Historisch Archief 1877-1940
Vacantiegenoegens
Opgedragen aan het gemeentebestuur van Zandvoort door B. van Vlijmen
Breng uw vacantie door in eigen land!"
ftf
&
$?*''
IN*
ifU1*
^.
l
sv
*
Naar aanleiding van wordend huwelijk1
door Prof. Mr. F. G. Scheltema
Het is, geloof ik, niet te veel gezegd, dat een
goed huwelijk voor het meerendeel der menschen
conditie sine qua non voor een gelukkig leven is;
en omgekeerd is niets zoozeer als een ongelukkig
huwelijk in staat, het leven van dengeen, die door
zulk een band is omkneld en dikwijls dat van zijn
geheele gezin, te verduisteren. De wijze, waarop
in onze maatschappij het huwelijk en, wat
daarmee nauw samenhangt, de mogelijkheid van
ontbinding van het huwelijk is ingericht en
geregeld, is daarom voor het levensgeluk van dui
zenden en nog eens duizenden van beslissend belang;
geen wonder, dat een boek als dat van den heer en
mevrouw Wibaut, waarin die inrichting en regeling
worden ontleed, en waarin getracht wordt, nieuwe
richtlijnen te trekken, algemeene belangstelling
heeft gewekt, zij het, dat voor een deel deze zich
in veroordeelende critiek heeft geuit.
In dit blad werd het boek besproken door dr. van
de Velde 1). De conclusie van dezen deskundige
was, dat aanvaarding van de door het echtpaar
Wibaut gehuldigde idealen in het algemeen geno
men niet kan worden aanbevolen. Ik kan die con
clusie niet volledig onderschrijven. Wat mij in
Wordend Huwelijk heeft getroffen en
bijzonderjk heeft getroffen in het belangrijkste gedeelte
van dat boek, te weten het gedeelte, dat handelt
over het bestaande huwelijk en zijn hervorming ?
is de zuiverheid en naar mijn meening onaan
tastbaarheid van de grondslagen, waarop het be
toog is gebouwd. Men kan met de schrijvers van
oordeel verschillen omtrent de uitwerking, die zij
aan hun grondgedachten hebben gegeven en ik
voor mij doe dat ten aanzien van menig cardinaal
punt : maar het is mij niet goed mogelijk, in te
zien, hoe men die grondgedachten zelve kan ver
werpen en kan ontkennen, dat zij een aannemelijke
basis voor het wordende huwelijk" vormen
Die grondslagen laten zich, zie ik wel, tot een
tweetal reduceeren.
De eerste is die van de volledige gelijkgerechtigd
heid der gehuwden en van de volledige erkenning
door de gehuwden van elkanders vrije persoonlijk
heid. Het huwelijk is, voor deze schrijvers, de
verbindtenis tusschen gelijken in vrijheid".
Kan het anders; is het denkbaar, dat in onzen
tijd een tegengestelde stelling verdediging vindt?
Zou iemand kunnen volhouden, dat het zedelijk
en behoorlijk is, wanneer de eene mensch in zijn
meest persoonlijke uitingen, in zijn liefde en nei
ging, zou zijn onderworpen aan den ander; dat hij
liefde zou moeten geven op bevel; liefde jegens
een derde zou moeten onderdrukken op bevel?
De hooge ethische waarde van het huwelijk is ge
legen in het feit, dat het een band is, op
wederzijdsche liefde berustend; maar hoe zou liefde met
dwang vereenigbaar zijn; hoe zou men ooit kunnen
prijsstellen op huwelijkstrouw, die afgedwongen
is, die niet vrijwillig wordt gegeven ? Heerschzucht
is reeds in het gewone maatschappelijke leven een
verfoeilijke eigenschap; zij is het eens te meer bin
nen het kader van het gezin, waar de mensch
zijn meest persoonlijk leven moet kunnen leiden,
waar hij, meer dan ergens elders, het recht moet
hebben, zichzelf te kunnen zijn.
Voert deze gedachte in hare consequenties niet
noodwendig tot desorganisatie van het huwelijk;
beteekent zij niet een vrijbrief voor huwelijksontrouw,
voor de voldoening aan elke, spontaan opgekomen,
neiging en hartstocht, waardoor?dit schijnt mij
niet twijfelachtig een draaglijk huwelijk op den
duur onmogelijk wordt?
Stellig ja, indien het zóó ware, dat de mensch
aan zijn neigingen en gevoelens rücksichtlos gevolg
zou plegen te geven. Maar dat pleegt de normale
mensch niet te doen: op ander terrein niet, en ook
niet op het onderhavige. Want de normale mensch
weet zich in zijn vrijheid beperkt door het bewust
zijn, zijn medemensch niet noodeloos leed te mogen
aandoen. I don 't know much about morality
and that" zegt Young Jolyon in The Forsyte Saga,
but there is this: It is always worth while, before
you do anything, to consider, wether it 's going to
hurt another person more than is absolutely
necessary". Het is de tweede grondgedachte ook
van het betoog van het echtpaar Wibaut. Op meer
dan n plaats in hun werk spreken zij van de
zedelijke geoorloofdheid van het trachten naar per
soonlijk geluk, maar steeds onder deze mits", dat
daaruit geen onevenredig leed of nadeel voor een
ander mag voortvloeien. De mensch heeft recht
op het ontwikkelen van zijn vrije persoonlijkheid;
maar hij zou geen persoonlijkheid in den waren zin
des woords zijn, wanneer hij niet steeds tegen het
uitleven zijner gevoelens het daaraan voor anderen
verbonden leed in de weegschaal legde, en, zoo
dikwijls het laatste de schaal doet doorslaan, zich
wist te onthouden.
Beperking in de vrijheid, niet omdat de andere
echtgenoot een recht" op huwlijkstrouw zou heb
ben, niet omdat diens jalousie door de schrijvers
terecht van alle hartstochten de bitterste, de
smadelijkste en meest noodlottige" geheeten ?
een beschermenswaardig motief zou zijn, maar
krachtens den zedelijken norm, dat de eene mensch
den ander niet noodeloos leed mag aandoen; en
omdat geluk, met veronachtzaming van dien norm
verkregen, geen duurzaam geluk kan zijn.
* *
*
De opmerking kan worden verwacht en is
dan ook door sommige critici van Wordend Huwe
lijk gemaakt dat de bovenontwikkelde opvat
tingen een maatschappij vooronderstellen, waarin
als zedelijke norm wordt erkend de regel, dat men
eigen geluk niet mag nastreven ten koste van het
geluk van anderen, en dat aan een dergelijk hoog
gehalte van zedelijkheid onze maatschappij niet
voldoet, zoodat, ging men te dezen op het kompas
van den heer en mevrouw Wibaut varen, wél de
vrijheid gretig zou worden aanvaard, maar de
gebondenheid, die in het bovenontwikkelde betoog
haar complement vormt, zou worden veronacht
zaamd. Algeheele desorganisatie van het huwelijk
zou het eenig resultaat van deze idealen zijn.
De opmerking berust echter, naar het mij voor
komt, op een misverstand. In de eerste plaats om
dat, indien te zijner tijd de wetgever er toe zou
overgaan, de regeling van het huwelijksrecht op de
vorengemelde grondslagen op te trekken, hij er
uiteraard voor zal waken, niet slechts de vrijheid,
waarvan hierboven sprake was, maar ook de ge
bondenheid, die als haar noodzakelijk complement
werd beschouwd, in zijn regeling te belichamen.
Maar bovendien: de auteurs schreven over wor
dend" huwlijk; zij geven opvattingen weer, die
h.i. in de toekomst het huwelijksleven behooren te
beheerschen; zij ontwikkelen desiderata, zij stellen
zedelijke normen. Zedelijke normen echter verliezen
niet aan waarheidsgehalte door het enkele feit, dat
zij niet, of niet algemeen, worden nageleefd; ten
hoogste kan, als de niet-naleving algemeen is, wor
den geconcludeerd, dat de tijd er nog niet rijp
voor is, die normen inde wetgeving te belichamen;
Doch hoe zou de tijd ooit rijp worden, als er niet
eerst werd gezaaid?
1) De Groene Amsterdammer van 11 Juni 1932.
l
ANTIQUARY WHISKY
AT LAST l HAVE FOUND IT
P. C. C. JACOBI HAARLEM
l