De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 9 juli pagina 18

9 juli 1932 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

18 De Groene Amsterdammer van 9 Juli 1932 N o. 2875 ft' De herinneringen van een diplomatiek journalist1) door J. Greshoff Charles Benoist De gedenkschriften door den heer Charles Benoist met opgewektheid te boek gesteld, vormen een aangename en gemakkelijke lectuur voor algemeen ontwikkelde heeren boven de zestig. Ze zullen bovendien met genoegen geconsulteerd worden in de kleine, maar toegewijde kring van Nederlanders die belangstellen in de aangelegenheden van Frankrijk. En wel voornamelijk, omdat de schrijver zich ten onzent vele en getrouwe vrienden gemaakt heeft in den tijd toen hij als Fransch gezant het witte huis in het Korte Voorhout bewoonde, maar ook vroeger reeds bij een reis door Nederland als verslaggever van het overdeftige dagblad Le Temps", dat zich scheen te interesseeren voor de laatste oogenblikken van Wïllem Drie. De heer Benoist had een persoonlijke opvatting van zijn diplomatieke taak ! Hij toonde zich in een milievi vastgeroest in verouderde werkwijzen een ver nieuwer. Want ik geloof dat niet n gezant zich ooit zoo innig als Charles Benoist het deed mengde in het bedrijf van het volk waar hij midden in leefde. Benoist had een ongeveinsde belangstelling voor onze geestelijke ontwikkeling, bestudeerde met ijver en genegenheid de vraag stukken, welke onze politiek en de huishoudkunde van onzen staat betroffen. Bij alle belangrijke manifestaties van ons openbaar leven was Frankrijks afgezant de facto of in gedachten aanwezig. Voor hem was een diplomatieke zending onaf scheidelijk verbonden met een cultuurtaak; waarbij hij dan nog bovendien uitging van het zeer juiste en loyale standpunt, dat de liefde niet van n kant kan komen. Om in Nederland belangstelling voor Frankrijk te wekken, moet Frankrijk be langstelling voor Nederland toonen. Om ons ver trouwen te winnen, begon Benoist met vertrouwen te schenken. En. ik herinner mij nog als de dag van gisteren welk een diepe en aangename indruk het bezoek van den gezant maakte in de pro vinciestad, welke ik toen bewoonde. Dit was ter gelegenheid van een studierondreis welke hij door geheel ons land volbracht. Uit alles wat Benoist deed en zei bleek overduidelijk zijn eerlijke en warme genegenheid voor Nederland, zonder dat dit gevoel hem afleidde van zijn diplomatieke werkzaamheid in engeren zin, of van zijn Franschnationalistische overtuiging. Een van de werk zaamste factoren welke zijn onmiskenbaar succes in Den Haag bepaald hebben, was zijn persoonlijk. heid. De eenvoud van zijn voorkomen en wezen, de charme van zijn woord, de beweeglijkheid van zijn geest, gepaard aan een natuur welke tot vriendschap en vrede geneigd was, verklaren te samen, waarom nog steeds de herinnering aan zijn zending ten onzent voortleeft. Diezelfde per soonlijkheid vinden wij in zijn mémoires terug en de werking er van is zoo positief dat wij de text met een stil welbehagen accepteeren, ook daar waar het onderwerp ons niet of slechts matig boeit, ook. daar waar wij ons eigentlijk zouden moeten ergeren aan opvattingen, welke wij ge meenlijk verfoeien. Want het is mij onmogelijk om te verhelen, dat de substantie van dit geschrift mij zeer, zeer pover voorkomt en dat de meeningen van den schrijver mij in het algemeen n verouderd n funest toeschijnen. Het is dan ook uit sluitend de bekoring van zijn persoonlijke aanwe zigheid en het is de vriendelijke atmosfeer, welke om hem heen hangt, welke samen de situatie een beetje redden. Hoe mateloos ver in het verleden gelegen lijken de gebeurtenissen waarover Charles Benoist ons onderhoudt ! Met dat vreemd gedoe hebben wij letterlijk niets meer gemeen. Wij verafschuwen het soort menschen door hem geprezen. Hun woorden zijn zonder zin voor onze ooren. Hun idealen wijzen wij verontwaardigd af en hun daden zijn ons een gruwel. Wij kunnen ons dus zeker niet warm maken voor een geschiedverhaal, waarin alles ons klein en zonder edelmoedigheid of zielsverheffing, nutteloos en kinderachtig. voorkomt, Gansch dit politiek en diplomatiek geürm en geknoei is. goddank, voor óns voorgoed voorbij. Wij zien te duidelijk dat het tot niets goeds gediend heeft en dat de onmetelijke ellende van den oorlog het eenige resultaat van dit sy steem is geweest. Bij deze lectuur .heb ik sterker dan ooit gevoeld hoe diep de klove is tusschen vóór 3914 en nè, 1918. Het is mij dan ook volkomen onmogelijk om de wereld door Benoist. met talent, uit een ver verleden opgeroepen n oogenblik au sérieux te nemen. De peillooze leegheid achter deze bepluimde gewichtigdoenerij verborgen vinden wij, al naar ons temperament, of belachelijk, of ver achtelijk. En in het bijzonder de louche kippendrukte in en om het Vaticaan, door Benoist beschreven alsof het een levensbeginsel der menschheid gold, werkt prikkelend op onze ze nuwen. De zinledige ceremoniën in die ongezonde broeikas-atmosfeer, de onbeschrijfelijk dwaze sub tiliteiten van al die wereldsche en geestelijke diplomaten, de ijdelheid en de verblinding, en bovenal de baatzucht van geheel die krioelende onmenschelijke mierenhoop wordt ons treffend geschilderd. Maar. . . . zender dat de heer Benoist dit resultaat gezocht heeft ! Want de heer Benoist is, op de hem eigen zachtaardige wijze, vol be wondering voor dat beurtelings ridicuul en hinder lijk gedoe. Zoo herhaalt hij met een onmiskenbaar welbehagen en met een hooge waardeering, welke ongeveinsd is, de woorden welke wijlen paus Leo de Dertiende hem in een drietal particuliere gesprekken heeft toevertrouwd. Wat ons hier, met een verheerlijkt air, als de Hoogste Wijsheid wordt voorgedragen, is een zóó simplistisch, een zóó banaal en burgerlijk, volslagen onbelangrijk praten in de ruimte dat het ons moeite kost om ons voor te stellen hoe het van een man als deze paus afkomstig kan zijn. De mededeelingen van kardinaal Lavigerie zijn al even wezenloos. En de beteekenis welke gehecht wordt aan het spelen van de Marseillaise door de muziek van de witte paters is voor een normaa.) denkend mpnsoh een pijnlijk bewijs van de futiliteit onzer vaders en ooms, van liet geslacht dat aan het onze vooraf ging. Bij de lezing van vrijwel alle kapittels uit Benoist's boek vraagt men zich voortdurend af: wat gaat ons dit alles nu nog aan? Er is geschie denis welke voor onze geest en ons hart levend blijft; er is geschiedenis, die volkomen verloren gaat. En alleen met de laatste soort houdt deze memorialist zich bezig. Ruziet jes tusschen de geeste lijkheid en het opkomende Fransche radicalisme ruzietjes tusschen de heer Lefebvre de Béhaine en zijn regeering, ruzietjes tusschen kardinalen en monsignori onderling. .. . Wat heeft dit te beduiden? Wat is dat alles voor ons vernuft en voor ons gemoed? Wind! En niets anders. De heer Charles Benoist is zeer zeker een wan met vele bekwaamheden, hij is op een bepaalde en beperkte wijze intelligent en hij is belezen, maar hij moet toch ook een zér kinderlijke kant aan zijn karakter hebben. Hoe zou hij or anders ooit toe gekomen zijn om al die kleine, politieke wisse wasjes, waar zich geen levende ziel meer iets van aantrekt, met zulk een ernst, ijver en zorg te notperen? Ik kan het desnoods nog begrijpen dat hij, indertijd te midden der gebeurtenissen staande, het belang ervan verre overschatte. Het is een algemeene en dus vergeeflijke eigenschap der menschen om de zaken waarin zij gemengd worden zoo hoog mogelijk en dikwerf te hoog te taxeeren, om dan daarna van die taxatie een motief tot zelfrespect te maken. Men mag dus den heer Benoist er niet om lastig vallen wanneer hij zich mensch onder menschen toont." MaaJC tusschen de aangelegenheden waar hij ons over onderhoudt en het heden, liggen de wereldoorlog, de Russische revolutie en die algemeene omwenteling-in-het-geniep, welke men, euphemistisch uit vrees, de crisis noemt. Na zulke eve nementen, welke nog niet ten einde gevoerd zijn, heeft de menschheid toch heusch andere kommer nissen, andere verlangens, andere verwachtingen, heeft de mensch andere belangen en andere belang stellingen, dan die welke de heer Charles Benoist met een nuttelooze teederheid blijft koesteren. Wat ik deze boekstaver zou willen verwijten is niet dat hij zijn oude en verouderde aanteekeningen thans nog publiceert, maar wel dat hij het doet zonder eenig critisch commentaar, dat hij het doet zonder ironie. Ik kan het hem moeilijk ten kwade duiden dat hij dit zinledig spel vroeger als ernst heeft opgevat; ik neem het hem alleen kwalijk dat hij dat nu nóg doet! Dat wil dus met andere woorden zeggen, dat ik zijn gebrek aan zin voor proporties een onoverkomelijk bezwaar blijf vinden. Er bestaat een hiërarchie der menschelijke, geestelijke, maatschappelijke waarden, welke men niet straffeloos verstoren mag. Neen, neen, het gaat niet aan om pittoreske nietsjes tot wereldgebeurtenissen op te blazen in een tijd waarin de grondslagen van ons leven en ons denken ondermijnd, zijn en waarin letterlijk alles opnieuw problematisch geworden is. Door een louter toeval las ik vlak na de Sou venirs van Charles Benoist, die van de oudvolkscommissaris J. Steinberg (,,Souvenirs d'un Commissaire du Peuple 1917?1918, ed. N.B.F. Paris 1930). Hetgeen ons door deze uit gewekene wordt medegedeeld is ook niet bijzonder hartverheffend. Ook het bedrijf door hem geschil derd mist als alle menschelijk bedrijf loya liteit, zuiverheid, mist adel van geest en schoon heid van gebaar. Maar overigens: welke een hemelsbreed verschil in rhythme en accent, in gang en gloed, wanneer men het vergelijkt met de wereld door Benoist uit een welverdiende vergetelheid gewekt. Naast de achterbaksche zucht-tot-intrigeeren der levensmoeden, welke de basis der politiek vormde in de periode, door Daudet definitief ,,Entre Deux Guerres" gedoopt; zien wij een barbaarsche, bijna dierlijke, maar prachtig elementaire, oorspronkelijke, koninklijke hartstocht, een uit de diepste diepten opwellend en thousiasme, een naïve. waime en verbeten hun kering naar alles wat Jong en Nieuw is. De keuze is niet moeilijk. De diplomatie en de politiek van de jaren 1883?1893, ons door Charles Benoist met welbehagen voorgevoerd, was zonder vuur. zonder ideaal; was zonder moed. maar ook zonder eenig gevaar: een .onmenschelijk, onwezenlijk en onwaardig geploeter, dat nooit tot iets goeds kon leiden en dat dan ook op de liederlijke vernedering van de wereldoorlog is uitgeloopen. Hoezeer verkiezen wij de redeloosheid van de, Russische revolutiejaren waarin de rede door een brandende drift vervangen werd boven de redeloosheid van een wereld zonder ziel en zonder vertrouwen in de toekomst, teerende op de verachtelijke waan van haar onverganke lijkheid. De heer Benoist is een brave, vriende lijke man, een trouw en verstandig dienaar van zijn land, Nederland welgezind, maar wat hij ten eenenmale blijkt te missen is: luciditeit. En met een touchante hardnekkigheid ziet hij varkensblazen voor lantarens aan. 1) Souvenirs de Charles Benoist rol 11883?1893, Librairie Pion, Paris 1932. AAN INZENDERS VAN MANUSCRIPTEN wordt verzocht bij hun bijdragen een gefran keerd briefomslag met adres van den afzender in te sluiten. t ?* H

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl