De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 9 juli pagina 17

9 juli 1932 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

2875 De Groene Amsterdammer van, 8 J uit 1932 17 r, t, fr C fe Nederlanders in den vreemde of: eet meer inktvisch door K. Araguez Teekenlngen door Harmsen van Beek. De familie Pieterse eet geen inkt visch. Ik ben geen Italiaan !" zegt de heer Pieterse en hij schrijft zeer vele geïllustreerde briefkaarten en bewandelt, bewondert, beklimt en doorklieft met zijn familie al de daarop afgebeelde landschappen, rotspartijen, zeegezichten en kathedralen. Maar vraag hem niet of hij inktvisch ge geten heeft in het kroegje links onder aan op de briefkaart van Genua, of bouillabaisse in het eethuisje rechts boven op de briefkaart van Marseille. Ik ben geen Italiaan!" zegt de heer Pieterse Geef mij maar een kruimige Hollandsche aardappel." Gij, lezer, behoort niet tot dezulken t de internationale ober Gij heet geen Pieterse, en als ge zoo heet bedoel ik de andere, die drie bladzijden verder in het telefoonboek staat. En toch.... eet gij inktvisch ? Vandaar dat ik de inktvisch als sym bool kies voor alle onbekende schotels, die in den vreemde uw Nederlandschen neus voorbijgaan, en een lans ga breken voor den inktvisch. De inktvisch is te zwart gemaakt. Men beticht hem van moorddadige lusten, als daar zijn het tot zinken brengen van fregatten met volle zeilen, brikken, brigantijnen en arm zalige visschermansjolletjes. Bet is mogelijk dat er zulke inktvisschen waren, het is mogelijk dat er nog zulke inktvisschen zijn, maar dat zijn dan zeer oude en slechte inktvisschen. En overigens is dit, mocht het waar zijn, een reden -te meer om den inktvisch jong op te eten, alvorens hij oud wordt en onze medemenschen op eet. Boven dien smaakt jonge inktvisch malscher. In de bakermat onzer beschaving, aan de oevers der Middellandsche zee, eet men den inktvisch gemarineerd, gebakken, gestoofd, uit de ziedende olie, en op vele andere aangename manieren. Eet meer inktvisch. De trant van eten, waarbij ge u het minst bewust zijt dat ge inktvisch eet is die waarbij hij even in een luchtig deeg gedompeld wordt, om dan in de kokende olie tot een bros gebak te gedijen, dat smaakt naar een frissche zeewind. De hiertoe het leven latende inktvisch is maar een inktvischje. Als ge het van aangezicht tot aangezicht ziet, eet ge het zeker. Wandel dus des morgens vroeg eens niet langs de sterren van uw Baedeker, maar naar de vischmarkt. Daar /uit ge, te midden van vele andere wonderbaarlijke creaturen met de kleuren van zonsondergangen, on weersbuien en regenbogen en van een fatsoen, dat de zeeman kortelings beschrijft door te zeggen dat hun staart aan den verkeerden kant zit, ook den inktvisch vinden. Hij lijkt in zijn prille jeugd een halfedelsteen, zóó groot als een glazen stuiter, door zichtig, glashelder en blauw als een Zuidelijke hemel en een weerspiege lende zee, en op zijn buik gloeit een bruine vulkanische glans. Het kan ?0het vischjuvoeel bejaarde inktvisschen \ ook' zijn rug zijn, men ziet dat zoo nauw niet, bij inktvisschen. Ergens precies op de goede plaats heeft de groote juwelier in dit glinsterend vischjuweel een klein goud en zwart oog gezet, en aan dien kant vindt ge ook eenige arabesken van krullende vangarmpjes, zoo sierlijk en simpel als geen kunstnijveraar het evenaardt. Hiermede vangt de bejaarde inkt visch later de gezegde fregatten, brikken en brigantijnen, doch meestal sardientjes c.s. Het geheel is zoo, dat men in de familie der inktvisschen mijns inziens nooit om bestwil liegt, wanneer men op kraam visite de moeder feliciteert met haar schatten van kinderen. Maar inderdaad: de jon ge inktvisch is een der liefelijkste sieraden der wereldzeeën en hun vischmarkten. Ook met een proper wit tafelkleed onder zich, eu versch uit de ijzeren oliepot, blijft de jonge inktvisch zijn sierlijkheid behouden. Hij gelijkt een gebakken chrysanthemum. Dat klinkt den heer Pieterse alles materieel en overdreven. Maar eet mevrouw Pie terse soms geen geconf ijte rozenbottels en viooltjes ! Met de jaren wordt de inktvisch dikker en leelijker. Ook hieruit blijkt dat hij niet zulk een vreemd schepsel is als de mensch denkt. Eet meer inktvisch. Ge begrijpt mij. Ik wil u de wereld der onbekende kazen, wijnen, visschen en vleezen en schelpdieren in hebben. Ik wil u ontmoeten in de havenkroegjes en de volkseethuizen, in de doolhoven van Lucullus. Vrees niet dat men er u niet verstaan zal: een hongerig mensch verstaat men overal ter wereld. Vrees niet dat ge niet proper zult eten, waar de waard of de waar din proper is, is het eten het ook. Hiertoe dienen uw oogen. Steek uw neus binnen, en ruik. Als het goed ruikt smaakt het goed. En geloof mij: in de nauwe Spaansche en Italiaansche straatjes waar een geranium bloeit voor een donkere deur, kookt men even goed, zoo niet beter, dan in vele vermaarde restaurants. De vermaardste restaurateurs zijn geboren achter zulk een geranium. Er zijn natuurlijk ook vele Piet de Smeerpoetsen. Maar welk zindelijk Hollander ontdekt hen niet op het eerste gezicht? Eet meer inkvisch. De Italiaansche en Spaansche keuken kent nog andere gerechten dan macaroni, olijven en sardientjes. .. . Niet elke bemande Toskaansche flesch houdt Ohianti, niet elke Spaansche wijn heet sherry..,. Ga heen en dwaal, eet meer inkt visch en ge zult een culinair Ame rika ontdekken. Of heet Pieterse, schrijf briefkaarten en zie kathedralen in alle 's Ileeren landen, eet in inter nationale hotels, mis de kruimige aardappel, verafschuw de moordda dige armen der inktvisschen en val in die van de internationale obers, waarbij zelfs de oudste en slechtste inktvisschen kinderen in de boosheid zijn. Eet meer inktvisch, of wees Nederlander in den vreemde. BEELDHOUWKUNST door Theo van Reijn The art of carved sculpture. Kineton Parkes, Volume I western Europe, America and Japan, Volume II central and Northern Europe, London Chapman and Hall Ltd. Als vervolg op Sculpture of to Day", in 1921 uitgekomen, geeft de auteur Kineton Parkes we derom na tien jaar een algemeen overzicht van de internationale beeldhouwkunst in 2 deelen, die als titel dragen The art of carved sculpture". De inhoud thans diende van zelf anders te zijn en inderdaad zijn in deze deelen nieuwer soort werk opgenomen en zijn vele nieuwere beeldhouwers toe gevoegd aan de omvangrijke lijst van 1921. Ik zou zeggen, Kineton Parkes heeft thans een be langrijker soort beeldhouwkunst uitgezocht en daardoor deze deelen veel interessanter gemaakt. Er zijn in deze deelen verscheidene sculpturen die best achterwegen hadden kunnen blijven, terwijl Holland zeker meer recht had dan op n repro ductie. Het is zeer te bejammeren dat o.a. het werk van onzen Mendes da Costa en John Radecker niet in reproducties vertegenwoordigd zijn. Dat ook Holland-niet aan de aandacht van Kine ton Parkes is ontsnapt is zeer verbiedend en wij spelen dus mede in het wereld-orkest, hoewel wij zeker in dit orkest recht op eenbelangrijker plaats hadden. Het is echter verblijdend dat het buiten land, in dit geval Engeland, onze sculptuur ten tweede maal opneemt in een standaardwerk en een deel aan onze vaderlandsche plastiek wijdt. Dat het voor een buitenlander niet gemakkelijk is door te dringen in den volksaard, de psyche van een voor een Engelschman vreemd land is be grijpelijk en we moeten dan ook dit als oorzaak beschouwen van dikwijls onjuiste verhoudingen in de waardebepalingen van het werk onzer beeld houwers. Dat b.v. over Mendes da Costa in een paar zinnetjes eenige feiten worden opgesomd, is zeer onvoldoende. Dit is een onevenwichtige be schouwing tegenover Krop die onjuist de Prixde-Rome wordt toegedicht. Het deel, gewijd aan de Hollanders, is genoemd Structural Sculpture" chapter XII, waarin ook Frankrijk en Belgiëworden behandeld. Zonder chauvinistisch te zijn lijken mij de Hollandsche beeldhouwwerken meer structuur te hebben dan de Franschen en Belgen. Zoo ook is de Functional Sculpture" bij de Hollanders sterker ontwik keld dan bij de Engelschen, al erken ik dat Eric Gill zeer belangrijk is evenals Epstein, waarvan wij eigenlijk nog te weinig in ons land kennen. Besluiten wij nog met een korte bespreking der indeeling dezer boeken, dan komt het mij voor dat de stof op zeer eigenaardige en persoonlijke wijze is ingedeeld en dikwijls getoetst is aan het beeldhouwvak zelf en het wezen daarvan, waardoor zijn beoordeeling op een gezonde basis staat. Zijn hoofdstukken in' deel I zijn zeer verscheiden. Hij noemt o.a. het principiëele in de beeldhouwkunst (Eric Gill); het modelleeren en hakken; het functioneele of architectonische; het experiment. Te genover de moderne Engelschen ,als Frank Dobson laat hij de Royal Academy of Arts" met W. Mc Millan zien. Dan de nieuwe tendentieuze Britsche beeldhouwers met Robert Emerson en de gevoe lige jongeren in Engeland zooals Henry Moore, Bainbridge Copnall, John Skeaping en Maurice Lambert. Vervolgens de Fransche school met haar en taille directe en de structurale beeldhouwkunst waaronder de Hollanders worden vermeld. Deel II gaat meer over het karakteristieke van den landaard. Italiëb.v. verwerkt op eigen wijze zijn marmer. In Duitschland vindt men de vrije vormen in steen van Hoetger en Adam Antes. De houtsculpteurs zijn de Slavische avant-Garde in Rusland met Konenkov, Osip Zadkine, Ijeon Indenbauw, Ghana Orloff en Barlach. De neo-klassieken zijn in Weenen en Budapest. Het traditioneele en natuurlijke bij de Cxechoslovaken. Een sterke nationale geest in Yugoslaviömet Ivan M'estrovic, de gemakkelijk te beïnvloeden beeld houwer; de granietbewerkers in Finland, die hun materiaal dikwijls verkrachten door een slappe vormgeving, uitgezonderd dan de sterke Vain Aal tonen. De weinig plastische Polen on de Zweden met hun beroemden Carl Milles. * * * Een zeer kaleidoskopisch en ancyclopedisch over zicht van de hederidaagsche plastiek, dikwijls niet kennis van naken geschreven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl