Historisch Archief 1877-1940
G en t ~~ T e r n e u x e n
»
l* i
Tri, ,'
i
»
E
s
door Jef Last
Teekeningen door A. C. Willink
Men zegt dat gedurende de
oorlogsjaren een boer uit Axel telegra
fisch hét verzoek deed aan de re
geering om een konsent 'voor den
uitvoer van aardappelen te mogen
ontvangen, waarop het ministerie,
eveneens telegrafisch, antwoordde:
wendt u tot uw regeering" ! Men
bleek op het departement van
meening te zijn dat Axel een plaats was
in.... Zweden l Sindsdien is er,
vooral tengevolge van de angst voor
een annexatie, wel het een en ander
veranderd en verslinden b.v. de
20 pCt. bijdrage voor de kostbare
veerdiensten Terneuzen
Hoedekenskerke, Terneuzen Vlissingen en de
modelbooten op Breskens vrijwel al
het geld dat Procinciale Staten van
Zeeland voor sociale en oekonomische
maatregelen bfoodnoodig zouden
heb.ben. Deze veerdiensten echter ver
voeren slechts een minimaal aantal
passagiers; naar aard en aanleg der
bevolking, naar ligging van de streek
en. volgens zijn oekonomische belangen
blijft Zeeuwsch Vlaanderen een stief
kind van Nederland dat meer Vlaan
deren dan Zeeuwsch is. De
scheepvaartweg naar Holland blijft, on
danks den nieuwen dam in het Helle
gat, een via dolorosa, waar de sche
pen in een uiterst gevaarlijk vaarwater
door mist, stormen en de sterke ge tij
.stroomen worden gehinderd, het ka
naal naar Hansweert voldoet in geen
enkel opzicht aan de behoefte en
de sluizen bij dit klein Antwerpen
vormen een voortdurende barrière.
Is men echter die sluizen gepasseerd,
dan begint pas recht de misère.
In Terneuzen is de toegang tot de
haven slechts mooglijk van 2 uur
na vloed tot laag water, want de
zeehaven, die altijd bevaarbaar is,
staat slechts open voor binnenschepen,
die minstens 90 bij 11 Meter lang en
breed zijn. Is men een keer in de
haven dan wordt er alleen geschut
van half vloed tot half ebbe, zoodat
men heen of terug varende weer 3
tot 6 uur verlies heeft. Erger nog is
het oponthoud bij Bath voor in en
uitklaring van schepen op reis tusschen
Gent en Antwerpen. Komt men daar
's middags te laat voor de revisie,
dan moeten de schepen den geheelen
nacht op de onbeschermde, uiterst
gevaarlijke reede liggen om daarna,
bij verkeerd tij, uren lang voor
Terneuzen op hun ankers te rijden.
De trapeziumvormige sluis zelf bij
Terneuzen is een klassiek voorbeeld
van veel water met weinig ruimte,
de haven is zoo verslibt dat schepen
er zelfs niet aan de ducdalven kunnen
meeren. Hoewel er binnen de pier
van de buitenhaven zeker ruimte zou
zijn voor honderd schepen, durven
de aken bij slecht weer toch niet te
schutten, omdat deze ruimte niet
uitgebaggerd is en er dus geen plaats
is om te meeren. Dat beteekent dat
ze in zulke gevallen, wanneer het
weer later opklaart, opnieuw meer
dan een vol tij ^oodeloos verliezen.
Terecht is dan ook in Neuzen een
vloekverbod uitgevaardigd, daar an
ders zoowel schippers als inwoners
zich voortdurend aan de meest krasse
termen te buiten zouden gaan. De
Het vloekverbod in -werking.
Een verpoozing in de kroeg
schippers om het verlies van tijd,
dat een loonende exploitatie in den
weg staat van hun schepen. De in
woners, omdat het niet tot stand ko
men van een Nederlandsch-Belgisch
verdrag de oekonomische ontwikke
ling van hun plaats verhindert. Want
waarom zou Neuzen niet een belang
rijke haven worden? Waarom zouden
de schepen voor Frankrijk en Noord
Belgiëniet hier, in plaats van 8 uren
verder in Gent overgeladen kunnen
worden in de lichters? Waarom anders
dan omdat Neuzen niet profiteert
van de Belgische voorkeurtarieven
op den spoorweg, omdat het dezen
spoorweg, met zijn rammelend,
afgetoefd materiaal en zijn
middeleeuwsche bruggen slechts kent als
een voortdurende belemmering voor
de scheepvaart. Omdat een schip naar
Sas van Gent ongeveer 5 maal zooveel
aan loodsgelden betaalt als een
schip naar Selzaete dat 5 minuten
verder, even over de grens, ligt!
(De loodsgelden worden volgens het
verdrag van '39 berekend in een
overeenkomend bedrag aan guldens
en franken waarbij de frank nog altijd
op zijn vooroorlogsche waarde geschat
wordt!) Omdat het rijk alles over
heeft voor steeds grooter en steeds
leeger havens in Vlissingen, die in
oorlogstijd aan onze vloot een lig
plaats kunnen bieden, maar Zeeuwsch
Vlaanderen, in dat geval slechts als bij
voorbaat verloren gebied beschouwd
wordt, een bruggehoofd voor den
Belgischen opmarsen. En dat ook
de Belgen het zoo zien daarvan
getuigt de groote chemische fabriek,
die met hun geld op ons grondgebied
gesticht werd om straks het noodige
giftgas aan de optrekkende troepen
te leveren. Zeeuwsch Vlaanderen is
onverdedigbaar, het is bovendien
reeds thans grootendeels door Fransch
Belgisch industrie-landbouw en hy
potheek- kapitaal veroverd. Inmiddels
is het nog officieel Hollandsen en
ondergaat hetzelfde lot van kunst
matige kleinhouding, dat ons eigen
land zooveel eeuwen lang aan Ant
werpen heeft berokkend. Deze kwestie
is vrijwel de eenige politiek die aan
boord van de booten en schepen, in
het achteronder of bij de koelkast
vrij levendig wordt besproken en deze
discussie is even vrij van nationalis
tisch vooroordeel als het standpunt van
de sprekers meestal door hun engste
totaal of groepsegoïsme bepaald wordt.
Hier op de binnenvaart, waar een
Duitscher knecht is op een Fransch
schip uit Straatsburg, een Belgische
schipper op een Nederlandsche kast
vaart of een Hollander de luiken van
een Duitsche aak schrobt, worden
de nationale tegenstellingen al te zeer
overbrugd door de ervaring, dat een
bock in Antwerpen even goed smaakt
als ein helles in Duisburg, omdat
je het verschil tusschen een meisje
uit Buhrort en Gent alleen in je
portemonnaie kan merken. Hier aan
boord verdiepen wij ons alleen in
politieke kwesties, wanneer deze
direkt met de vraag van eten en drinken
samen hangen. Een Moerdijkkanaal
zal den vaartijd aanzienlijk bekorten,
den handel tusschen de Roer en Belgi
doen toenemen en het gevaar voor de
schippers tot een minimum
reduceeren. Anderzijds zal een groot aantal
booten door dien korteren vaartijd
overbodig worden en zal de vakbe
kwaamheid van het personeel veel
minder gewicht in de schaal leggen,
want in zoo'n kanaal kan ook een
kind de wasch doen.
(Slot op pag. 20).
ife