar zuiver vervat ligt zich in latere scheppingen 'sterker en grooter zal projec teeren, dan is dat wel een paar juichtonen waard. Het is een vorm van sociaal-tendentieuse letter kunde volgens een methode welke op dit oogen blik althans de eenig juiste schijnt. Geen lyriek bij droombeelden; geen epische heldenvereering van het voorbije, of van het irreëel-toekomstige. Maar een klaar en scherp beeld vai vandaag, met dwingende consequenties. Men kan er tegenover staan als vijand, maar niet onverschillig. De weg die Jef Last hier gevolgd heeft, is de zekerste. Beginnen bij het bizondere en aan komen bij het algemeene, voor allen geldende. Het is hem niet heelemaal gelukt om deze alge meenheid te construeeren, maar hij is er een heel eind ver mee gekomen. Slechts de laatste vier bladzijden zijn fout en bederven veel. De opzichter, meester" op de fabriek, heeft een zielig-mooie, soms wrange, soms idyllische verhouding met een ondergeschikte. Iets rusteloos en halfslachtigs, omdat hij ook zijn burgerlijk-gelukkig familie leven leidt, dat hij niet kan noch wil prijsgeven. Het meisje vraagt dat ook niet, want ze staat heel zuiver, en zelfs een beetje nuchter tegenover hun verhouding, en ze is zich duidelijk bewust van het onoverbrugbare klasse-verschil. Haar vriend staat aan een vijandelijke linie, die der bazen en bezitters; hij kan er niets aan doen. Maar zij weet dat, tenzij hij aan de kant der ar beiders zal komen staan, zij hem zal moeten prijsgeven bij de aanstaande staking. Haar klassebewustzijn, een prachtig bewustzijn van menschelijke vrijheid, waaruit zij eerst een ontroerende offervaardigheid jegens hem put, geeft haar later ook de juistheid van oordeel en de moed om hem precies te zien zooals hij is: als onderkruiper. En dan staat ze tegenover hem, niet persoonlijkvtfaadig, maar klasse-vijandig. Alle persoonlijke / -affecten zijn vervaagd voor het scherp-geziene en nabije gemeenschappelijke doel. ' Dit meisje dat het ideaal vertegenwoordigt, is geloofwaardig van begin tot einde. Ze heeft alle -adel van de eenvoudige-die-geen-corruptie-kennen. Ze is strijdbaar en liefdevol; beide in juiste ver houding. Ze is overtuigend voor zichzelf en voor de kracht die kan uitgaan van het ideaal dat zij vertegenwoordigt. Zij is echter geen draagster van de tendens van het boek. Dat is de opzichter, de man die tusschen de stoelen zit, omdat hij door het meisje met andere oogen is gaan zien, tot de erkenning is gekomen: O god, ik sta aan den verJeeerden kant; om het met Gorter's woorden te zeggen: Ik sta aan den verkeerden kant. Ik ga te gronde. Mijn liefde gaat verloren. Hij mist echter de redelijke moed om zich los te rukken uit de klasse waarin hij geplaatst werd. Men kan ook gemakkelijker zijn ouders ver moorden. Alleen: wie eenmaal ziende werd, loopt nooit meer op de tast. De opzichter is het type van de man die beter weet, en toch aan de ver keerde kant staat. Hij vertegenwoordigt een categorie die duizenden, op het oogenblik wellicht millioenen telt. Ze komen tot geen keuze metter daad. Slechts in gedachten. Ze vegeteeren verder in hun tweeslachtigheid; gebroken en onbruikbaar. Het is de groote overgangscategorie van dadenlooze welmeenenden. Zij moet wegrotten, of zoo-mogelijk nog eerder weggeruimd worden. Ze is totaal on bruikbaar en onverbeterlijk. Jef List heeft de onbruikbaarheid van deze categorie duidelijk gevoeld, en er niets beters op gevonden dan de opzichter naar een prostituee te laten loopen en hem zes weken later blauwzuur te laten innemen. Hij heeft hem in drie bladzijden geëvacueerd. De bedoeling ervan is juist, maar het is romanpsychologisch onjuist. De man behoort tot de categorie die dadenloos voortvegeteert en wegrot. Hij verhaast: dat proces alleen onwille keurig, niet met de, wanhopige opzettelijkheid van een zelf vergooi ng en een zelfmoord. Jammer. Dit einde had even duidelijk en helder moeten zijn als de rest. De auteur zegt overigens in een kort epiloog: In het belang van de arbei dersklasse meen ik het recht te hebben, thans. nu jaren na dit voorval zijn verloopen, de feiten te publiceeren." Br gebeurt op literair gebied niet zoo heel veel in het belang van de arbeiders klasse." Dat zien wij telkens opnieuw. Doch dit maal pretendeert Jef Last niet tevergeefs iets waardevols in die richting gedaan te hebben. Voor het front van onze aristocratische forma listen en onze idyllisch-burgerlijke literaten, is dat wel een kleine felicitatie waard. B. Stroman: stad 2) Zs zijn wel aan n hand af te tellen, de Nederlandsche schrijvers, die niet alleen, met hun beide beenen, maar met hun geheele wezen in de realiteit staan, en die daardoor ook een sterke verantwoorde lijkheid gevoelen tegenover den tijd waarin zij leven, de maatschappij waarvan zij een der for manten zijn. Wie om de een of andere reden aan spraak maken op den naam van jongeren", vergenoegen zich meestal met alleen in formeel op zicht vooruitstrevend te zijn. Zij hebben distinctie drift (het is een mooi woord van Carry van Brug gen), maar zij hebben niets in zich van de geest dier oude zeevaarders, welke alleen uit verlangen naar een schponere toekomst de risico aanvaarden om van de wereldschijf af te kantelen in het duistere onbekende. Zij waaghalzen met het lichaam van hun literatuur, maar niet met de ziel ervan. En zij vergeten dat alleen wie alles waagt, ook alles wint. Oin de nieuwe idee wordt zelden gejuicht maar er zijn geheele bloedbroederschappen ge grondvest op een nieuwe literaire vorm. Het behoort tot de goede toon dit laatste ijverig te bewierooken, en goedmoedig in die rookwolken toekomstvisioenen te zien. Tien jaren later blijkt die zoogenaamde nieuwe vorm hopeloos verouderd en onbruikbaar. De modieuze colbert van een dandy uit 1912; iets belachelijks vandaag. De naakte mensch ziet er al duizend jaar hetzelfde uit: hij is een onbruik bare dommerik of een behoorlijk specimen van zijn soort. Het naakte boek Stad" van den heer Stroman is geen behoorlijk specimen van het soort geschrif ten dat men literatuur pleegt te noemen. Het pretendeert veel: in een nieuwe vorm een synthe tisch beeld te geven van het veelzijdig-verwikkeld leven van een groote stad. Maar het is niets dan een betrekkelijk flauw warwinkeltje waarover gevoeglijk gezwegen kon worden, wanneer de vorm niet in zooverre van de gebruikelijke vorm van dergelijke beschrijvingen afweek, dat sommigen zouden kunnen gaan denken aan een innovatie. Het boek zelf biedt een aardig punt van verge lijking. In afwijking van de gang-bave opmaak heeft het de binnenste marges van de bladzijden meer dan tweemaal zoo breed als de buitenste. Iets CHAMPAGNE KRUG&CO REIMS IN KWALITEIT AAN DE SPITS! oiigewoons, zonder verdere beteekenis. Maar even min als iemand het in zijn hoofd zal halen om in dat bedenksel van Paul Schuitema een typogra fische vernieuwing of zelfs maar een grillige vondst te zien, laat staan iets wat invloed heeft op de literaire beteekenis van het boek, evenmin zijn al de advertenties, geclicheerde krantenberichten en dergelijke, welke hier gedeeltelijk de gewone tekst vervangen, van de geringste waarde als literaire uitbeeldingsmiddelen, als formeele ver nieuwingen of vondsten. De schrijver heeft de klok van Bezette Stad" hooren luien, maar weet niet waar van Oatayen's schrijverschap uithangt. Ik wil de laatste zijn om te beweren dat de typo grafie niet toevalligerwijze als literair uitdrukkings middel te gebruiken zou zijn. Maar een geschrift dat het daarvan moet hebben is geen literatuur; het is een verzameling plaatjes. Ook doet het er niets toe of de heer Stroman op iedere regel maar n zinnetje van drie of vier woorden plaatst. Die zinnetjes zeggen precies hetzelfde in de meeste gevallen als wanneer ze naast elkander zouden staan. Ze vervolgen immers een doorloopende gedachtengang en er begint geen nieuwe rhythmische periode. Had deze schrijver (die naar ik vermoed met dit boek debuteert) de helft van alle energie aan deze schijnbare originaliteit en nieuwigheid besteed, eens gewijd aan de compsitie van zijn boek, dan zou dit misschien niet zijn uitgeloopen op een flauw verlovingsgeschiedenisje en een inbrekersverhaaltje (slechte M. J. Brusse-reportage) die tot een wansmakelijke grootestads-cocktail doorelkaar geklutst werden, en tenslotte toch veel minder idee geven van het Rotterdamsche stads leven dan het eenvoudige boekje Liefde in de portieken" van Jef Last, waarin de achtergrond van die stad slechts terloops werd geteekend. Wanneer enkele bladzijden er ook al op wijzen dat de auteur van ,,Stad" niet talentloos is, een groote reeks van andere bladzijden toont aan dat hij toch wel danig verward moet zijn. l) Uitgave Servire, den Haag. 2) Uitgave Brusse, Rotterdam. Tentoonstellingen Buffa en Zoon, Amsterdam. Schilderijen door Leo Gestel. Tot 24 Mei. Arti et Amicitiae, Amsterdam. Voorjaarsten toonstelling. Tot 24 Mei. Kunsthandel van Wisselingh en Co?Amsterdam. Hollandsche en Pransche schilderkunst. Tot 28 Mei. Kunsthandel Aalderink, Amsterdam. Werk door T. Bakker. Tot 28 Mei. Amsterdamsche Ateliers voor Bmnenhuiskunst, Amsterdam. Fotografische werken door Else Seifert. Tot 30 Mei. Kunstzaal Reeker, Haarlem. Schilderijen door Louis Hartz en A. L. Koster. Tot 31 Mei a.s. Stedelijk Museum, Amsterdam. Voorjaarstentoonstelling St. Lucas. Tot l Juni. Kunstzaal Vecht, Amsterdam. Schilderijen van Sari Góth. Tot 3 Juni. Beeldhouwwerken van Moissi Kogan. Tot 19 Juni. Kunstzaal van Lier, Amsterdam. Fotowerken door Erwin Blumenfeld. Tot 9 Juni. Kunsthandel Huinck en Scherjon, Amsterdam. Schilderijen door Vincent van Gogh, J. B. Jong kind en Floris Verster. Tot 18 Juni. GIDDING yTUYNENBURG MUYS ISCHILDEDS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl