De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 2 juli pagina 4

2 juli 1932 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 2 Juli 1932 'ê: R? V L*. Een 150-jarige door Melis Stoke . Te eken! ogen door Harmsen van B?ek. ?sae j Af en schrijft ons uit Budapesst: Wij hadden het voorrecht hedenmor gen onze opwachting te mogen maken iy onzen oudsten werelddeel-genoot, den heer Siam, die reeds geruimen tijd 'hier ter stede bij den Dierentuin werkzaam ie als Olifant. De heer Siam is vandaag 150 jaar oud geworden, maar de krasse oude maakt het nog best. Hij ontving ons ;opgewekt .en monter en wij hebben een uurtje genoegelijk zitten keuvelen, onder het genot van onderscheidelijk «en glaasje Tokayer en een halve .Wagonlading hooi. , Onze jubilaris heeft negenentwintig kinderen, waarvan er nog veertien iovér zijn, 176 kleinkinderen, 1256 achterkleinkinderen, 8945 achter-ach(terkleinkinderen eo 65473 achter;aehter-achterkleinkinderen, Een heele familie, lachte hij ifijntjes, terwijl hij een emmer water %net n teug ledigde, en ik mag u wel een geheim verklappen: het '65474ste verwachten wij als alles mee loopt over 2Va jaar.... U weet, bij yens duurt het niet zoo belachelijk koit.... Dank u, mijn achter-achter:kleindochter maakt het best, maar alles voorzichtig aan hè.... Overigens !ben ik zelf, dol op kinderen. Wilt u wel gelooven, dat ik ze nog eiken dag ;op mijn rug draag?" De kranige oude 'heer glimlachte. Ja, ik heb al mijn tanden nog. Maar ik kan hier nog niet zoo best wennen. Ik woon hier pas een jaar of veertig. Onder ons gezegd...'' Zoo'n republiek, waagden wij.... u, die volgens de courantenberichten Napoleon nog met eigen oogen heeft 'gezien.... l" i De kleine Bismarck. Onze gastheer ha,alde de snuit op. Republieken koninkrijken, keizerrijken.... revoluties, ik ken dat ?allemaal. Het duurt een poosje en het keert weer tot het oude terug. Als kind heb ik de Fransche revolutie meegemaakt, of liever mijn vader, die toen tegen de 200 geloopen zal hebben, heeft er mij van verteld. Tüsschen dat relletje en de vertooning die ze daar nu juist dezer dagen bij ons thuis in Siam hebben uitgehaald, heb ik van allerlei gezien. De wereld wordt er niet wijzer op, dat kunt u ; gerust in de couranten zetten. Dit is mijn derde eeuw. Toen we de acht tiende afsloten zei mijn vader: nu zijn we heelemaal verlicht. Toen we de negentiende afsloten heb ik nog op oudejaarsavond tegen de kinderen gezegd dat het te goed ging, en van de twintigste behoef ik u n iets te ver"Mlen. En waarom zou ik ook? TJ kunt het allemaal in de boeken lezen, en van een olifant zouden ze het misschien niet eens aannemen.... Neen meneer, ik doa eiken dag nog mijn werk, maar kranten lees ik niet meer, hoewel mijn oogen nog best zijn.. .." Onze oudste wereldburger knikte tegen een krokodil die, liggend in een tegenovergelegen poel, even de oogen opende. Die jonge snuiter, zeide hij, heeft al een even harde huid als ik. Hoewel hij pas even negentig is, trekt hij zich van de zaak ook al niets meer aan. We wonen al zeventien jaar tegen over elkaar, maar we hebben nog nooit een woord gewisseld, behalve eens, toen hij zei: ik zit in de modder en ik blijf in de modder, en op zijn best word ik nog eens een etalage vol damestaschjes.... En zóó is het meneer. U, die van de pers is, zal het moeten toegeven. Straks krijg ik De keizer zelf. bezoek van den directeur van den tuin en den burgemeester, als die niet zijn kabinetchef stuurt met een brief. Maar wat geef ik er om ? .. .. Ik die Napoleon gezien heb en Goethe zóó heb gekend, en Bismarck in zijn kinderwagentje.... wat moet ik met die gewichtige broekjes van tegen woordig ? Wil u wel gelooven dat ik er elk kind hier voor de kooi op aankijk. en dat ik denk: in dien jongen daar steekt een Robespierre en in die een Hagenbeck en in die een Blücher.....? Een is er die alle kaakjes en nootjes zelf opeet, en als ik die zie moet ik altijd denken: dat wordt een Rothschild of een Kreuger. Ik haal alles zoowat door elkaar, weet u, niet doordat ik mijn verstand niet meer goed heb, maar omdat ik zooveel heb meegemaakt. De menschen vragen elkaar hier voor mijn hok wel eens waarom ik toch altijd zoo met mijn hoofd sta te schudden, en meestal concludeeren ze, dat het een soort tic van me is, die ik niet kan afwennen. Maar zet u maar gerust in de krant dat ik dat pas de laatste 120 jaar ben gaan doen, van het oogenblik dat ik mijn verstandskies heb gekregen, en alleen omdp.t ik me verbaas om al die drukte en herrie die ze maken om niets, en omdat er geeneen bij is die werkelijk profiteert van de lessen der geschiedenis. Mijn vader zaliger die de slag bij Nieuwpoort nog heeft De lalere Willem l. VAN DEN 8OEKM4N 1632-1932 Wethouder E. Boekman na*n vervolgens het woord om exemplaren van het gedicht dat Vondel 300 jaar geleden maakte bij de inwijding van de hoogeschool en dat toen aan alle aanwezigen is uitgereikt, aan rector-magnificus en president-curator aan te bieden, (Persbericht Avisterdamsche Universiteitsfeesten). Drie eeuwen vlogen heen sinds Blaauw de zangen drukte die Vondel aan zijn harp en vol gemoed ontrukte ter eere van een wijs, vrijzinnig Stadsbestuur dat, naast den hoogen plicht van de Magistratuur, de taak erkende om een vrijen geest te kweeken, die Leiden eenmaal naar de Here kroon zou steken. Des Dichters heihcensch is thans glorierijk vervuld. Het Atheaneum, in den aanvang nauw geduld, ontwikkelde zich zoo als Vondel eens voorspelde, toen hij den tijd vooruit op di/Merwieken snelde. En Boekman, steun en toeverlaat der burgerij, droeg aan de zorg der Stedelijke Drukkerij den trotschen herdruk op van Vondels oude zangen. Toen schreed hij naast De Vlugt, met ketenen omhangen en zelf in pandenzwart en met een hooge boord, Minerva's Tempel in ter Oudemanhuispoort. O. ... heerlijk oogenblik, toen Boekman, Steun der Wijzen, de eeuwenoude school ging huldigen en prijzen als driemaal honderd jaar tevoren Vondel deed. Ach. . . . tusschen pandenias en 't zwierig fulpen kleed grijnst ons een afgrond toe. Maar het mocht hem gelukken ons in de zeventiende eeuw terug te rukken door de bezieling van het eeuwenoude Vers, dat hij herleven deed.... door middel van de. . . . pers. Zóó vindt de Nieuwe Mensch in schatten der Historie df geste en het woord tot hulde vn tot glorie. Want als de meestertaai niet naar den eisch gelukt dan dient een oude zang. . . . .... En, luisterrijk herdrukt, gaan dooden uil hun '/ra! van onvoldoende eere den mensch ran dezen tijd met eere. . . . remplaceeren. . . . MELIS H TOK K meegemaakt en in zijn tijd een hoop gehoord heeft van de stichting van de Doorluchtige School van Amsterdam, placht te zeggen: daar is het niet mee uit jongen.... ii niet met de vecht partijen en ook niet met dien zoogenaamden vrijen geest. Daar zal nog heel wat bloed om moeten vloeien. .En of hij gelijk heeft gehad .... Ons gesprek werd onderbroken door de komst van een telegrambesteller, die een gelukwensch van Rijkspresident von Hindenburg kwam aanbieden. ,,Kn toch ben ik blij", zeide de heer Siam, ,,d.at de joiigkes me niet. '? Daar h<'>t u ae/." bijvoorbeeld. Als olifant van tachtig heb ik dat kleine kereltje eens voor mijn hok gehad en toen viel hij me al op door zijn schrander uiterlijk.." Er kwamen nu nog meer gasten opdagen en we begrepen dat het tijd werd om den jubilaris te verlaten. Toen we heengingen zagen wij den krassen ouden heer plaats nemen op een tobbe en, tot groot vermaak van de jeugd, zijn snuit omhoog steken. Allen juichten luid, maar hij schet terde ons nog krachtig na: Wil u wel gelooven dat uw latere Koning Willerri I daar als jongen ook altijd zoo'n pleizier om heeft geha-1 'J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl