Historisch Archief 1877-1940
«o. 2870
De Groene Amsterdammer van 4 Juni 1932
'.4?
Steun-dilemma's
15
door C. A. Klaasse
Steun van consument aan producent
De kwestie vanden steun door overheidsmaat
regelen aan takken van bedrijf, die door de crisis
zoo zwaar zijn getroffen, dat zij zonder bijzondere
maatregelen ten doode zouden zijn opgeschreven,
of althans hun levenskansen ernstig bedreigd
zouden zien, treedt langzamerhand in een nieuw
stadium. Wanneer men zoekt naar de roode draad
welke, ondanks de groote uiterlijke verscheiden
heid, loopt door het heele samenstel van
regeeringssteunmaatregelen, dat sedert ruim een jaar op
dit gebied is opgebouwd, dan onderscheidt men als
een der voornaamste essentia: de poging om den
steun te laten dragen door de consumenten van
de producten der gesteunde bedrijven. Door dat
principe werd de eerste van deze reeks maat
regelen: compenseerend invoerrecht op suiker
gedragen, evenzeer de onderstand aan de
tarweboeren; het heele contingenteerings-systeem drijft
op hetzelfde beginsel, en de jongste ontwerpen
voor den zuivelsteun borduren op ditzelfde stramien
voort.
Uitzonderingen vormen eigenlijk alleen het
aardappelmeelwetje, dat trouwens eerst
credieteteun gat. en .^S- tweede suikeiwet, die een
productiepremie (onder beperkende bepalingen
overigens) instelde.
Ik heb vroeger reeds uiteengezet dat er in
dit stelsel wel iets logisch zit: gij gebruikers
hebt steeds geprofiteerd van de werkzaamheid
der voortbrengers van uw noodzakelijke levens
behoeften; nu door bijzondere omstandigheden
de prijzen op de wereldmarkt zich dusdanig ont
wikkelen dat er kans bestaat dat de produ
centen zich niet meer staande kunnen houden,
dient gij uwerzijds een offer te brengen, een offer
dat trouwens hoogstens een winstderving betee
kent niet te kunnen profiteeren van de volle
prijsdaling en dat bovendien in the long run
waarschijnlijk geen offer zal blijken te zijn, maar
een winst, omdat elk verbruiker toch ook weer
afhangt van de productie, wijl hijzelf op een of
andere wijze daarbij betrokken is, hetzij als onder
nemer, als rentetrekker of als arbeider. Het
algemeene prijsverval dreigt den verbruiker in zijn
qualiteit als belanghebbende bij de productie veel
meer kwaad te doen dan het hem als consument
voordeel brengt. Ben streven naar kunstmatig
gedeeltelijk herstel van de oude prijsverhoudingen
heeft dus zeker eenigen zin, en is meer dan zoo
maar de gemakkelijkste manier van steunverlee
ning. Er is alleen dit groote bezwaar tegen, dat
wanneer het alleen nationaal gebeurt langzamer
hand het prijsniveau en als consequentie daarvan
het loonniveau?moet gaan afwijken van dat in de
rest van de wereld, hetgeen voor een land dat, als
het onze, in vrij hooge mate is aangewezen op de
handelsrelaties met het buitenland funest moet
zijn, zoowel voor de economische situatie als voor
de munteenheid. Met het oog daarop moet dan ook
de contmgenteering nog als de gelukkigste greep
op het gebied van den economischen steun worden
beschouwd, omdat daarvan geen prijsverhooging
het gevolg hoeft te zijn, 'terwij toch het nuttig
effect van de inheemsche voortbrengers bereikt kan
Worden in den vorm van stijgende afzet, zonder
dat dus de verbruiker zich daarvoor een offer
hoeft te getroosten.
Intusschen is natuurlijk het verleenen van steun
uit middelen, op te brengen door de verbruikers
der gesteunde producten maar in bepaalde ge
vallen mogelijk; alleen wanneer de verbruikers
zich in het binnenland bevinden, gaat dat spelletje
op. Bij de tarwe ging dat, de oogst 1931 maakte
nog maar ongeveer een kwart van het inlandsche
tarweverbruik uit; ook bij de verschillende pro
ducten, waarvan de import thans
gecontingenteerd is, kon de steun uit het inheemsche verbruik
gerecruteerd worden; dat is trouwens een conditio
sine qua non voor deze constructie der steun
verleening. Maar meer en meer worden ook bedrijfs
takken hulpbehoevend die voor een belangrijk
deel hun afzet over de grenzen hebben. Daar moet
natuurlijk wil men steunen een andere weg
gevolgd worden, omdat daar geen wettelijke maat
regelen gebonden afzet en/of gebonden prijzen
kunnen creëeren.
Stuitten de tot nu toe door de regeering ont
worpen steunmaatregelen reeds aan alle kanten
op verzet vooral in het kamp der
vrijhandelaren nu om opgemelde redenen een nieuwe weg
betreden moet worden, zal er nog meer
principieele tegenstand komen. Want voor deze nieuwe
gevallen is er maar n oplossing: subsidie, een
fooi uit de schatkist. En dat inlasschen van de
schatkist sleept tevens alle bezwaren met zich
mee die het budgetvraagstuk in dezen t ij d aankleven.
Steun door prijs- of aizetvêrhooging financiert
zichzelf automatisch, voor subsidies moeten de
middelen gezocht worden. Dan is er nog een be
langrijk punt, dat de critiek als wapen zal
hanteeren: wanneer men een industrie met
binnenlandsche afzet steunt dan is dat hoogstens een
kwestie van verschuiving van inkomsten tusschen
verschillende groepen inwoners, maar zoodra men
een exportindustrie steunt, beteekent dit dat men
de buitenlandsche koopers onzer producten een
cadeautje maakt, wij betalen dan belasting ten
behoeve van de buitenlandsche consument. Indien
dat juist zou zijn, dan ware het inderdaad een zeer
ernstige grief. Bealiseeren wij ons echter wat zulk
een subsidie beteekent: door de prijsontwikkeling
op de wereldmarkt onder den invloed van tijdelijk
abnormale omstandigheden, zijn verschillende tak
ken van nijverheid onrendabel geworden, zoo
onrendabel dat zij zelf de loopende kosten niet
meer kunnen dekken afgezien dus van afschrijving,
laat staan dividend op de geïnvesteerde aandeelen
kapitalen. Wanneer door de overheid daaraan
niets gedaan wordt, zullen die bedrijven, wanneer
de liquide middelen in het deficit zijn opgeteerd,
moeten verdwijnen; en dat geldt niet alleen voor
de z.g.n. zwakke bedrijven, maar voor heele be
drijfstakken.
Gebeurt dat inderdaad, dan beteekent dat
voor de gemeenschap: het verlies van inkomen
gelijk aan de bruto-ontvangsten der
gesuccombeerde bedrijven. Wanneer nu zulk een bedrijf,
dat b.v. per jaar een ton aan producten af
levert, te redden is met vijf of tien mille toelage
dan beteekent zulk een subsidie niet een verlies
van 5 of 10 duizend gulden maar een winst van
95 resp. 90 mille. Nu kan men tegenwerpen: als
deze stelling juist is, dan zou de overheid wel elk
noodlijdend bedrijf ook in normale tijden kunnen
gaan steunen omdat wel altijd de steun, die noodig
is om sluiting te voorkomen, geringer zal zijn dan
het totale bruto-inkomen. Het antwoord op deze
critiek is: in normale tijden gelden heel andere
stelregels, omdat men dan mag en moet uitgaan
van de veronderstelling (dit moet zoolang men het
huidige economische systeem, dat op vrije con
currentie gebouwd is, wil handhaven) dat de pro
ductieve kracht welke in een bepaald bedrijf niet
voldoende loonend kan worden gebruikt, elders
wel een loonende bestemming kan vinden. Van die
suppositie uitgaande kan men dan dus niet zeggen,
dat het instand houden van het onrendabele be
drijf voor de gemeenschap het behoud van het
bruto-inkomen van dat bedrijf beteekent, omdat
i m m era de productieve krachten voornamelijk
'arbeid, daarnaast kapitaal, dat echter soms te
gespecialiseerd is om in andere richting te kunnen
worden gebezigd elders een hooger
brutoinkomen kunnen verwerven. In dien normalen tijd
van theoretische volle bezetting der productieve
krachten, is het dus logisch een onrendabel bedrijf
te laten vallen, omiat het daarin vastgehouden
productieveimogen de gemeenschap meer kan
opZANDVOORT:
HOTEL D'ORANGE en
HOTEL DRIEHUIZEN"
WIJK AAN ZEE:
BADHOTEL en
ZEE-DEPENDANCE.
Tot 30 Juni zeer verminderd tarief
brengen. Miar onder de huidige omstandigheden,
nu ongetwijfeld elke nieuwe verschuiving nieuw
verlies beteekent, gaat dit niet meer op. De vrijko
mende productieve krachten vinden geen emplooi,
althans niet omdat ze vrij komen, want er is reeds
een ontzaglijke hoeveelheid arbeid en kapitaal
die op emplooi wacht. Alles wat bij die stapel komt
beteekent dus 100 pCt. verlies van het daaruit tot
nu toe genoten bruto-inkomen. En daarom kan
men dan ook niet zeggen, dat onze subsidie inde
zakken der buitenlandsche consumenten terecht
komt, want om de betrokken producten tegen de
heerschende prijzen te krijgen, hebben zij ons niet
noodig, overal elders is braakliggende productieve
kracht, zoodat, wanneer wij onzen export handhaven
zelfs tegen verliesgevende prijzen, dit niet een
presentje aan uitheemsche afnemers is, maar een
kamferinjectie om onze eigen economische hartslag
nog wat op peil te houden.
* *
*
Uit die gezichtshoek moet men den s*
de scheepvaart beschouwen, en eir
in deze categorie ook r*<*
boeren. Het is z>
blijken dat AustraV/
koopere zuivelproduceni.^n
eischt een goed begrip van uiu\rfci.
verdeeling, dat wij naar een ander emplo>.
weiden en werkkrachten omzien, maar zoolang <*
crisis in haar huldigen omvang voortduurt, is het
zaak van ons inkomen vast te houden wat we
kunnen; straks kunnen we dan wel middelen be
ramen om dat inkomen te verhoogen door op
sommige gebieden het veld voor anderen te ruimen,
en zelf loonender werk te zoeken. Al deze maat
regelen moeten een uitgesproken tijdelijk karakter
dragen, maar in die tijdelijkheid" kunnen zij toch
goede diensten bewijzen.
Ware het niet beter dat de regeering niet steunde,
zoodat de betrokken bedrijven gedwongen waren
door loonsverlaging en andere besparingen zichzelf
te helpen?
Daarop kan men antwoorden dat in verschil
lende bedrijven, zoo b.v. in de
zuivel-nijverheid, nog verdere loonsverlagingen waarschijn
lijk weinig zouden helpen; op het oogenblik is de
situatie niet aldus dat wij niet kunnen
concurreeren door onze hooge loonstandaard, veeleer is
de onrendabiliteit in verschillende nijverheids
takken een universeel verschijnsel. Voor sommige
gevallen zijn inderdaad hooge loonen en sociale
lasten mede schuld aan de irrendabiliteit; de
regeering zal natuurlijk van geval tot geval moeten
beoordeelen of de steun aan bepaalde voorwaarden
op dit punt gebonden moet worden.
Maar het zou in elk geval onlogisch zijn met de
steunverleening te stoppen daar waar het tot nu
toe gevolgde systeem: hulp buiten de schatkist
om, niet is toe te passen omdat de consumenten niet
alle of ten deele niet hier zitten. Ten slotte komt
immers ook het stelsel van steun door
prijsverhooging neer op belastingheffing ter fine van
subsidieverleening, al loopt het dan meestal niet over
de schatkist. De crisis is op traditioneele wijze
slechts te beëindigen, wanneer een aantal bedrijven
afvallen, maar wanneer de regeering een strak
laissez-faire-beginsel zou huldigen, dan liepen wij
de kans dat wij het loodje moesten leggen, en juist
de ,,uitgestootene" zouden worden, die de productie
aan de consumptie moesten aanpassen. Inmiddels
blijft het parool: houdt vooral het tijdelijke karak
ter in het oog, en zorgt niet achter te blijven bij
verschuivingen in de productiekosten elders.
KUN STZ AAL
VAN LIER
UOORLOOPEND
TENTOON G ESTELD
ROKIN 126 =
AMSTERDAM
BEZICHTIGING V R U
KUNSTWERKEN VAN
JONGE HOLLANDSCHE
EN BUITENL. MEESTERS