De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 28 mei pagina 9

28 mei 1932 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2869 De Groene Amsterdammer van 28 Mei 1932 K* m Een scène uit de tweede vertelling Dramatische kroniek door Henrik Scholte J. de Meester's ensceneering van de Contes d'Hoffmann". De Wagnervereeniging heeft zich ter elfder ure bezonnen, dat er in Nederland ook nog Neder landers leven, al staan zij dan ook elk oogenblik op het punt om weer buitenslands te vliegen, en zij heeft alles wat niet strikt genomen het muzikale gedeelte van Offenbach's laatste en meesterlijkste werk betrof, namelijk de regie, ensceneering, decors en costumes, toevertrouwd aan Johan de Meester. Deze heeft op zijn beurt zijn aandeel laten beheerschen door de muzikaal-fantastische sfeer van Offenbach en ook ongetwijfeld van den auctor intellectualis E. T. A. Hoffman en gezocht naar een lyrisch-bewogen op de essentie van het dichter lijke werk afgaande droomfantasie, iets wat hij trouwens in zijn tooneelensceneeringen, waarin de Meester's oorspronke lijke kracht ligt (het Hoedje", Siegfried", het ten onrechte te spoedig vergeten Amphitryon" en ,,X. Y. Z."), consequent heeft trachten te bereiken en waarbij hij telkens weer bereid bleek, overmoedige duels met het besproken woord uit te vechten * ** H Met het woord had hij althans bij Offenbach's opera vrijwel niets te ma ken. Ik heb, als bij 99 pCt. van de opera's, geen woord kunnen verstaan van wat men elkaar toezong, en ik heb dat gemis ook geen oogenblik gevoeld. Ik heb deze opera gezien en gehoord zooals ik Russische opera's van Tairoff heb gehoord, ik heb er zelfs hier en daar weer de acrobatische tierelantjjntjes en pure uitingen van een speelsch en rusteloos ver nuft, waarin Tairoff zoo sterk is, in " terug gevonden. En nog te weinig, naar mijn smaak. Juist in deze drie samenhangende vertellingen, dichterlijke fantasieën, geremd en gebroken door den telkens in andere gedaante verschijnenden kwaden genius, die zich tusschen den verliefden Hoffmann en zijn ideaal plaatst, ligt voor den regis seur een aan tekst noch detail gebonden vrijheid, een willekeurig illustreeren van de partituur, die nog niet in bandeloosheid hoeft over te slaan om niettemin sterk en overtuigend het stempel eener voortdroomende, gedachteloos en lyrisch bewogen persoonlijkheid op de vertooning te drukken. Het heeft mij teleurgesteld, dat de Meester in de hem gegeven vrijheid niet veel verder is gegaan. Op het tooneel was hij menigmaal gedurfder en radicaler. Dezen avond bleef hij vrij schoolsch eri herhaalde zichzelf. Na het voorspel, mat kleine grapjes als het lich tende wijnvat in de ruime gewelven van den raadsEen van de costuumontwerpen van Johan de Meester kelder, waar Hoffmann tegen de joelende studenten zijn verhalen deed (een tafereel a la Wilhelm Hauff, met de geesten van bier en wijn, die in lichtende lampionnetjes ronddwaalden), verwacht te ik, dat achter deze gewelven een sprookjeswereld open zou gaan. Reeds de satyre van het tweede bedrijf miste echter voldoende kracht en originali teit. Men zag den salon van den heksenmeester Spalanzani als een zwart-wit zuilengalerijtje in halven cirkel achter een trappenbouw. Het koor droeg zwart-witte costuums, geestig Empire voor de dames, de reeds van ,,Tijl" en andere vertoo ningen bekende kil-zilveren revers en plastrons voor de heeren, alles bedoeld als een parodie op de leegheid der society. Als parodie echter vaker ver toond en als verbeelding" een weinig gunstige wereld voor het optreden van de pop Olympia met haar wereldberoemde, geestige aria en de doodenwals aan het slot, waarbij echter een aardig vleugje ballet uit den hoek kwam. De tweede vertelling, het Venetiaansche carnaval, eigenlijk een soort finale", met al het speelgoed voor groote kinderen, waarin ook Carl Proelich's film Brand in der Oper" (geïnspireerd op den noodlottigen Weenschen schouwburgbrand tijdens Hoffmann's Erzahlungen") en Reinhardt's recente opvoering met Moholy-Nagy's abstracte" en parodistische ensce neering zich uitleefden", was door de Meester, blijkens decorontwerp, fantastischer bedoeld dan zij in de realiteit uitviel. De zich als vuur werk ombuigende spiegelzuilen, schikking en'groepeering der groepen tegen het achterdoek, waar Venetiëaan den overkant van een onwaarschijnlijk breed Oanal Grande als een prentbriefkaart van de Zaanstreek stond, misten de groote atmosfeer, die men hier redelijker wijze verwacht mocht hebben. Wellicht, dat hier vooral het werken met een weliswaar willig, maar daarom voor het doel nog niet bovenmatig ge schikt koor en Fransche solisten, die vocaal onge twijfeld meer presteerden dan dramatisch (behalve de prachtige conseiller Lindorf in zijn vele droomgestalten, van AndréPernet en het telkens terugkeerende, geestige commedia delParte-dienaartje van RenéHérent), onoverkomelijke hinderpalen in den weg legde. De derde, eenvoudiger vertelling, op het motief van Der Tod und das Maichen" slaagde beter, in een torenkamer mot vale, ronde muren, een groot, grillig raam en daarachter, als ' contrast, het bloeiende, hel-verlichte leven van Moderne verlichting Kunde en Kunst In de laatste jaren beeft zich de verlichtings techniek in tweeërlei richting ontwikkeld die men het best kan aanduiden als verlichtingskunde en verlichtingskunst. De verlicbtingsfcurufe is een voortzetting van de verlichtingstechniek in engeren zin, die doelmatige oplossingen voor de vele zich in de practijk voordoende verlichtingsproblemen aangeeft; zij richt zich op de utiliteit. Onder veir\ichtingskunst verstaat men de kunstzinnige toe passing van het licht, waarbij dit deel uitmaakt van het architectonisch geheel, gelijk in de tegen woordige binnenarchitectuur reeds meer en meer het geval is. De verlichtingskunst of lichtarchitectuur richt zich bij het gebruik van het licht dus op artisticiteit. De eerste uitingen van verlichtingskunst da teeren van 1925, toen op de Exposition des Arts décoratifs te Parijs voorbeelden werden gegeven van de toepassing van licht als decoratief element. In de 6 jaren, die sindsdien zijn verloopen, heeft de lichtarchitectuur zich snel ontwikkeld. Vele architecten hebben zich met groote belangstelling op deze nieuwe richting toegelegd en de invloed daarvan is reeds te merken, bij tal van nieuwe hotels, restaurants, bioscopen en groote magazijnen. Een zeer recent voorbeeld van lichtarchitec tuur is de imichtmg va,n hefc Bioscooptheater Capitol" aan den Nieuwen Binnenweg te Rot terdam, waarvan de verlichting ook nog uit ander oogpunt interessant is. In overeenstemming met het karakter van een theater, dat geheel op licht is ingesteld, hebben de ontwerpers, een doorloopende lichtverbinding aangebracht tusschen den ingang, die buiten aan den gevel door twee hoogopgaande lichteuilen wordt geaccentueerd, en de theaterzalen. Deze lichtverbinding wordt ge vormd door een cassettenplafond boven den ingang en een indirecte verlichting door middel van lampen in een op eenigen afstand van het plafond aangebrachte in meandervorm gebogen lijst in de hal. Bij de zaalverlichting is het licht opgenomen als bouwelement in de zijwanden en in het front. De hoofdverlichting wordt hier gevormd door een breeden viervoudigen lichtband die zich aan weerszijden van de tooneelopening langs de zijwanden en den voorwand vaa het balcon ononderbroken voortzet. Hier vervult het licht dus een belangrijke decoratieve functie. Bij deze aldus van terzijde komende hoofdverlichting kon de plafond verlichting betrekkelijk matig worden gehouden, zoodat het zachte kleuren gamma van het plafond goed uitkomt en toch niet te veel in het ocg valt. Hierdoor komt het belangrijkste deel der zaal, het front met de tooneelopening, ten. volle tot zijn recht. G. B. VAN STRAATEN daarbuiten.. Een chambre bizarrement meublée" was het echter niet en een stuk of wat geschilderde violen kropen als losse, leelijke insecten tegen den muur op. Het daarbij op het gordijn geprojecteerde portret van Antonia's moeder, door mevr. Annie Roland Holst?de Meester geschilderd, was zonder twijfel niet bepaald een meesterwerk en viel uit den toon. Veel meer bewondering heb ik gevoeld voor haar voordoek voor de voorstelling: in forschen golflijn en donkere, blauw-violette en soms giftig-groene kleuren en in den juisten magischen en dreigenden droomsfeer geschilderde emblemen van den vioolspelenden docteur miracle" en de' drie dubbele frescofiguur ter zijde. In den Raadskelder i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl