Historisch Archief 1877-1940
t?
i;A. C. Willink
ZomertentoonsteHïng bij
van I4er, Amsterdam
De kunsthandel van Lier houdt tot
20 Augustus een tentoonstelling van
zijn huisgoden. Hynckes, van
Herwijnen, Schumacher, v. d. Velde,
behooren reeds lang tot die goden. Men kon
de laatste jaren in dezen kunsthandel
hun ontwikkelingsgang vrijwel op den
voet volgen, een ontwikkelingsgang
die tot nu toe meestal tevens een op
gang mocht heeten.
Hynckes werk zag men hier geleide
lijk aan weer losgroeien uit de verstar
ring waarin het een tijd lang (de stil
levens met het steeds terugkeerende
motief van het gevouwen servet en het
opgerolde papier) wel als in een
ijzerbetonnen wereld scheen vast te loopen.
Zonder ook maar iets te verliezen van
de concentratie waarmede eertijds
door hem in die wereld gebouwd werd,
ging hij den laatsten tijd gelukkig
weer af op de bloeiende wereld en
schiep zijn bloemstillevens, waarin de
kleuren en vormen der natuur ook nu
nog wel zeer sterk in een statische
Oude stad
compositie gebonden werden, maar
waarin die tucht hen niet meer knelt
en hen juist geconcentreerd en ver
diept doet spreken. Een tweetal van
de beste van deze bloemstillevens, be
nevens een visschen-stilleven en een
met gevogelte treft men hier thans van
Hynckes aan.
iSchumacher ook zag men op de
achtereenvolgende tentoonstellingen
die deze kunstzaal aan hem wijdde, in
zijn werk weer losgroeien. Niet als uit
een wereld van ijzerbeton. maar als
uit een burcht van maanlicht-ijle
steenen die hij om zich had heen opgetrok
ken terwijl hij de door hem geliefde
Italiaansche bergstadjes op het doek
bracht. Zijn portretten, zijn
vischstillevens (beiden ook nu met goede spe
cimen vertegenwoordigd) getuigen
van een nieuwe levensliefde. Wat wel
eens verijling en eentonigheid dreigde te
worden, werd, nu het primaire genot
der oogen en het genot van het schil
deren weer meer ging spreken, zuiver
heid en zorgvuldigheid van teekening
en compositie en helderheid van een
SCHILDERS EN
Tentoonstelling in Kun
Zomertentoonstelling \
Georg Grosz in Kun
A telier tentoonstel
Henri v. d. Velde
Deel
hoog licht, maar zeker aangeslagen
kleur-accoord. Merkwaardig is hier
een oud zelfportretje uit 1014, een
doekje dat, luministisch gedaan, op
frissche en aandoenlijke wijze van
jeugd spreekt: van de jeugd van den
geportretteerde als model zoowel als
van de jeugd van den geportretteerde
als schilder.
Van Herwijnen mag als teekenaar
van geesteskranken ook, en op zeer
frappante wijze, bijwijlen met een op
den voorgrond stellen van het begin
sel der uitdrukking het beginsel der
schoonheid in zijn kunst genegeerd of
althans sterk geremd hebben, in zijn
schilderwerk bleef hij met een echte
schildershartstocht, die men onder de
jongeren weinig in die mate meer
vindt, op de schoonheid afgaan. Met
zwaargedragen, volle donkere kleuren
en een groote breeduit neergeworpen
compositie ging hij op die schoonheid
af, in zijn bloemstukken bijvoorbeeld
waarvan de Anjers op de/e tentoon
stelling een uitstekend voorbeeld is.
Xieuw zijn hier een groot doek met
een gezicht op de Willebrordus Kerk
aan den Amsteldijk, genomen vanaf
de Weesperzijde voor de brug en een,
eveneens groot Kokin-tafereel. een
doorkijk naar de zijde van het gebouw
Industria. Heide stukken staan in dat
lichtere, op den grondtoon van een
petilleerend licht blauw-panrs ge
componeerd kleuren-garnma waartoe
deze schilder den laatsten tijd kwam.
Het gemak waarmede zulke groote
composities worden vastgehouden
dwingt tot bewondering; nergens zijn
er doode plekken ook al wordt hier
en daar uiterst schetsmatig te werk
gegaan. Toch zou men, voor deze
schilderijen staande, liever willen spre
ken van een voorloopig schoon gebaar
dan van voldragen werk, zooals
bovenbed oelde bloemstukkendatdano. a. zijn.
Van de Velde had zich de laatste
jaren, na veel omzwervingen in het
rijk der hemelsche en helsche ver
beeldingen, geresigneerd op de
beelden van het natuurlijke landelijke
leven, met het vee als hoofdmotief,
beelden die hij, met een groote liefde
voor het gedegen metier (oude Hollan
ders, Potter vooraan, kwamen u daar
bij wel in de herinnering) in zijn werk
weer opriep met de rustige overgave
van hen die in de vruchtbaarheid van
plant en dier een groote (onbewuste)
wijsheid erkennen. Van de Velde is
echter te zeer romanticus dan dat hij
niet eenmaal, nadat hij zich, breeduit
realistisch schilderend, gelaafd had aan
deze natuurlijke wijsheid, wederom
een meer bewuste, menschelijke wijs
heid zou gaan begeeren. Van een der
gelijke begeerte spreekt dan o.a. zijn
nieuwste werk, dat hier hangt en dat
hij de Kruisiging" noemt, of ook wel
Geest en stof". Ken gekruisigde
naakt-figuur vult den voorgrond ; als
uitgespreid op en gebet in de aarde,
de vruchtbare wei, met de steigerende
paarden, de geiten, de ganzen, de
planten,^wordt deze figuur die toch
Schilderkunstkroniek
W. Schumacher
op zichzelf ook zeer plastisch en sterk
relalistisch geschilderd werd, gegeven.
Henriet komt zich als jongste bij
deze reeds oudere huisgoden voegen.
Vooral zijn teekeningen geven hem
m.i. aanspraken op deze uitverkiezing.
Ongetwijfeld hebben de twee schilde
rijen die hier van hem hangen ook
groote qualiteiteii (zijn Drie Hoornen,
een drietal bloeiende vruchtboomen
tegen oen langgerekte, de geheele
breedte van het doek vullende, blinde
boerderijmuur is een iet of wat
nieuwzakelijk, gewaagd experiment dat niet
velen op zoo gelukkige wijze zullen
weten te doorstaan !). Maar allereerst