Historisch Archief 1877-1940
No. 2874
De Groene Amsterdammer van 2 Juli 1932
i
Universiteitsfeesten en
vreemdelingenverkeer
»
door Frans Coenen
Er is voor een gewoon mensch niet dadelijk uit
wy%ate worden ? ook misschien omdat het een
bee£je door elkaar geloopen is maar ik heb het
dan zóó begrepen.
De stad Arasterdam viert feest, omdat het 300
jaar geleden is, dat haar hoogeschool gesticht werd.
Het Amsterdamsch Studentencorps viert feest,
omdat er weer vijf jaar van zijn vroolijk bestaan
voorbij zijn. En het Comitéd'initiative
d'Amster' dam tracht die dubbele feestviering zooveel
mogeIjjk ten bate van den noodlijdenden middenstad
liit te buiten, zonder de andere standen te vergeten,
door, samen met de vereeniging Het Koggeschip
en soortgelijke genootschappen, de vreemdelingen
naar Amsterdam te lokken. Aldus ontstaat een
"mengeling van idealisme en realisme en weet men
njpt altijd wie het is, die wat doet en hoe de hiërar
chieke rangorde der personen en feestelijkheden er
.uit ziet.
Zelfs de betreffende instanties" schijnen dat
niet altijd juist in te zien en er blijft veel
twijfelachtigs. Zoo ten aanzien van het lustrumspel, waar
van dat wolkige affiche gewaagt. De studenten
beweren, dat hier eigenlijk het hoogtepunt der
feestviering gelegen is, de ineenvloeiing van
studentelijke lustrumjolijt n stedelijke herdenkings
plechtigheid. Doch de studenten zijn te zeer partij
in 't geding, dan dat men haar voetstoots geloof
zou kunnen schenken. Bovendien staat het vast,
dat de heer Frank Luns met zijn spelers in het
Stadion de burgerij vertegenwoordigt, en is het
niet dez,e, die thans haar hoogeschooljubilee viert ?
Er was daarboven nog een derde vertooning, men
zegt' door de hoogeschool zelve op touw gezet. Wij
bedoelen den kleurigen optocht der uit- en
inheemsche professoren, spelend een bizarre spel van
middeneeuwsche en renaissancistische geleerdheid
tusschen Stedelijk Museum en Concertgebouw. Ook
dat spel is zeer genoten, doch onder de toeschou
wers heerschte groote onzekerheid aangaande de
promotors dezer feestvertooning. Démeesten meen
den echter, dat zij van het Koggeschip uitging en
er in het buitenland een weidsche reclame voor
gemaakt was.
En zoo was het eveneens met de
Eere-doctoraten. Wij kunnen echter met beslistheid tegenspre
ken, dat ook deze van het Comitéd'initiative, of
zelfs het Koggeschip, zouden zijn uitgegaan en men
er uit vurig winstbejag zooveel gecreëerd heeft.
En er de voorwaarde bijgevoegd, dat de nieuwe
Eere-doctors in de maskerade moesten meeloopen.
Dit is alles bepaald bezijden de waarheid. De eere
promoties zijn een zuiver
idealistisch-wetenschappelijk verschijnsel, teeken van de gulle bewondering
der feestvierende Universiteit, die de zon in het
water wil zien schijnen en het er daarom wat dik
oplegt. Bovendien zullen die paar eeredoctors meer
tenzij ze als de aartsvaders hun heelen stam
meebrachten het vreemdelingenverkeer niet
dusdanig opvoeren, dat de middenstand er merk
baar beter van wordt. Wat in die richting beweerd
wordt, is dus allemaal laster. Wel schijnt men een
oogenblik overwogen te hebben de eerepromoties
als tusschenspel in de vertooning van den heer
Frank Luns in te lasschen. Academische senaat en
de dertig nieuwe Doctors zouden elkaar dan in
spreekkoren geantwoord hebben, wat natuurlijk
uiterst plechtig geweest ware. Maar de onmogelijk
heid, deze vertooning deugdelijk voor te bereiden
men kon van de a.s. promovendi niet eischen al
weken te voren in Amsterdam te verschijnen
hebben dit plan weer doen opgeven. Jammer ge
noeg, want de nieuwelingen mogen nu hun mond
niet opendoen en men kan aldus niet eens weten
of zij hun promotie prettig vinden. Maar dat zal
wel, al zou het ook naderhand blijken, dat er in
de wetenschappelijke apothese eenige commercie
gemengd was.
Geen vreemdeling echter zal dat een koopstad
als Amsterdam euvel duiden in deze eeuw van
practisch nut en efficiency. Het zou eerder een
voorbeeld ter navolging kunnen zijn.
300 Jaar Universiteit
Teekenlng door B. van Vlijmen
Wanneer de Amsterdammers met het feest van hun Universiteit
zouden meeleven !
HOOFIEN'S ROOMBOTER
WORDT SPECIAAL BEREID
Het Belgisch-Hollandsche
voortractaat van
Lausanne
(Slot van pag. i)
En 'n tweede vraag, die daarmede parallel loopt:
in hoeverre zullen, op grond van de meest begun
stigingsclausule, onze nabuur-landen zelve de
wederkeerige Hollandsch-Belgische voordeelen voor
zich opeischen, zonder te hoeven toe te treden ?
Verschillende vraagpunten dug nog van
diplomatieken en juridischeri aard. In Belgiëheeft
men reeds verklaard, dat men ze in elk geval in
gunstigen zin zou kunnen doorzetten, door anders
eenvoudig de bestaande handelstractaten op te
zeggen, waarmee dan het beroep op de meest
begunstigings-clausule vervalt. Het is evenwel te
betwijfelen of men ten slotte tot zulke verklaringen
van handelsoorlog zou willen en kunnen overgaan.
Met alle respect voor het vernuft en den ijver,
waarmede de vertegenwoordigers der beide landen
deze zaak op het getouw hebben gezet, moet men
er zich toch niet te veel van voorstellen. De werking
zal tusschen Belgiëen Hollend stellig nut kunnen
hebben. Voor beide landen ligt cc wellicht ook
een middel tot onderhandeling in met andere lan
den, die het hun in 't bijzonder lastig maken.
Ook als algemeene politieke gedachte is verstan
dige toenadering en samenwerking tusschen- deze
beide landen een zeer wezenlijk voordeel. Onder
de gegeven omstandigheden zal dit voordeel zelfs be
langrijker zijn, dan de bescheiden verlaging der
wederkeerige tarieven.
Maar de automatische uitbreiding, die men er
van verwacht, de vetvlek, omdat het iets begérds
betreft, zou ik liever zeggen: de rozenolievlek
die steeds grooter worden zal, die zal niet komen.
De meeste landen zijn tezeer en noodzakelijk
op mercantiele handelspolitiek ingesteld, de in
wendige staatkundige krachten zijn daartoe ook
te machtig, om spoedig en licht verandering te
verwachten. Ten bate van de Donau-landen heeft
men onlangs soortgelijke pogingen gedaan, en
hoezeer is dit alles op tegenwerking, of gebrek
aan samenwerking, gestrand \
Wij zullen den tekst moeten zien om tenslotte
te oordeelen. Wat ons betreft, zou de geheele vrije
openstelling voor toetreding uit het algemeene
gezichtpunt der Nederland sche staatkunde het
Hotel DUIN EN DAAL" - Bloemendaal
Rustige ligging modern comfort.
Speciale arrangementen voor langer verblijf
bezwaar kunnen opleveren, dat zij ons naar n
zijde met ne der aanliggende groote mogend
heden, zou kunnen verbinden. Maar hierin ligt
misschien tevens de zeer handige gelegenheid om
anderen tot deelneming te nopen, want die n
zijdige bindingen naar den anderen kant worden
ook daar zeker niet .begeerd.
Men moet dus zien. Wel wil ik mijne meening
uitspreken, dat ons praktisch bedrijfsleven van
zoodanige algemeene denkbeelden zich niet te veel
voorstellen moet. Zij bieden daartoe, vrees ik, te
weinig realiteit. En zij mogen de aandacht van
die realiteit niet afleiden. Zoowel de particuliere
belanghebbenden en hunne organisaties, als de
betrokken regeeringsdepartementen, moeten zich
wel sterk bewust blijven, dat het naastbijliggend
werk onzer handelspolitiek, waarmede nog 't
meeste te bereiken valt. ligt in het naarstig zoeken
van uitvoer- en handelsgelegenheden rast allerlei
landen en afzetgebieden op zich zelve; in het door
allerlei individueele middelen zich dóórwringen en
inwririgen, overal waar het mogelijk is. Daarop zij
vooral de aandacht en de werkzaamheid gespannen.
Uier ligt voor den Nederlandschen geest in het
huidige tijdsgewricht het eigenlijke werk. Het
betreft alle landen. Natuurlijk zal in dit ^opzicht
ook met België, ook met elk der Scandinavische
staten kunnen worden gewerkt. Men rekene in
het algemeen er mér op, zich tegenover het buiten
land door het onvrije verkeer heen te moeten slaan,
dan er het vrije verkeer te kunnen propageeren.
Bij alle bevordering van goede internationale
verhoudingen is het nu wel zeer geboden, te waken
dat vóór alles eigen directe belangen worden vast
gehouden, en ook door wijdschere denkbeelden
niet in het gedrang gebracht. Dat permitteert de
nood van den tijd niet.