De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 18 juni pagina 10

18 juni 1932 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

SCHILDERS EN Een boek over Spaansche Sc bij Sanlee Landweer Velasquez, De Infante Margarita Maria, détail uit De Hofdames' Spaansche schilders, door Huil> I^uns. Brusse. Toen de schrijver van zijn reis door Spanje in het voorjaar van 1931 terug kwam, maakten eenige vrienden het plan om ter herinnering aan zijn vijftigsten verjaardag een boek te laten verschijnen, waarin hij zijn reisindrukken kon weergeven. De uitgevers verzochten aan vrienden en leerlingen om de uitgaaf door hun inteekening moge lijk te maken en toen prof. Huib Luns zijn colleges in de geschiedenis van de schilder- en beeldhouwkunst aan de Technische Hoogeschool aanving, kon tot de uitgaaf van het boek besloten worden. Het kwam in April van dit jaar, verlucht met door den schrijver ontworpen versieringen, gereed. Uit zijn tallooze lezingen, zijn radiocauserieën, de door htm geleide mu seum-rondgangen, weet men het al jaren: weinigen verstaan als prof. Goya y Luoientes, 2 Mei 1808 Luns de kunst ten overstaan van het groote publiek onderhoudend en ent housiast over beeldende kunst te praten en onderwijl dat publiek heel wat kunsthistorische kennis bij te brengen. Dit boek is van deze, zijn kunst een demonstratie. In een Inleiding brengt de schrijver den lezer in gedachten in het Rijks museum en vestigt dan de aandacht op de kleine, maar zeker niet onbe langrijke collectie Spaansche schilde rijen die men daar aantreft als voor bereiding voor de Spaansche kunstreis die hij dan, al causeerend, met ons aanvangt en die een zevental hoofd stukken duurt, waarin achtereen volgens de Spaansche kunstproductie der 14e en 15e eeuw, van den over gang naar de 16e eeuw, van de 16e eeuw, van de periode van Karel V en Philips II, van de 17e eeuw, van den tijd van Philips IV en van de 18e eeuw ter sprake komen, aan de hand van bezoeken aan Barcelona,Avila del Rey, Toledo, het Escoriaal en Madrid met zijn Real Museo del Prado". Het lezend reisgezelschap wordt dan in een Nabetrachting weer ontbonden in het Rijksmuseum, waar dan nog eens in het kort de balans wordt opgemaakt van al dat wat de Spaansche kunst ons, via gids Luns, heeft geschonken. Vooral den Hollander heeft die kunst, zegt prof. Luns, veel te zeggen. Zij ligt hem, in wezen, als geen ander, wat de schrijver dan al dadelijk op de eerste bladzijden aardig illustreert door te wijzen op het feit, dat een der schoonste oud-Hollandsche stillevens in ons Rijksmuseum later gebleken is niet van Willen Kalff, maar van den Span jaard Antonio Pereda te zijn; en door te herinneren aan den zwierig geschil derde mannenkop van Frans Hals, in hetzelfde muse um, die later aan Jesupe de Ribera is toegeschreven. Er is een innig ver band tusschen de kunst van den Hollandschen en Spaanschen schil der ; beiden stoelen, indien zij hun eigen wezen trouw blij ven, op den wortel van een gezond, een fier reali&me", een realisme waar voor prof. Luns tenslotte aan het - einde van dit werk dan nog eens een lans breekt met deze woorden: Deze tijd kan niet ai m worden, omdat ereenkernis van levende mees ters die het vuur brandend houden ook in den wind van warrelend onver stand, al mogen zij overstemd lijken, eens deels door hen die kortweg ver klaren dat portret ten niet behoeven te gelijken en dat Velasquez, Een Hollan De overgoot de kunstenaars de sociale kwestie kunnen oplossen met geschilderde kruiswoord raadsels, anderdeels door hen die in laffe stijlnamaak archaiseerend, dat is in voorgewende primitiviteit, hun tijd verliezen. Alles schijnt gemakkelijker dan het maken van de eenvoudige schilderijen door hen, die naiëf meenen dat schilderingen feesten voor de oogen zijn als de natuur er op herleeft en dat de rest litteratuur en verdwazing is. Zij, die de Spaansche schilderkunst voor hun oogen hebben zien leven, weten dit voor altijd." Het is hier niet de plaats met den schrijver te gaan debatteeren over de vraag of het inderdaad de eenige, ware roeping van den schilder is dit door prof. Luns' verdedigde realisme te dienen; of die roeping uitsluitend en alleen bestaat in het tot genot bren gen der oogen", zooals het op een andere plaats in dit boek heet. Wel kan gezegd worden, dat prof. Luns in dit, met groote eruditie geschreven kunst zinnige reisveihaal uit het Iberische schiereiland, dat met een groot aantal goede reproducties van de voornaam ste doeken der Spaansche schilder kunst doorspekt is, inderdaad kans i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl