De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 18 juni pagina 5

18 juni 1932 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2872 De Groene Amsterdammer van 18 Juni 1932 FREDERIK VANEEDEN Het rapport commissie-Welter Teekening door B. van Vlijmen Herinnering aan zijn redactenrschap Even voor het uur van aanvang schoof zacht en schuchter de dichter van den Johannes de ver gaderkamer binnen, nam plaats naast Braakensiek die om een of andere onbegrijpelijke reden vijftig jaar lang een uur te vroeg ter vergadering verscheen, ??en pelde uit zijn actentasch stapels manuscripten van inzenders. Een brilletje met halve glazen huppelde op zijn neus in het gesprek kon hij je daaroverheen erg onnoozel aan kijken , de linkerhand ging van tijd tot tijd Hefkoozend langs het peper-en-zoutborsteltje aan de kin en de rechter rustte op de tafel, wees het kinderlijke, speeische brilletje terecht of sloeg een manuscriptblad om. Zijn oogen namen nog eens vluchtig een paar sprongen door de copy en dan herinnerde de meester zich alles weer van het reeds een of tweemaal gelezen handschrift; het pot lood schreef een cijfer, dikwijls een ,,on voldoende", SF-T Ir * die menig inzender van litteraire ontboezemingen op nieuwe portikosten joegj want het geschapene zou opnieuw een tocht naar een of ander redactie bureau moeten ondernemen. De manuscripten werden den redactie-secretaris ter hand gesteld. Voor hem waren de cijfers: een tot vijf, afgekeurd; vijf, plaatsen als er gebrek i$; zes tot en met tien, drukken. ! Tien heb ik alleen maar eens gezien op de verzen van Der Mouw-Adwaita. Acht en negen kwamen nog al eens voor; J. C. Bloem, Jacob Israël de Haan, Giltay, Helene Swarth werden in die klasse aangeslagen, zoo ook wel eens een enkelen keer de inzending van een die nog geen naam had te verliezen. Als men hem zoo bezig zag op de redactie vergaderingen, maakte van Eeden den indruk van een rustig mensch, die reeds boven de hartstochten en beroeringen van het leven stond. Men kon hem houden voor een gezien en vereerd apostel, die zijn geestelijke schaapjes op het drooge had, in wiens hart geen plaats meer was voor ijdelheid of wereldseh vertoon. Maar niet zoodra voelde hij zich miskend meenden sommigen zijner vrienden dat hij zich voelen moest, was er iets dat hem dwars dreef, of er kwam een ander in hem gevaren. Verkeersagent Welter: .?Als jelui die groote pakken niet achterlaten, komen jelui dien modderpoel niet door!" Wanneer hij dan met glas-knappende klap de klep van zijn brillenhuis gesloten, zijn colbert met afgepaste, strakke bewegingen zorgzaam dicht geknoopt had, strengelde hij zijn vingers stijf te samen op de voor hem liggende actentasch en keek vervolgens met flakkerende oogen rond, schuw, en kort blik in blik blijvend. Hij zeide niets, nog niets. Zijn sik ging shylockken, recht vooruit staken de haren lieten het vlinderdasje vrij, dat hij te dragen placht?zonder dat een beweging der vingers dien stand veroorzaakte. Er was iets dat hem hinderde; hij laadde zich. Wanneer hij eindelijk er toe overging zich uit te spreken, dan begon' hij zeer zacht en op ver ongelijkten toon; zijn ' stemgeluid werd allengs luider, doch nimmer zóó, dat zijn stem een gelijke bewogenheid demonstreerde als sik en oogen. Er was dan een tweeslachtigheid in zijn wezen, die vragen deed: wat is hier spel en wa,t niet? In den regel eindigde het er mede, ten minste in den kring van ,,De Groene Amsterdammer", alwaar men hem hopgelijk waardeerde en men hem op bijzondere wijze loonde zijn aanwezigheid van belangrijke waarde te achten, dat van Eeden inzag op een verkeerd spoor te zijn gereden en een verkeerde meening te hebben gevormd uit gedragingen van anderen, die tot het vormen van zoodanige zienswijze geen aanleiding hadden willen geven. Frederik van Eeden ontbrak in den tijd van zijn redacteurschap aan de Groene Amster dammer nooit op de redactievergaderingen, tenzij hij in het buitenland verbleef. Hij was een trouw en gewaardeerd redactietafelgenoot; zijn kennis van de litteratuur en vooral die van het tooncel bracht menigmaal het reddende citaat, dat een kreupel onderschrift van Braakensiek's plaat kon vervangen. Desnoods maakte hij er zelf een in veisvorm. Zijn plaatideeën, en hij had er vele (vooral kort na de revolutie van Kerenski in wien hij den man uit het Oosten, die de veilossing der wereld moest brengen", zooals er voor dezen tijd een in den Bijbel staat voorspeld, meende te zien) die plaatontwerpen dan waren overvol van dichterlijke phantasieën, zelfs in die mate, dat, hadde Braakensiek deze dan voorge stelden vorm gegeven, de lezers van ,,de Groene Amstei dammer" terecht den redactieleden een verblijf elders zouden hebben aangeraden. Maar Braakensiek bleef, niettegenstaande de hem aange wreven artistieke kwaliteiten, met beide beenen stevig op den grond staan. C. P. VAN DAM ADVERTEERT IN DE GROENE Dat is een zin dien ge dikwijls leest. WAAROM? Omdat DE GROENE in het geheele land gelezen wordt door het beste publiek ??door het publiek dat iets te besteden heeft De adverteerder behoeft niet te betalen voor een ver spreiding, waarmee hij honderd duizenden bereikt, die juist niet tot het koopkrachtige publiek behooren, maar het betaalt hem om in dit blad te adverteeren, dat hem direct in contact brengt met het publiek dat hij zoekt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl