De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 28 mei pagina 13

28 mei 1932 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 3868 De Groene Amsterdammer van 28 Mei 1932 13 Oude en nieuwe schilderkunst i Il' l»'. J. s; ? Sint Iincas, Stedelijk Museum, Amsterdam. Notities. Het schilderijtje van Lizzy Ansingh ,,Zomerdag" met zijn ouderwetschen vorm (rondend) is zeker, niet een. van haar beste werken. De vulling toch is niet geslaagd; de compositie is niet genoeg in het rondende opgelost. Het stilleven van Beerendonk is in deze reeks notities te vermelden, en onge twijfeld zijn de blauwen" in het stil leven van Mej. van den Berg aan genaam. De prijs van dit jaar kreeg Bobeldijk met zijn portret tegen een blauwen achtergrond van een jonge vrouw. Wanneer wij aannemen, dat zoo'n prijs eigentlijk de belooning is van een reeks werken van den schilder, dan kunnen wij dit aanvaarden, of schoon ik, opnieuw, beter werk van Bobeldijk mij herinner. De Zuiderzee bij Harderwijk van Arie van der Boom is wel zeer a la Voerman, de Neger van H. F. Boot heeft niet de verdien sten, die ge meestal bij Boot vindt. De Imoleumsnede: Kemphanen" van Tine van Doornik heeft levendigheid, eigenaardig voor Driesten is de ro. mantischehut.Degom-batik. Ekster" van Mej. J. Giesberts kan genoemd worden; ruim en open is Hulshof f Pol's Wolkeneffect boven de plassen. Heftig, tot het woeste toe, zijn Kort's Exotische planten; het is eentoomeloos zich geven. Simon Maris twee kin deren, aan het strand doen ons Isaac Israëls niet vergeten, maar wel her inneren. Vlot is Peizel's aquarel (150); van den overleden Evert Pieters is de eerste pianoles" zeker het rijkste schilderijtje. Aangenaam-beschaafd blijkt opnieuw Mej. van Regteren Altena's stilleven met het roode borsteltje; de kleur is als altijd open en zonder troebelheid. Een schilderes is Coba Ritsema. Tusschen al de goed bedoelde werkjes van de overigen be leeft ge in het stilleven met de witte kan" plotseling een daad der schilder kunst, waar kleuren leven zijn en waar de breedheid is natuurlijk l De feest vierende Schaap komt beter voor den dag dan ik verwachtte (zie 180, 179). Ik vreesde voor een uitstalling van te veel bloeiende boomen die mij niet en nooit nog in 't minst iets aandeden, maar wij vinden hier werken die uit de Haagsche School en voor hem zeker fatsoenlijke landschappen zijn, zooals Schulman's Maanlandschap ook in den trant van het Haagsch Impres sionisme is. Van de Ter Weeme's kan de inzending vermeld worden, van Mej. Wulf se de Cineraria's met Hortensia. 't Beeldhouwwerk geeft geen aan leiding tot opmerkingen, alleen Mej. Op 't Land's portret heeft gevoeligheid. A. l/öb's etsen (1929 11932) bij Kleykamp, den Haag ^"ik heb u al eeixs of meer keer ge schreven, dat het het voornemen is van Lob zijn etskunst te gebruiken voor portretten. En ik kan niet dan herhalen, dat ik dit een aardig plan vind, en dat, gegeven zijn psycholo gische begaafdheid, een aantal aardige portretten daardoor zouden kunnen ontstaan. Natuurlijk eveneens, vindt ge dat voornemen reeds in een aantal portretten hier verwerke lijkt en wel op verschillende wijs. Het werk van Lob vertoont meer en meer de lust de figuur te geven in een blanke lichtvlaag. Dat heeft zijn fac tuur doen veranderen, haar eenbe paalde richting gegeven. De factuur heeft meer snelheid gekregen en na een meer mollig dommelen van den vorm (dat gegeven werd door een op lossing van den vorm van het lichaam Rembrandt, zelfportret. in een aantal kleine gebogen lijntjes, haaltjes) zijn nu in het algemeen, de lijnen langer geworden, rechter en meer van elkaar. Daardoor, omdat die lijntjes of liever lijnen zich in een be paalde richting bewegen en zoo-doende het lichaam luchtig formuleeren, krijgt de voorstelling beweeglijks en blanks. Deze techniek vindt ge in. een ets als van den corpulenten heer, van den heer met sigaar (38) enz. Zulk werk herinnert ons aan Zorn, die hetzelfde zocht; ge ziet dit ook in de fluitiste (39), werken uit den laatsten tijd. Daarvoor, en nog wel bij afwisseling nu, werd meer innigheid gevonden in de andere, genoemde, factuur. Het modèléwas meer gevolgd; er werd meer détail zóó niet altijd gegeven, dan toch geïnsinueerd in het voor gestelde. Een goed exempel daarvan is No. 29; dat ik ook vroeger noemde, een zittende jonge vrouw. Wat hier aan landschap te zien is, is meer stu die; wat wij aan stillevens vinden is niet zonder sierlijkheid of geest. Ten slotte kunnen wij dus onzen indruk op deze wijze formuleeren: wij verwachten van Lob een. aantal vlotte etsen, niet zonder gevoeligheid voor het geestige, en een voortgaande uitbreiding van de technische proble men en een gestaag zoeken naar de oplossingen van deze problemen. PLASSCHAEBT T. Bakker '»ij Aalder i nk, Amsterdam T. Bakker die in 1923 met zijn doek het Middagdutjo", een slapend achterovergeleunde oude man, op Arti een prijs van de Koningin won en later nog eens voor zijn Kolenmannetje" en Boerenjongen" met den Artiprijs bekroond werd, is onge twijfeld een veelvermogend talent. Men behoeft b.v. slechts te zien hoe de voor het lichaam gevouwen handen van den slapenden gedaan zijn om hiervan overtuigd te raken. Uit het feit, dat na zijn Middagdutje, waarin de kleur reeds zeer neutraal is, ? later het Kolenmannetje, dat vrijwel geen kleur vraagt, maar vrijwel geheel in zwarten, wittsn en grijzen kon gehouden worden, hem tot een schilderij inspireerde, valt al af te leiden, dat hier in den grond een knap en gevoelig teekenaar aan het woord kwam eerder dan een pur-sang schilder. Ook uit het latere werk, stillevens, straatdoorkijkjes en achterkanten van huizen in het oude Amsterdam, wordt men gewaar dat de kleur voor Bakker dikwijls meer een probleem is waar mede hij worstelt, dan een in het geheel volledig opgenomen en daarin versmolten element van beelding, dat het werk verrijkt en er het karakter als vanzelf" van accentueert. Wordt de kleur zóó, als een afzonderlijk probleem ondervonden, dan dreigt dikwijls het gevaar van een vlucht, een ontwijken in een manier, die eon zeker effect schijnt te waar borgen. Bakker is m.i. in vele van zijn doeken die als het ware gebaad zijn in een oud, belegen, diep on donkei' bruin, niet aan dit gevaar ontkomen. Een enkel klein stilleventje (een oud hoog lessenaartje met boeken b.v.) verdraagt zulk een bad soms nog wel. In een van zijn laatste olieverfwerken, Bootje te huur" (No. 31) be merkt men met een zekere opluchting, dat de kunstenaar met zijn werk uit het bruine bad stapte en met een lichter, een van de manier" bevrijd palet aan den arbeid ging. Of de kleur hem echter nog eenmaal een natuurlijk uitdrukkingsmiddel zal wor den, valt na deze eerste nieuwe, bescheiden poging nog niet te be vroeden. B!j het^ zelf-portret van Rembrandt Stel dat het waar was wat sommige theoretici heden ten dage voorspellen en het schilderij als vorm van beel dende kunst weldra zal hebben opge houden te bestaan, dan nóg zal het portret blijven bestaan, niet ten ge volge van de menschelijke ijdelheid die het bon ton" acht zich bij jubilea het eigen conterfeitsel in olieverf te laten aanbieden, maar omdat nog geen middel gevonden werd, dat van een persoon naast en in de frappante ge lijkenis-van-een-bepaald-oogenblik van den uiteilijken levensgang, zóó vol ledig de geheele biografie van dien mensch zal kunnen geven, zóó gecon centreerd in n synthetisch beeld, schoon en suggestief, óók dien mensch altijd weer zal tlijven oproepen in zijn eeuwig aspect. Erisophetoogenblikin Amsterdam een portret van een ouden man te zien, waaraan men zich dit weer eens met zulk een scherpte bewust kan worden, dat alle lust aan polemiek met hen die dergelijke uitspraken van valsche opgeblazenheid verdenken, vergaat. Men zou alleen maar zooveel mogelijk menschen, zonder verder iets te zeg gen, voor dit portret willen brengen. Wie daarvoor niet overtuigd raakt van de waarheid van de kunst, van de waarheid van het portret als kunst", geraakt het nooit. We hebben hier te doen met een Zelfportret van Rembrandt uit zijn laatste levensjaren, door den kunst handel de Boer in Engeland uit parti culier bezit gekocht en wederom naar Zweden dóór-verkocht. In dien kunst handel valt het thans op de doorreis te zien. Nu wordt natuurlijk direct uw belangstelling gewekt! Gij wilt aanstonds weten of het hier nu wel wis en waarachtig" een echte Rem brandt geldt; hóe het komt, dat dit stuk tot nu toe niet door de Rembrandt-kundigen, mét de ongeveer tachtig andere zelfportretten die van den Meester bekend zijn, beschreven en naar behooren gedateerd en ge classificeerd werd. Gij interesseert u voor koop en verkoop-prijs, maar dit alles doet ten eenemale niet ter zake l De naam, echt of niet echt zijn, en andere zakelijkheden hebben trouwens nooit met kunst iets van doen. Echt is alleen een werk, van Rembrandt of van een ander, dat een stuk levende schoonheid, een stuk levende menschelijkheid, ontdaan van het verganke lijke, niet verbeeldt, maar is. Boven alle twijfel is dit Zelfportret in dien zin cht. Niet dat we hier, dank zij een handels-transactie, een onbe kende" Rembrandt te gast hebben is belangrijk. Van wezenlijke betoekenis is alleen dat een groot kunstwerk te zien valt. fe* 8 A. E. VANDEN TOL 't' * ? *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl