Historisch Archief 1877-1940
?~-T> V"
f -f «6
GROENE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
?**Onder hoofdredactie van A. G. Josephus Jitta
Eedacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: G. F. v. Dam
Keizersgracht 35S, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000
Opgericht in 1877
No. 2873
Zaterdag 25 Juni 1932
&-'
r
VS*
F.
! r
t!
W' *'
;*.r t,
?s-*,
3*
f-,-.
t:
De Universiteit van Amsterdam
bestaat 300 jaar
Amsterdam is niet alleen de hoofdstad des
tanda, omdat artikel 50 van de Grondwet bepaalt,
?dat de regeerende vorst binnen de stad Amsterdam
plechtig beëedigd en ? ingehuldigd wordt, maar
omdat die stad alle andere steden, des lands in
byna alle opzichten overtreft.
Den Haag moge de zetel zijn der regeering, het
.aantal schepen, dat de haven Rotterdam aandoet,
anogègrooter zijn dan het verkeer in de
Amster?damsche haven, de universiteit van Leiden moge
«en weinig ouder zijn en in sommige opzichten
«en grootere vermaardheid genieten, dan de uni
versiteit van Amsterdam, als geheel beschouwd
is de stad Amsterdam, voor wat haar historie,
baar inwonertal, haar economische en intellectueele
leven, wat de architectuur, de schilderkunst, het
tooneel, de muziek, de literatuur en de wetenschap
betreft, de eerste stad des lands.
Een Lsidsch hoogleeraar bracht niet lang ge
leden een kort bezoek aan Amsterdam, om een
iuaugureele 'oratie in de aula der universiteit
bij te wonen. Aan het station nam hij een taxi
«n zei tegen den chauffeur: ,,naar de academie."
Hij was verontwaardigd, toen de chauffeur ant
woordde met de vraag: naar welke academie?"
In Leiden is er namelijk slechts n academie.
Maar in Amsterdam zijn gevestigd: de Koninklijke
Academie van Kunsten en Wetenschappen, de
Academie van Beeldende Kunsten, de Gemeente
lijke Universiteit en de Vrije Universiteit.
Er zijn dingen, waarop een taxichauffeur een
beteren kijk heeft, dan een hoogleeraar.
* *
*
De rede, waarmede Barlaeus den Oen Januari
1632, als tweede hoogleeraar n dag na Vossius
zijn ambt aan de Universiteit van Amsterdam
aanvaardde, droeg tot titel: De wijze koopman".
Dat was een welverdiende hulde van de wetenschap
aan het goede inzicht van de Amsterdamsche
kooplieden, die midden in den oorlog het
Athenaeum Illustre gesticht hebben.
Er bestaat in den loop der eeuwen een eigen
aardig verband tusschen den economischen bloei
-van een volk en van een stad en den bloei
deikunsten n wetenschappen in diezelfde periode in
dat milieu. Het is duidelijk, dat de materieele
?welvaart en de geestelijke opleving elkander
weder1 keerig beïnvloeden. Zoo was het in Rome, in Flo
rence, in Venetië, in Brugge en in Amsterdam.
In dezelfde korte periode, waarin de welvaart
van Amsterdam met groote sprongen toenam,
leefden in Amsterdam haar grootste 'kunstenaars
Rembrandt en Vondel, haar grootste filosoof
Spinoza, werden de grachtengordel en het stadhuis
op den Dam ontworpen en werd de Doorlachte
School, de voorloopster van de' tegenwoordige
hoogeschool, gesticht.
Leiden kwam in verzet tegen deze schending
van haar monopolie. Maar het Hof van Holland
enxte^Iooge Raad verwierpen de Leidsche bezwa
ren. En Amsterdam kreeg haar zetel van het
hooger onderwijs, die, door alle eeuwen heen, een
hoogst belangrijke factor in het geestelijk leven
der hoofdstad'is geWéest.
Het onderwijs en het studentenleven aan de
Amsterdamsche hoogeschool hebben steeds een
bijzonder karakter gedragen. De beroemdste
hoogescholen ter wereld zijn in kleine stadjes geves
tigd: Oxford, Leuven en Leiden. In dis rustige
omgeving leven de hoogleeraren als monnikken in
hun cellen en het studentenleven speelt zich af in
een eigen kring. Burgerij en studenten komen
maar betrekkelijk weinig met elkander in aan
raking.
Dat systeem heeft zijn voordeelen en zijn
nadeelen. Het schaadt de beoefening der weten
schap om haar eigen wil, wanneer haar beoefenaren
voortdurend in nauw contact staan met de poli
tieke vraagstukken van den dag, met den handel
en de industrie. Abstracte bespiegelingen en his
torische studiën, het bekijken van de vraagstukken
des levens sub specie aeternitatis, hetgeen een
onmisbaar onderdeel vormt der wetenschappelijke
methode, gedijt het best in een rustige omgeving.
Maar aan den anderen kant loopt de wetenschap,
die aich uitsluitend bezig houdt met abstracte
bespiegelingen en die haar aandacht alleen richt
op het verleden, gevaar van het werkelijke leven
te vervreemden.
Wie in Amsterdam aan de hoogeschool studeert,
verkeert onvermijdelijk in dagelijksch contact
met het bruisende leven der groote koopstad.
Het onderwijs, dat hij ontvangt en de indrukken,
die hij dagelijks opdoet, dwingen hem voortdurend
verband te zien tusschen de wetenschap, die hij
beoefent en de vraagstukken, die aan de orde zijn
buiten de collegezalen der academie.
Terwijl de economische, sociale en politieke
vraagstukken van den dag den Leidschen student
altijd betrekkelijk koud hebben gelaten er zijn
uitzonderingen, die den regel bevestigen hebben
de Amsterdamsche studenten immer groote belang
stelling getoond in de vraagstukken, waarvoor de
burgerij warm liep.
Toen het radicalisme in de politiek der jaren
90 van de vorige eeuw de burgerij van Amsterdam
in twee kampen deed uiteenvallen, werd diezelfde
strijd ook gestreden onder de leerlingen der univer
siteit. Uit dien tijd is het bekende spotliedje af
komstig, dat karakteristiek is voor de mentaliteit
van de studenten in dien tijd:
Magnus Marx est,
Major Bonger,
Maximus est Willeumier.
De Utrechtsche hoogleeraar Kruyt heeft in een
brochure, die enkele jaren geleden is verschenen
en die op deze plaats in de Groene door mijn
mederedacteur Prof. Scheltema met instemming
is besproken, gewezen op de wenschelijkhéid, om de
Nederlandsche universiteiten naar het voorbeeld
van de Vereenigde Staten in nauwer contact te
brengen met de burgerij. Aan' (Je universiteit van
Amsterdam is men steeds van dit goede beginsel
doordrongen geweest. Een kwart eeuw geleden
wijdde de Amsterdamsche hoogleeraar Hijmans zijn
intreerede aan het onderwerjj: Het recht der
Werkelijkheid" en mijn onvolprezen leermeester
Inhoud:
1. Mr. A. C. Josephus Jitta, 300 jaar Universi
teit van Amsterdam.
2. Dr. M. van Blinkenstein, Te Lausanne.
3. L. J. Jordaan, De conferentie Holland-België.
4.-MeIis Stoke, De derde kruiser, teekeningen door
Harmsen van Beek.
5. B. van Vlijmen, Vacantiegenoegens Prof. Mr,
F. O. Scheltema, Wordend huwelijk.
6. Dr. R. Feenstra, Fin da Monde.
7. Dr. Jac. P. Thijsse, Groote Steden Mr. Frans
Coenen, Matuschka.
9. H. G. Cannegieter, Moeder en Kind.
10?11. L. J. Jordaan, Japansche film.
12. A. E. v. d. Tol, Schilderkunst.
13. Mr. J. B. Kan, Heemskerk in 't torentje. Mr.
H. Scholte, Dramatische kroniek.
15. C. A. Klaasse, Suikerproductie.
17. Mr. H. Scholte, De laatste volksverhuizing.
19. Uit het Kladschrift van Jantje. Allda
Zevenboom, Croquante croquetjes.
20. Letterraadsel, Charivaria.
Omslag: Spelproblemen.
Viooltj
Voortreffelijke
chocolade in den
vorm van viooltjes.
Een specialiteit.
RINGER5
Let op den naam f
Struycken heeft zijn onderwijs aan de universiteit
van Amsterdam in zijn afscheidscollege treffend
samengevat in de woorden: Het recht is wer
kelijkheid n idee".
De beoefenaren der wetenschap om haar eigen
wil zijn dikwijls niet geschikt om in het practische
leven leiding te geven. Zij, die in het practische
leven op de eerste posten staan, hechten soms
een betrekkelijk geringe waarde aan de abstracte
wetenschap. Toch hebben wetenschap en practijk
elkander broodnoodig, wil de wetenschap zich niet
verliezen in filosofeeren zonder practisch effect
en zal niet de practijk te laat bespeuren, dat zq
de ervaring van het verleden uit het oog verloren
heeft. Daarom is het dagelijksch contact tusschen
de wetenschap en de practijk, tusschen
hoogleeraren en studenten der academie met de burgerij,
dat een hoogeschool in een groote stad biedt, voor
beide partijen van onberekenbaar nut.
Het is een zoon van Amsterdam, tevens dankbaar
voedsterling der Amsterdamsche alma mater, di
aan 4«n vooravond van de viering van het
driehonderdjarig bestaan der universiteit van Amster
dam, zijn beste wensohen uitspreekt voor den
voortdurenden toekomstigen bloei van stad en
hoogeschool beide, in harmonieuze onderlinge
samenwerking.
A. C. JOSEPHUS JITTA