Historisch Archief 1877-1940
ELSCHE POTTENBAKKERIJ
Een op Antieke Voorbeelden
geïnspireerde Schoonheid
DOOR OTTO VAN TUSSENBROEK
i
der aardcwcrk-fabi'icage
door zijn persoonlijkheid,
ga ven en smaak is beïnvloed."
Aldus wist J osiah Wedgwood ook
te bereiken wat hij wilde....
L Btruria, waar Josiah Wedgwood ook op sociaal gebied pioniersarbeid verrichtte, telt thans ruim negenhonderd
mannelijke en vrouwelijke krachten van allerlei leeftijd. De oude ovens hebben plaats geruimd voor de moderne,
in plaats van hout wordt er electrisch of met gas gestookt, allerhande nieuwe technische hulpmiddelen hebben hun
intrede in de fabriek gedaan waar de goede verstandhouding tusschen werkgevers en werknemers zoodanig gehandhaafd
bleef, dat er in de honderd en zestig jaren sinds de stichting der werkplaatsen te Stoke-on-Trent nooit de minste moeilijkheid
rees. Trouwens er zijn werklieden uit families die in vier generaties zich er nuttig wisten te maken. Dat zegt heel wat...,
Zoo ziet men dan op de hiernevens gaande afbeeldingen links-boven: een jong werkman bezig met de z.g. retouche", het
i met een scherp mes bijwerken van een gegoten kom met bladversicring. Dan een huisvader die een vorm opent waarin een kan
' waarvan later het oor wordt aangezet. Daaronder een modelleur die bezig is op zijn
pottenbakkersstoel een vaas uit klei op te trekken" zooals dat in een vakterm luidt. Vervolgens
l het opbrengen van losse versieringsstukken in relief en het vormen dezer stukken. Dit laatste
'geschiedt ook door de tweede vrouwelijke arbeidster rechts. Duidelijk zijn hier de holle
gipsmodellen te herkennen welke zij voor zich op tafel heeft liggen. Ten slotte het beschilderen,
waarin een oud grootmoedertje uitmunt. Werken de jongeren meestal naar voorbeelden, zij doet
het uit de vrije hand" en al verkiezen wij tegenwoordig de gladde en on versierde dingen,
al doen we het gelukkig nu zonder waschkom en kan, het oude vrouwtje heeft er haar vreugde
aan en.... men is immers ia Engeland !. .. .
Dat wil dan zeggen in het land waar nog steeds Wedgwood een stuk levende traditie
beteekent.
'; Nieuwe aanplakbiljetten
i J. Siollema die met zijn fraaie plaat voor de Wagner Veresniging ZOD gelukkig debuteerde heeft voor
i'jÜe z.g. Boeken-Week een kleiner biljet geteekend waarin hij opnieuw den invloed van zijn
leerjvjnêester Eoland Holst niet verloochent.
i Toch twijfel ik er niet aan of deze nog jonge teekenaar zal zichzelf weten te vinden (dat heef
: «en Jongert ook gedaan) en dan verwacht ik (ook al is voorspellen een hachelijk bedrijf !} veel goed
van hem.
De idee is in zijn nieuwe biljet al heel goed gevonden: een langharige rups kruipt naar eer
stapel dikke boeken toe en ontpopt zich boven aan den top als een bresd-vleugeligt
vlinder, symbool van vergeestelijking door het lezen van boaken. Wie leest, baai
zjjn geest" zoo staat er op het ontwerp geschreven. De kleuren zijn rood, blauw en zwart
op wit papier. Het geheel is frisch en fleurig en wat vooral gewicht in de schaal
legt: doeltreffend.
fefe
De Vries teekende voor de Internationale Motorwedstrijden te Assen
op 25 Juni een groote plaat in zwart, groen en oranje waarop een motorrenner
heel klein is afgebeeld in zwart met achter zich het vergroote fantoom van denzelfden
over het stuur van zijn snelheidsmonster gebogen mededinger wiens gelaat en kop met
stofbril en valhelm iets van een dooden-masker heeft.
En toch ontbreekt aan dit biljet dat wat men er gaarne in zou willen zien:
suggestieve kracht. Er bestaat een foto door Moholi-Nagy welke honderd
maal sterker aanspreekt en ik geloof dat dit vooral komt doordat daarin
de figuur meer is saamgevat in n vaste greep terwijl op de teekening
van de Vries de aandacht verdeeld wordt tusschen twee dezelïde
renners, een groote en een kleine.
Ook de opgedrukte belettering rammelt ietwat.
Wat mij van de Ned. Spoorwegen onzer oogen kwam, een kleine
reclameprent ter bevordering van het reizigers-verkeer, onderteekend
met de letters v. d. V., tart elke beschrijving. Men ziet een lezend
mannetje op een. gevleugeld wiel zitten. Iets voor kinderen misschien,
maar daarvoor nog veel te kinderachtig. De gedachte en teekening
zoo laag-bij-den-grondsch en zouteloos dat men er waarlijk versteld
van staat hoe een lichaam van gezag en goeden naam als de Ned.
Spoorwegen, zoo iets kunnen en durven te verspreiden !... .
\