Historisch Archief 1877-1940
v
«r"
Een film, die wij niet te zien krijgen
Bioscopy door L. J. Jordaan
Rouben Marmoulian: ,,I>r. Jekyl aiul
Mr. Hyde". JParamount
Dat wil zeggen: over de filmcensuur !
Voor de zooveelste maal. Ook al komt men langzamer
hand tot de filosofische conclusie, dat dit instituut derwijze
bevoogding zal moeten uitzieken, als de griep of de kruiswoord
raadsels. Onze tijd lijdt nu eenmaal aan een soort moreele
psychose de onvermijdelijke reactie op een gedurfde frivoliteit
in de wereldbeschouwing rondom 1900. Dat zakt wel weer
af want waar zouden wij heengaan, wanneer onze recht
zinnigheid en moraliteit steeds maar, dank zij de overheids
bemoeiing, geperfectioneerd werden? De menschen zouden
er engelen en de wereld onbewoonbaar door worden. Gelukkig
wijzen de statistieken uit, dat het aantal zondige buiten
sporigheden onder zulk een zedelijkheidsregime eer toe dan
afneemt en de homo sapiens, dat wonderlijke, raadsel
achtige maar eeuwig boeiende compromis tusschen engel en
duivel, in zijn wezen door geen censuur ter Wereld laat
ingrijpen. Wij blijven, goddank, even ver van den
gestandariseerden diaken verwijderd, als duizend of drieduizend jaar
geleden en de wijzer der publieke conscieutie zal wel blijven
slingeren tusschen lichtzinnig en braaf, tot het einde der dagen.
Zoo leven wij dan nu aan de pool der moraliteit, hetgeen
waarlijk geen onverdeeld genoegen is. Maar de wijsgeer
troost zich met de gedachte, dat ook hierop de reactie niet
zal uitblijven en de mode der rechtzinnigheid mét de
plusfours, de stalen meubelen, de filmcensuur en vele andere
onsierlijke phenomena, zal worden weggevaagd.
Intusschen is de film, die zich juist onder deze
zedelijkheidsbevlieging begon te ontwikkelen, het kind van de rekening.
Zij was onvolwassen en Weerloos en derhalve een welkome
prooi, als ik dit onheusche woord mag gebruiken, voor de
ernstige-mannen-met-verantwoordelijkheidsbesef. Als proef
konijn op de vivisectietafel der zedelijkheid, kwam zij prachtig
op tijd.. . . geen sterveling, die een vinger voor haar uit
stak. En zoo beleven wij eenigszins vreemde dingen ! Dagelijks
maakt het eene deel der menschheid een ander deel het leven
tot een hel, door straatmuziekgejengel en radiogeblêr zonder
dat de overheid ingrijpt. Ook al kan men dezen moedwilligen
overlast nergens ontvluchten en ook al roept hij bij overigens
geciviliseerde christenen gedachten van wraak en opstandig
heid wakker, die een rechtgeaarde censuur zouden doen
huiveren. Terwijl anderzijds bij de bioscopen, die niemand
tegen zijn wil behoeft te bezoeken, de engel der burgerbe
scherming met getrokken en vlammend zwaard op post
staat. Tevens zien wij op het tooneel La prisonnière"
vertoonen en in de litteratuur De Zondaar" met een ietwat ver
dachte gretigheid koopen, en niemand haalt het in zijn hoofd
eerst te gaan snuffelen of de gezonde en normale mensen deze
uitzonderlijke kost wel verduwen kan. Maar geen film wordt
doorgelaten, zonder dat vroede lieden onder elkaar be
disselen of u en ik, die de grens der meerderjarigheid
helaas reeds belangrijk overschreden hebben, het geval
mogen zien.
* *
*
Dit nu zijn voor ons, volwassen en onafhankelijke Staats
burgers, onpleizierige en lichtelijk beschamende omstandig
heden. Maar het ergste wordt toch de film zelf getroffen.
Het behoeft immers geen betoog, dat de mannen, die zich
bij middel van de cinegraphische sprake tot hun
medemenschen richten, door een dergelijke permanente betut
teling in een alleronaangenaamst parket zijn gekomen. Ieder
werk toch, dat met groot risico, aanzienlijke kosten en soms
met een zekeren moed vervaardigd wordt, ziet zich overge
leverd aan een internationalen willekeur. Wil men zich niet
blootstellen aan verbod of verminking dan is de eenige weg
een vermijden van alle kracht, alle passie, alle uitersten
hetgeen op den duur onduldbaar en fnuikend is. Want de
film is een communicatiemiddel van mensch tot mensch, dat
wil zeggen, een uitwisseling van leed, vreugde en hartstocht
en god helpe het arme menschdom, dat aldus veroordeeld
zou zijn in beminnelijke wezenloosheid onderling te verkeeren.
Wij behoeven bij deze overweging volstrekt nog niet zoover
te gaan, om eventueele kunstwerken te betreuren, die aldus
nimmer de openbaarheid bereiken. Het fatale is veeleer, dat
onder den druk der censuur den weg naar iedere kunstuiting
wordt afgesneden. Om tot deze hoogste bestemming te geraken,
dient iedere uitdrukkingsmogelijkheid, dus ook de film, zich
vrij en onbelemmerd te kunnen uitleven. Alle heftigheid, alle
uitersten zijn noodig om te kunnen voldoen aan die eerste
voorwaarde tot innerlijken groei: zelfcorrectie! Slechts door
vallen en opstaan leeren wij loopen wae den rampzalige,
die van der jeugd af aan in een wagentje wordt rondgereden !
Aan de film, c.q. de filmkunst nu, wordt dit elementaire
recht op natuurlijken groei en normale dwaling ontnomen.
Zij wordt aan alle kanten ingedamd, beperkt en vastgehouden.
Juist zij mag, de hemel weet om welke reden, geen fouten
begaan. Juist zij is veroordeeld tot een gereglementeerde
onschadelijkheid, die verlamming en dood beteekent.
Zoo af en toe wordt ons deze situatie op pijnlijke wijze
duidelijk gemaakt, als in het geval met de Paramount-film
Dr. Jekyl and Mr. Hyde." Dit werk van Mimoulian is
geenszins een voldragen kunstwerk van hooge en nobele
allure, ook al is het filmmateriaal er met phenomenale begaafd
heid in gehanteerd. Het wil de demonstratie zijn van den
schizophreen, die in iederen mensch huist van den duiste
ren strijd tusschen den god en het dier in ons.
Deze tragische en verheven controverse der ziel nu wordt
wel erg van den groven en drastischen kant bekeken. Wij
zien den edelen Dr. Jekyl, arts, en weldoener der menschheid.
worstelen met zijn kwade driften tot hij op den inval komt
het booze en het nobele in zich langs chemischen weg te
scheiden een nogal gewaagde en geforceerde praemisse, die
men alleen kan aanvaarden, wanneer zij met fantasie en brille
wordt uitgewerkt. Daartoe is Mamoulian echter niet gekomen.
Het is een spelen en tooveren met het materiaal en de techniek
geworden, dat over 't geheel niet dieper gaat dan oppervlakkige
uiterlijkheid. De stoute greep naar een synthese van Wells en
Poe is niet gelukt, in zooverre als het om de dichterlijke
verbeelding van een diep-menschelijk thema gaat. Maar in
ieder geval. . . . het is een poging. Een poging, die wij allen
moeten kunnen zien, om haar te beoordeelen of te verwerpen
en aldus de mogelijkheid te scheppen tot een nieuw, gecorri
geerd experiment.
Wanneer deze Dr. Jekyl bepaalde vergiften inneemt,
zich voor den spiegel opstelt en zich langzamerhand (in
een op zich zelf bewonderens- waardige transformatie) ziet
metamorphoseeren van een edel menschelijk gelaat tot een
wreed en afzichtelijk beestenmasker dan behooren wij te
kunnen vaststellen, wat in deze opvatting geslaagd en wat
er in mislukt is. De erkenning, dat hier een met elementaire
kracht en zeldzaamkunnen behandeld experiment is aangedurfd,
zou geplaatst moeten worden naast het inzicht, dat aldus
niet dieper wordt gepeild, dan virtuoos behandelde
sensationeele uiterlijkheid.
Wanneer Dr. Jekyl op deze wijze getransformeerd in den
afschuwelijken Mr. Hyde", het extract zijner kwade hart
stochten de ongelukkige deerne mishandelt en ten slotte
doodt, dan staan wij voor hetzelfde geval. Ook hier moeten
maker en publiek kunnen schiften en oordeelen tot
wederzijdsch profijt en tot ontwikkeling der filmtaal. Alleen door
de openlijke reactie van critiek en publiek op een derge
lijke episode zalhet duidelijk worden, dat in. deze krasse ver
beelding niet het vlammende visioen van een Edgar Allan
Poe werd bereikt, doch slechts de schokkened griezeligheid van
een op zich zelf alweer meesterlijke reportage.
Met deze twee voorbeelden uit een film, die immers toch
niet vertoond zal worden, kan volstaan worden. Genoog zij,
dat Mamoulian's Dr. Jekyl and Mr. Hyde" een merk
waardig conglomeraat werd van onbeheerschte drift, geraf
fineerde techniek en soms fijne ontroerende momenten.
Een weinig aangenaam werk, doch afgezien nog van zijn
buitengewone filmische kwaliteiten tevens een ruw, hart
stochtelijk protest tegen de laffe, lamlendige, lachende luite
nants en de decent ontkleede operette-deernes, waartoe
onze gezegende tijd veroordeeld is.
Zoo werd deze film"1 dan [verboden op den merkwaardigen
grond, dat alle goede invloeden ontbreken, of krachteloos
(zijn)" en zij derhalve beslist in strijd met de goede zeden"
moet worden geacht. Wij weten het dus nu: tusschen al de
andere uitingsvormen, die een onbelemmerde vrijheid genieten,
is alleen de film gedwongen tot een braaf, zinneloos optimisme.
Onze samenleving wordt geteisterd door een barbaarschheid
en verruwing der zeden, die de kranten bijna dagelijks suggestief
geïllustreerd en door geen censuur verboden prikkellectuur
verschaffen. Onze tijd gaat gebukt onder den druk kenden last
eener sombere, wanhopige vertwijfeling. Meer dan ooit be
seffen wij de tragiek van den Mensch in seinem Wahn".
Maar alleen de film moet temidden van dit alles een béte
blijmoedigheid en een opbouwenden" tendenz vertoonen, die
onvermijdelijk naar den leugen of de onnoozelheid voeren.
Aan geen boek aan geen tooneelstuk Wordt de onzinnige
eisch gesteld van reglementair gedoseerde goede invloeden."
Alleen de film wordt belast met een moraliseerende taak,
die even vruchteloos is als zij haar belachelijk maakt en
kleineert.
Het zou dwaasheid zijn van dit alles aan onze censoren,
die vergeleken met het buitenland liberaal en schappelijk
trachten te zijn, een bijzonder verwijt te maken. Het is de
instelling als zoodanig, waarin het kwaad wortelt die wij
ons zelf op den hals hebben gehaald en waarvan wij
voorloopig nog niet verlost zijn.
En het is de film, die tegen dezen onnatuur! ij ken dwang in,
moet groeien en die ons dagelijks behoort te verbazen, dat
zij in de gegeven omstandigheden nog is wat zij is !
",*,