De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 4 juni pagina 19

4 juni 1932 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2870 De Groene Amsterdammer van 4 Juni 1932 19 Uit het kladschrift van Jantje ^ Croquante croquetjes door Alida Zevenboom n 14 ? U zal het u niet meer herinneren, of wel u is nog te jong om het te weten, maar ik was nog schellemeisje bij mevrouw zaliger in de Bocht, toen de komeet van Halley verscheen en ik weet nog heel goed dat ik hem boven het Amstel-Hotel op een avond heb zien staan en mijn tante, die in de Jordaan waarzegster was, heeft in die dagen heel wat geld verdiend door alsmaar aan de menachen te voorspellen dat de wereld zou vergaan, zooals ze mij voorspeld heeft dat ik vooral op moest passen voor een man die over de zee kwam, met zwarte oogen en twee bakke baarden, die alg fluweel zoo zacht aanvoelden en is het uitgekomen of niet? Nu verschijnen er, voor zoover ik weet, geen kometen meer aan den hemel, maar dat het met de wereld op zijn end loopt, staat bij me vast, want wat mij van de week overkomen is, wijst heel duidelijk dat deze wereld veel en veel te lang geleefd heeft. Er werd Dinsdagmiddag gescheld net toen Leentje voor het fornuis stond en de trommelkoek liet aan branden, wat ik anders altijd zelf doe, maar ik was een paar dagen niet lekker en zat op mijn welte rusten met een klein glaasje kummel voor me, want er is niets zoo goed tegen de moeraskoorts waarvan ik nog altijd in het voorjaar last heb in deze buurt, ik zeg: er werd gescheld en er bleek een heer te zijn die me zeer dringend voor een persoonlijke zaak moest spreken en meteen de kamers op de derde etage wilde zien voor een vriend van hem. Zoo iemand laat je natuurlijk boven en toen hij de kamers gezien had wat, onder cns gezeid, een smoes zal geweest zijn kwam hij bij me binnen voor de per soonlijke zaak en wat was die zaak? Ik zit me er nog over op te winden als ik er aan denk. Hij was namelijk vertegenwoordiger van een van onze modehuizen en hij vertelde me dat zij bezig waren strand-pyjama's er in te brengen en pyjama's voor den namiddag en voor den voormiddag en voor den avond en hij liet meteen van de straat een groot pak binnen brengen en begon al aan het uitpakken zonder dat ik er iets van gezegd had. En daar vouwde hij voor me open al dat zondige goedje, die onder broeken in allerlei kleuren, heele mooie kleuren, dat moet ik zeggen, en hij legde me uit dat er geen practischer dracht voor een vrouw is dan de pyjama en hij hield ze op zijn arm uitgespreid en hij hield ze in de hoogte en toen dacht ik dat ik uit elkaar zou barsten, want in eens kwam hij met de aap uit de mouw of ik er niet eentje eens wou aan passen, want ik, als vooruitstrevende vrouw, zou er voor geknipt zijn en mijn figuur was er voor geschapen en nog een heele boel vieren en vijven en tierelantijntjes meer en wil u wel gelooven dat ik in eens het gezicht van mevrouw, zaliger voor me zag op dien ochtend dat zij in wijlen meneers portefeuille een fotografie had gevonden van een dame in een peignoir en zij mij die in vertrouwen liet zien, want in die dagen droegen fatsoenlijke vrouwen geen peignoirs maar nachtjakken met een. sjaaltje er over als zij zich nog niet hadden aangekleed en ik vroeg aan dien meneer of hij zich niet in het nummer vergist had en of hij niet aan den overkant moest wezen bij die dame met haar honden-kenne!, maar hij hield vol dat hij bij mij moest zijn en hij liet me de stof voelen van die zondige dingen en hij zinspeelde er op dat ze me als geschilderd zouden zitten en ook vertelde hij er bij dat er in den Haag al een paar deftige dames zich op straat in die onder broeken vertoond hadden en per uur een aardig bedrag er voor betaald kregen van zijn firma en het einde van het liedje was dat hij met een voorstel kwam dat ik een week lang van drieën tot vieren me er in vertoonen zou, van den Dam tot de Leidschebrug over de Stadhouders kade, en ik kan mij best voorstellen hoe Eva ten slotte voor de verleiding van de slang gezwicht is als de slang zoo mooi gepraat heeft als die meneer van de pyjama's en als het waar is wat Bertus zaliger nagedachtenis me wel eens uitlegde: dat het verhaal van den appel eigenlijk zinnebeeldig moet worden opgevat, dan zou het heel goed kunnen zijn dat de appel een pyjama geweest is, hoewel Bertus mij ook eens op een avond, maar toen leek hij me een tikje raar, heeft verteld, dat de appelgeschiedenis zoo moest uitgelegd worden dat Eva in een appel beet waarin een worm zat en zij met de overdrevenheid, die vrouwen soms kunnen hebben, tegen Adam volhield dat die worm ?een slang was die tegen haar had gesproken, maar hoe het nu ook was de slang stond van de week voor me met in zijn eene hand een donker blauwe pyjama en in zijn andere hand een klein contractje dat ik maar te teekenen had en wat moet een mensch in dezen tijd doen als je op aanraden van meneer Stanislafski indertijd een Philips-aandeeltje ge kocht hebt voor vierhonderd en drie drie en dertig procent en neef uit de (!ommelinstraat pas niet vijfhonderd gulden is weggegaan, waarmee hij dat zaakje in Utrecht met die gestolen auto beweert te kunnen sussen en toen hij weg was, had ik er alweer spijt van dat ik hem het geld heb gegeven, want zou het wel waar zijn, begon ik me af te vragen kort en goed: wat is er eigenlijk tegen dat ik een week lang mij vertoon in een pyjama? Als ik de krant naga en zie hoe de vrouwen van tegenwoordig zich open en bloot laten fotografeeren en als ik dan nog tien percent van wat het me opbrengt afsta aan het Crisis-comité, wordt een fatsoenlijke vrouw dan onfatsoenlijk als zij in een pyjama wandelt die van haar veel minder laat zien dan bijvoorbeeld een monnikspij ? En dan heb ik nog vrij consumptie in de café's die ik bezoek en als u 's avonds een dansje wil maken in een of andere gelegen heid, zei die meneer-de-slang er bij, dan is daar niets op tegen, integen deel, zouden wij dat zeer toejuichen", maar dat vond ik toch wel wat te erg, al wil ik hier wel bekennen dat ik dezen winter met mevrouw van de tweehoog-voorsuite dansles geno men heb om een beetje af te vallen en de dansmeester vond dat ik een heel mooie hand van dansen had. Waar een mensch in dezen tijd voor zijn gezondheid al niet toe komt ! Maar dat te avond of morgen de komeet van Halley weer verschijnt en den ondergang van de wereld, aankondigt, daar ben ik vast en zeker van overtuigd t

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl