De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 18 juni pagina 13

18 juni 1932 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

v «r" Een film, die wij niet te zien krijgen Bioscopy door L. J. Jordaan Rouben Marmoulian: ,,I>r. Jekyl aiul Mr. Hyde". JParamount Dat wil zeggen: over de filmcensuur ! Voor de zooveelste maal. Ook al komt men langzamer hand tot de filosofische conclusie, dat dit instituut derwijze bevoogding zal moeten uitzieken, als de griep of de kruiswoord raadsels. Onze tijd lijdt nu eenmaal aan een soort moreele psychose de onvermijdelijke reactie op een gedurfde frivoliteit in de wereldbeschouwing rondom 1900. Dat zakt wel weer af want waar zouden wij heengaan, wanneer onze recht zinnigheid en moraliteit steeds maar, dank zij de overheids bemoeiing, geperfectioneerd werden? De menschen zouden er engelen en de wereld onbewoonbaar door worden. Gelukkig wijzen de statistieken uit, dat het aantal zondige buiten sporigheden onder zulk een zedelijkheidsregime eer toe dan afneemt en de homo sapiens, dat wonderlijke, raadsel achtige maar eeuwig boeiende compromis tusschen engel en duivel, in zijn wezen door geen censuur ter Wereld laat ingrijpen. Wij blijven, goddank, even ver van den gestandariseerden diaken verwijderd, als duizend of drieduizend jaar geleden en de wijzer der publieke conscieutie zal wel blijven slingeren tusschen lichtzinnig en braaf, tot het einde der dagen. Zoo leven wij dan nu aan de pool der moraliteit, hetgeen waarlijk geen onverdeeld genoegen is. Maar de wijsgeer troost zich met de gedachte, dat ook hierop de reactie niet zal uitblijven en de mode der rechtzinnigheid mét de plusfours, de stalen meubelen, de filmcensuur en vele andere onsierlijke phenomena, zal worden weggevaagd. Intusschen is de film, die zich juist onder deze zedelijkheidsbevlieging begon te ontwikkelen, het kind van de rekening. Zij was onvolwassen en Weerloos en derhalve een welkome prooi, als ik dit onheusche woord mag gebruiken, voor de ernstige-mannen-met-verantwoordelijkheidsbesef. Als proef konijn op de vivisectietafel der zedelijkheid, kwam zij prachtig op tijd.. . . geen sterveling, die een vinger voor haar uit stak. En zoo beleven wij eenigszins vreemde dingen ! Dagelijks maakt het eene deel der menschheid een ander deel het leven tot een hel, door straatmuziekgejengel en radiogeblêr zonder dat de overheid ingrijpt. Ook al kan men dezen moedwilligen overlast nergens ontvluchten en ook al roept hij bij overigens geciviliseerde christenen gedachten van wraak en opstandig heid wakker, die een rechtgeaarde censuur zouden doen huiveren. Terwijl anderzijds bij de bioscopen, die niemand tegen zijn wil behoeft te bezoeken, de engel der burgerbe scherming met getrokken en vlammend zwaard op post staat. Tevens zien wij op het tooneel La prisonnière" vertoonen en in de litteratuur De Zondaar" met een ietwat ver dachte gretigheid koopen, en niemand haalt het in zijn hoofd eerst te gaan snuffelen of de gezonde en normale mensen deze uitzonderlijke kost wel verduwen kan. Maar geen film wordt doorgelaten, zonder dat vroede lieden onder elkaar be disselen of u en ik, die de grens der meerderjarigheid helaas reeds belangrijk overschreden hebben, het geval mogen zien. * * * Dit nu zijn voor ons, volwassen en onafhankelijke Staats burgers, onpleizierige en lichtelijk beschamende omstandig heden. Maar het ergste wordt toch de film zelf getroffen. Het behoeft immers geen betoog, dat de mannen, die zich bij middel van de cinegraphische sprake tot hun medemenschen richten, door een dergelijke permanente betut teling in een alleronaangenaamst parket zijn gekomen. Ieder werk toch, dat met groot risico, aanzienlijke kosten en soms met een zekeren moed vervaardigd wordt, ziet zich overge leverd aan een internationalen willekeur. Wil men zich niet blootstellen aan verbod of verminking dan is de eenige weg een vermijden van alle kracht, alle passie, alle uitersten hetgeen op den duur onduldbaar en fnuikend is. Want de film is een communicatiemiddel van mensch tot mensch, dat wil zeggen, een uitwisseling van leed, vreugde en hartstocht en god helpe het arme menschdom, dat aldus veroordeeld zou zijn in beminnelijke wezenloosheid onderling te verkeeren. Wij behoeven bij deze overweging volstrekt nog niet zoover te gaan, om eventueele kunstwerken te betreuren, die aldus nimmer de openbaarheid bereiken. Het fatale is veeleer, dat onder den druk der censuur den weg naar iedere kunstuiting wordt afgesneden. Om tot deze hoogste bestemming te geraken, dient iedere uitdrukkingsmogelijkheid, dus ook de film, zich vrij en onbelemmerd te kunnen uitleven. Alle heftigheid, alle uitersten zijn noodig om te kunnen voldoen aan die eerste voorwaarde tot innerlijken groei: zelfcorrectie! Slechts door vallen en opstaan leeren wij loopen wae den rampzalige, die van der jeugd af aan in een wagentje wordt rondgereden ! Aan de film, c.q. de filmkunst nu, wordt dit elementaire recht op natuurlijken groei en normale dwaling ontnomen. Zij wordt aan alle kanten ingedamd, beperkt en vastgehouden. Juist zij mag, de hemel weet om welke reden, geen fouten begaan. Juist zij is veroordeeld tot een gereglementeerde onschadelijkheid, die verlamming en dood beteekent. Zoo af en toe wordt ons deze situatie op pijnlijke wijze duidelijk gemaakt, als in het geval met de Paramount-film Dr. Jekyl and Mr. Hyde." Dit werk van Mimoulian is geenszins een voldragen kunstwerk van hooge en nobele allure, ook al is het filmmateriaal er met phenomenale begaafd heid in gehanteerd. Het wil de demonstratie zijn van den schizophreen, die in iederen mensch huist van den duiste ren strijd tusschen den god en het dier in ons. Deze tragische en verheven controverse der ziel nu wordt wel erg van den groven en drastischen kant bekeken. Wij zien den edelen Dr. Jekyl, arts, en weldoener der menschheid. worstelen met zijn kwade driften tot hij op den inval komt het booze en het nobele in zich langs chemischen weg te scheiden een nogal gewaagde en geforceerde praemisse, die men alleen kan aanvaarden, wanneer zij met fantasie en brille wordt uitgewerkt. Daartoe is Mamoulian echter niet gekomen. Het is een spelen en tooveren met het materiaal en de techniek geworden, dat over 't geheel niet dieper gaat dan oppervlakkige uiterlijkheid. De stoute greep naar een synthese van Wells en Poe is niet gelukt, in zooverre als het om de dichterlijke verbeelding van een diep-menschelijk thema gaat. Maar in ieder geval. . . . het is een poging. Een poging, die wij allen moeten kunnen zien, om haar te beoordeelen of te verwerpen en aldus de mogelijkheid te scheppen tot een nieuw, gecorri geerd experiment. Wanneer deze Dr. Jekyl bepaalde vergiften inneemt, zich voor den spiegel opstelt en zich langzamerhand (in een op zich zelf bewonderens- waardige transformatie) ziet metamorphoseeren van een edel menschelijk gelaat tot een wreed en afzichtelijk beestenmasker dan behooren wij te kunnen vaststellen, wat in deze opvatting geslaagd en wat er in mislukt is. De erkenning, dat hier een met elementaire kracht en zeldzaamkunnen behandeld experiment is aangedurfd, zou geplaatst moeten worden naast het inzicht, dat aldus niet dieper wordt gepeild, dan virtuoos behandelde sensationeele uiterlijkheid. Wanneer Dr. Jekyl op deze wijze getransformeerd in den afschuwelijken Mr. Hyde", het extract zijner kwade hart stochten de ongelukkige deerne mishandelt en ten slotte doodt, dan staan wij voor hetzelfde geval. Ook hier moeten maker en publiek kunnen schiften en oordeelen tot wederzijdsch profijt en tot ontwikkeling der filmtaal. Alleen door de openlijke reactie van critiek en publiek op een derge lijke episode zalhet duidelijk worden, dat in. deze krasse ver beelding niet het vlammende visioen van een Edgar Allan Poe werd bereikt, doch slechts de schokkened griezeligheid van een op zich zelf alweer meesterlijke reportage. Met deze twee voorbeelden uit een film, die immers toch niet vertoond zal worden, kan volstaan worden. Genoog zij, dat Mamoulian's Dr. Jekyl and Mr. Hyde" een merk waardig conglomeraat werd van onbeheerschte drift, geraf fineerde techniek en soms fijne ontroerende momenten. Een weinig aangenaam werk, doch afgezien nog van zijn buitengewone filmische kwaliteiten tevens een ruw, hart stochtelijk protest tegen de laffe, lamlendige, lachende luite nants en de decent ontkleede operette-deernes, waartoe onze gezegende tijd veroordeeld is. Zoo werd deze film"1 dan [verboden op den merkwaardigen grond, dat alle goede invloeden ontbreken, of krachteloos (zijn)" en zij derhalve beslist in strijd met de goede zeden" moet worden geacht. Wij weten het dus nu: tusschen al de andere uitingsvormen, die een onbelemmerde vrijheid genieten, is alleen de film gedwongen tot een braaf, zinneloos optimisme. Onze samenleving wordt geteisterd door een barbaarschheid en verruwing der zeden, die de kranten bijna dagelijks suggestief geïllustreerd en door geen censuur verboden prikkellectuur verschaffen. Onze tijd gaat gebukt onder den druk kenden last eener sombere, wanhopige vertwijfeling. Meer dan ooit be seffen wij de tragiek van den Mensch in seinem Wahn". Maar alleen de film moet temidden van dit alles een béte blijmoedigheid en een opbouwenden" tendenz vertoonen, die onvermijdelijk naar den leugen of de onnoozelheid voeren. Aan geen boek aan geen tooneelstuk Wordt de onzinnige eisch gesteld van reglementair gedoseerde goede invloeden." Alleen de film wordt belast met een moraliseerende taak, die even vruchteloos is als zij haar belachelijk maakt en kleineert. Het zou dwaasheid zijn van dit alles aan onze censoren, die vergeleken met het buitenland liberaal en schappelijk trachten te zijn, een bijzonder verwijt te maken. Het is de instelling als zoodanig, waarin het kwaad wortelt die wij ons zelf op den hals hebben gehaald en waarvan wij voorloopig nog niet verlost zijn. En het is de film, die tegen dezen onnatuur! ij ken dwang in, moet groeien en die ons dagelijks behoort te verbazen, dat zij in de gegeven omstandigheden nog is wat zij is ! ",*,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl