Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta
Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie : C. F. v. Dam
Keizersgracht 355, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000
Opgericht in 1877
No. 2874
Zaterdag 2 Juli 1932
?t* -f
U'
Het Belgisch-Hollandsche
voortractaat van Lausanne
door Prof. Dr. J. A. van Hamel
Er kan iets vreemds in schijnen te liggen, dat
men schrijft over een tekst, die nog niet bekend is,
?en zelfs nog niet eens vaststaat. Naar toch van
regeeringswege is medegedeeld, zal het tusschen
de Belgische en Hollandsche ministers dezer dagen
te Lausanne geparafeerde tractaat niet worden
gepubliceerd, aleer het is onderteekend geworden.
En onderteekend zal het eerst worden, nadat
?de thans neergelegde bepalingen door de deskun
digen nog nader zullen zijn uitgewerkt.
Toch kan ik, en wil ook gaarne, aan het verzoek
iets erover te schrijven voldoen, omdat reeds
voldoende over de grondgedachten van deze actie
tusschen de beide landen is bekend geworden,
en de feiten zóó actueel zijn* dat zij veler aandacht
hebben gegrepen.
Reeds sinds verscheidene jaren worstelt ons
land teneinde de steeds toenemende afsnoering
van den uitvoer, door de meeste landen, tegen te
gaan. Geen wonder. Niet alleen heerscht ten onzent
de volle economische overtuiging, dat met dit
toenemende mercantilisme in de wereld geen goed
wordt gedaan. Maar bovendien heeft in het
bijzonder ons land een overwegend belang bij
de vrijheid van verkeer, van vervoer en van ex
portwezen. In andere landen met sterk ontwikkel
de uitvoer en exportbedrijven, zooals Engeland
en Duitschland, bestaat dit belang ook wel, maar
het is gedeeld. Het heeft er even machtige, of nog
machtiger tegenhangers, die in andere richting
drijven; de richting van prohibitie tegen het buiten
land, en zelfgenoegzaam eigen binnenlandsch
protectioni sme.
Voor Nederland is het belang van export en
internationaal verkeer alles overwegend. Wij zien
met die toenemende, en nog lang niet haar einde
naderend, mercantilistische politiek der anderen,
ons geheele economische bestel binnenste buiten
gekeerd.
Zoo hebben wij dan krachtig medegedaan aan de
beweging die reeds in 1927 te Geuève het stil
zetten der tariefverhoogingen trachtte te bereiken.
Zij is mislukt. Mislukt ook, de welsprekende aan
drang om de regeeringen te overtuigen van de
noodzaak om hun handelspolitiek te wijzigen. Het
bleef bij platonische uitspraken. In het bijzonder
werd, waar allen te zamen tot gén handelen over
gingen, de verzuchting (lees: recommandatie")
geuit: laat andere staten, die geografisch
bijeenliggen, beproeven regionaal en onderling iets tot
stand te brengen.
Toen hebben wij die mogelijkheid in de zooge
naamde Oslo-beweging gezien. Met de 3 Scan
dinavische Staten, en met België, werd in 1930 de
afspraak aangegaan, dat de regeeringen van voor
genomen tariefverhoogingen elkander vóóraf op
de hoogte zouden brengen, en zoo, mogelijkerwijs,
tot onderhandelingen komen konden.
Men meende hierin een bescheiden begin te
zien. Vooral ten onzent werd verwacht, dat die
Oslo-énheid onderling nu nog meer tot stand zou
brengen. Een blok scheen mogelijk van kleine
staten, die te zamen n economische groep zouden
vormen, en zoo, inwendig elkander ten voordeel,
naar buiten te zamen een macht, en een opwekkend
voorbeeld zouden zijn.
In waarheid is die Oslo-eenheid geen eenheid.
Zij is een gedachtenbeeld. Met name de verschil
lende Scandinavische staten zijn elk voor zich
geheel anders georiënteerd; en ook sterk ego
centrisch. Oslo" was 'n beter gekend idee in
Amsterdam, Rotterdam en Den Haag dan in....
Oslo, waar ik dan Stockholm en Kopenhagen bij
begrijp. Zoo is van die economische samenwerking
verder niet veel gekomen en kan er ook niet van
komen, omdat de anderen van nature hun eigen
gang gaan.
In Lausanne is deze teleurstelling duidelijk,
ofschoon beleefdelijk, aan den dag gekomen.
Onze regeering heeft gedaan wat voor haar
jnenschelijkerwijs gesproken mogelijk is. Zij gaat daar
mede voort. Doch men stelle er zich niet veel van
voor.
Het eenige land, waarmede men wél verder
komen kan, is België. Ook Belgiësnakt naar
uitvoermogelijkheden. Het is dicht-bevolkt als wij,
en een intens gespannen uitvoergebied als wij.
Bij ons zijn dat naast onze industriën ook de
scheepvaart, landbouw en veeteeltbedrijven. In
Belgiëis de groot-industrie het nog zeer in liet
bijzonder.
In Belgiëdus ook: algemeen en dringend beleden
wensch tot uitvoermogelijkheden, tot bevrijding
van het internationaal verkeer. Waar alle om
ringende groote mogendheden zich meer en meer
afsnoeren, bleef daar de blik op Noord-Nederland
gericht. In beide landen dus een sterk sprekend
streven naar samen-doen". Onlangs te Antwerpen
vertoevend, bemerkte ik daar zoo mogelijk een
nog nadrukkelijker stemming dan ten onzent.
Tolunie? Er zijn er wel, die het zouden willen.
Men spreekt van elkander aanvullende gebieden:
België's nijverheid, Holland's landbouw. Ik denk
echter, dat Holland's nijverheid en België's land
bouw niet licht het kind van die rekening zouden
willen worden. Zij zouden zich to eenzijdig geofferd
zien. Bij de onderhandelingen over de herziening
van een aantal posten der handelstarieven, die
thans óók aan de orde is, komt dit reeds uit. De
protesten blijven niet uit, overal daar waar de
onderhandelaren, van ons uit gezien bijvoorbeeld,
voor landbouwbedrijven voordeelen meenen te
kunnen behalen door ten laste van sommige
nijverheidstakken concessie's te doen.
Maar dit betreft een andere negotiatie, waarop
ik hier niet verder in hoef te gaan.
* *
*
Het thans te Lausanne geparafeerd accoord heeft
praktisch geringere, in idee wijdere strekking. Het
wil naar de berichten luiden, dat de beide
landen een geleidelijke periodieke verlaging van
hun invoertarieven over de gehéle linie aanvaar
den. Niet tot het nulpunt dat zouden de schat
kisten ook niet kunnen velen, maar tot een zekere
grens, die met een matig fiscaal recht overeenkomt.
Men spreekt van verlaging met 10 pCt. per jaar,
voor ons tot een recht van 8 pOt. voor afgewerkte
Inhoud:
Prof. Dr. J. A. van Hamel, Het
HollandschBelgisch voortractaat van Lausanne.
Dr. M. van Blankenstein, Lausanne.
L. J. Jordaan, Hoover's boodschap.
Melis Stoke, Een 150-jarige. Joost van den
Boekman, teekeningen door Harmsen van Beek.
Frans Coenen, Universiteitsfeesten. B. van
Vlijmen, 300 jaar Universiteit.
Nico Rost, Duitsche boeken.
Dr. P. van Olst, De zon in huis.
Dr. Th. H. van de Velde, Bibliographische
opmerkingen.
10?11. A. E. v. d. Tol, Schilderkunst.
12. Mr. H. Scholte, De Gilde viert.
Dr. R. Feenstra, Afgedane grootheid.
C. A. Klaasse, De scheepvaart in de beren.
Charivaria. C. van VJesseni,Weensche nadagen.
Kees van Dongen, Triomf der schilderkunst.
Alida Zevenboom, Croquante croquetjes. Otto
van Tussenbroek, Toegepaste Kunst. Uit het
klalschrift van Jantje.
Jcf Last, Gent-Terncuzen, teekeningen door
A. C. Wellink.
20. Letterraadsel.
Omslag: Spelproblemen.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
9.
13.
15.
16.
17.
18.
19.
Viooltjes
Voortreffelijke
chocolade in den
vorm van viooltjes.
Een specialiteit.
RINGER5
Lef op den naam f
goederen, i pCt. voor halffabrikaat. Voor Belgi
analoog.
Tusschen beide landen dus een zekere onderlinge
bevrijding.
Daarvan verwacht men dan de verlossende daad,
die ook de andere tot ommekeer brengen zal.
Sympathiek gezinde dagbladartikelen hebben de
beteekenis daarvan reeds met magnesiumlicht be
straald. Men meent, dat hiermede een eindelijk"
wordt ingezet. Velen vroegen mij, ten onzent, of
hiermede nu niet de zoo vurig gehoopte bevrijding
van het internationale verkeer aangebroken is;
of alles niet het volgend jaar beter worden zal.
Naast de moreele werking verwacht men dan
speciaal iets van de bepaling, dat de toetreding
voor alle andere mogendheden open zal staan.
Ieder ander land kan zich dus bij de voorgeschre
ven trapsgewijze daling van 10 pCt. aansluiten,
en zal die dan tevens van ons uit deelachtig worden.
Speciaal ten aanzien van landen met hoog tarief,
zou dit een vrij belangrijke sprongsgewijze daling
kunnen meebrengen.
Het staat to bezien, of andere landen, waar op 't
oogenblik mercantilisme en protectionisme troef
zijn, tot die sprongen bereid zullen zijn en of
de Hollandsch-Belgische belangeneenheid daarvoor
verlokkelijk genoeg zou blijken. Dit moet ook
daarom nog gevraagd, wijl die andere landen,
tengevolge van de meest begunstigings-clausule,
wellicht gedwongen zouden zijn, automatisch
dezelfde voordeelen toe te staan aan mér anderen,
al treden die in 't geheel niet tot het nieuwe systeem
toe. Die zouden dan alleen hebben te nemen zonder
zelf te geven.
(vervolg op pag.