Historisch Archief 1877-1940
SCHILDERS EN
Een boek over Spaansche Sc
bij Sanlee Landweer
Velasquez, De Infante Margarita Maria, détail uit De Hofdames'
Spaansche schilders,
door Huil> I^uns.
Brusse.
Toen de schrijver van zijn reis door
Spanje in het voorjaar van 1931 terug
kwam, maakten eenige vrienden het
plan om ter herinnering aan zijn
vijftigsten verjaardag een boek te laten
verschijnen, waarin hij zijn
reisindrukken kon weergeven. De uitgevers
verzochten aan vrienden en leerlingen om
de uitgaaf door hun inteekening moge
lijk te maken en toen prof. Huib Luns
zijn colleges in de geschiedenis van de
schilder- en beeldhouwkunst aan de
Technische Hoogeschool aanving, kon
tot de uitgaaf van het boek besloten
worden. Het kwam in April van dit
jaar, verlucht met door den schrijver
ontworpen versieringen, gereed.
Uit zijn tallooze lezingen, zijn
radiocauserieën, de door htm geleide mu
seum-rondgangen, weet men het al
jaren: weinigen verstaan als prof.
Goya y Luoientes, 2 Mei 1808
Luns de kunst ten overstaan van het
groote publiek onderhoudend en ent
housiast over beeldende kunst te
praten en onderwijl dat publiek heel
wat kunsthistorische kennis bij te
brengen. Dit boek is van deze, zijn
kunst een demonstratie.
In een Inleiding brengt de schrijver
den lezer in gedachten in het Rijks
museum en vestigt dan de aandacht
op de kleine, maar zeker niet onbe
langrijke collectie Spaansche schilde
rijen die men daar aantreft als voor
bereiding voor de Spaansche kunstreis
die hij dan, al causeerend, met ons
aanvangt en die een zevental hoofd
stukken duurt, waarin achtereen
volgens de Spaansche kunstproductie
der 14e en 15e eeuw, van den over
gang naar de 16e eeuw, van de 16e
eeuw, van de periode van Karel V en
Philips II, van de 17e eeuw, van den
tijd van Philips IV en van de 18e eeuw
ter sprake komen, aan de hand van
bezoeken aan Barcelona,Avila del Rey,
Toledo, het Escoriaal en Madrid met
zijn Real Museo del Prado". Het
lezend reisgezelschap wordt dan in een
Nabetrachting weer ontbonden in het
Rijksmuseum, waar dan nog eens in
het kort de balans wordt opgemaakt
van al dat wat de Spaansche kunst
ons, via gids Luns, heeft geschonken.
Vooral den Hollander heeft die kunst,
zegt prof. Luns, veel te zeggen. Zij ligt
hem, in wezen, als geen ander, wat de
schrijver dan al dadelijk op de eerste
bladzijden aardig illustreert door te
wijzen op het feit, dat een der schoonste
oud-Hollandsche stillevens in ons
Rijksmuseum later gebleken is niet
van Willen Kalff, maar van den Span
jaard Antonio Pereda te zijn; en door
te herinneren aan den zwierig geschil
derde mannenkop van Frans Hals,
in hetzelfde muse
um, die later aan
Jesupe de Ribera
is toegeschreven.
Er is een innig ver
band tusschen de
kunst van den
Hollandschen en
Spaanschen schil
der ; beiden stoelen,
indien zij hun eigen
wezen trouw blij
ven, op den wortel
van een gezond,
een fier reali&me",
een realisme waar
voor prof. Luns
tenslotte aan het
- einde van dit werk
dan nog eens een
lans breekt met
deze woorden:
Deze tijd kan
niet ai m worden,
omdat ereenkernis
van levende mees
ters die het vuur
brandend houden
ook in den wind van
warrelend onver
stand, al mogen zij
overstemd lijken,
eens deels door hen
die kortweg ver
klaren dat portret
ten niet behoeven
te gelijken en dat
Velasquez, Een Hollan
De overgoot
de kunstenaars de sociale kwestie kunnen
oplossen met geschilderde kruiswoord
raadsels, anderdeels door hen die in
laffe stijlnamaak archaiseerend, dat is
in voorgewende primitiviteit, hun tijd
verliezen. Alles schijnt gemakkelijker
dan het maken van de eenvoudige
schilderijen door hen, die naiëf meenen
dat schilderingen feesten voor de oogen
zijn als de natuur er op herleeft en dat
de rest litteratuur en verdwazing is. Zij,
die de Spaansche schilderkunst voor
hun oogen hebben zien leven, weten
dit voor altijd."
Het is hier niet de plaats met den
schrijver te gaan debatteeren over de
vraag of het inderdaad de eenige, ware
roeping van den schilder is dit door
prof. Luns' verdedigde realisme te
dienen; of die roeping uitsluitend en
alleen bestaat in het tot genot bren
gen der oogen", zooals het op een
andere plaats in dit boek heet. Wel kan
gezegd worden, dat prof. Luns in dit,
met groote eruditie geschreven kunst
zinnige reisveihaal uit het Iberische
schiereiland, dat met een groot aantal
goede reproducties van de voornaam
ste doeken der Spaansche schilder
kunst doorspekt is, inderdaad kans
i