De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 16 juli pagina 9

16 juli 1932 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

N o. 2876 De Groene Amsterdammer van 16 Juli 1932 Nederland eert zijn kunstenaars door Albert Heiman Levenden en dooAen Eeredoctoren worden benoemd maar de letterkundigen komen voor deze onderscheiding, die zij vóór de laatsts uitdeeling-en-gros voor sommigen nog altijd was, niet in aanmerking. Prozaschrijvers en dichtars hebben blijkbaar niets voor de Nederlandsche kunst en cultuur gedaan; men eert andere, ongetwijfeld verdienstelijke mannen, die echter met een lintje" in den breede geschat zouden zijn voor hun werk. Dat was een fout van de geleerde wereld; een pijnlijker fout maakten onlangs de kunstbroeders der litteratuur. Kloos zweeg in alle talen in De Nieuwe Gids over Frederik van Eeden; hij en vele anderen die de litteratuur dienden en dienen ont braken bij het opgebaarde lijk vaneen der grootste mannen van tachtig. Het is naar aanleiding daarxan dat ik iets wil zeggen over Nederland en de eering zijner letter kundige kunstenaars. Reeds jaren vóór zijn overlijden was Frederik van Eeden dood voor zijn vaderland. Dat gaat hier zoo. Wie niet deftig en deugdzaam in het algemeen kader past, krijgt zijn begrafenis thuis gestuurd, lang voor hij haar noodig heeft. Plechtig en eervol, zoodat alle omstanders diep geroerd zijn, en alleen de betrokkene zelf de doodelijke smaad ondergaat.... Reeds jaren geleden heeft van Eeden zijn eer volle begrafenis gehad. Voorop liepen de vrienden van '80, de jeugdvrienden uit de jaren van teugelloos enthousiasme en verwachten de jeugdvrien den die maar al te vaak de ergste vijanden van individueele groei en onafhankelijkheid worden. Zij hebben te recht en te onrecht, van Eeden gehoond, belachelijk gemaakt en toen vergeten. Dit laatste vooral: de ergste hoon, die men kent in het land van alcoven en indijkingen. Men heeft hem ontijdig vergeten, met de praal en de opzette lijkheid waarmede de dooden uit de gedachte gebannen worden. De laffe generatie tusschen die der Tachtigers en de Jahrgang 1908" heeft zich aan het begrafenismaal te goed gedaan, en angst vallig over hem gezwegen. Reeds jaren geleden heeft men voor de graf tombe met opschriften gezorgd. In elke Hollandsche literatuurgeschiedenis die bij" is, vindt ge de noodige epitaphia voor van Eeden, en de niet al te groote zoon van een bekend literatuur-historicus heeft het stucadoorswerk aan de tombe verricht; zijn dikke monografie over Frederik van Eeden is inderdaad een witgepleisterd graf", en moet den grijzen dichter diep gegriefd hebben, zoo iets hem nog grieven kon. In al de jaren van van Eeden's openbaar leven is het de gemakkelijkste taak geweest om hem te beschuldigen. Hij gaf er reden te over voor, want hij had zeer vele fouten; literaire en menschelijke. Maar dat ze bij hem zoo in het oog liepen, had hij te danken aan een groote en zeldzame deugd : hij was van meer dan middelmatige proportie, eigenzinnig en onafhankelijk. Het noodlot van van Eeden is al te zeer kenmer kend voor de zeldzame menschensoort waartoe hij behoorde, om niet tot nadenken en een ietwat pijnlijk pessimisme te stemmen. Want nu binnen kort zelfs de herinneringen aan hem ongevaarlijk zullen zijn, nu zal er wel niemand meer gevonden worden die twijfelt aan zijn groote begaafdheid, een talent waarvan de veelzijdigheid alleen al de diepte en gefundeerdheid doet beseffen. Voor de jaren waarin hij begon te schrijven was hij zeer origineel. De toon van De kleine Johannes" was in Holland een nieuwe klank: een zuivere en gevoelige verteltrant, die nog niet door velen is geëvenaard, laat staan overtroffen. Ook de men taliteit van dat werk was nieuw en het is waarlijk i?N.V.ARNHEMSCHE HYPOTHEEKBANK 5 pCt. Pandbrieven t. beurskoers Directie: Mr. S. J. VAN ZIJST - Mr. J. F.VERSTEEVEN niet de schuld van van Eeden dat men zijn Johannes later zooveel confectie heeft aangetrokken, dat hij zelfs niet herkend werd in het gesteven matrozenpakje van Borel's jongetje of in de doorzichtige kiel van Merijntje Grijzen. Maar de persoonlijkheid van Frederik van Eeden bestond uit teveel tegenstrijdige elementen om zelf de wezens die hij schiep ongemutileerd te laten. Zijn Johannes is met de bijnamen van Viator" een slachtoffer geworden van zoo weeëwoordkunst, dat het zelfs van Deyssel mpest ontgaan, dat van Eeden zich in dit werk van niemand minder de adept toonde dan van den schepper van Frank Rozelaar." Tijd en afstand hebben het leeren zien. Ook is er tusschen de subjectivistisch-moraliseerende Studiën van de eerste en de lyrisch-cerebrale kritieken van de laatste niet veel verschil in oor sprong en wezenlijke kenmerken, maar slechts in uiterlijke vorm en in temperament. Na de eeuw waarin het ondenkbaar was dat een Hollander schoone letteren" voortbracht zonder daarbij het eereambt van dominéof advocaat te bekleeden, kwam een tijd waarin elke schrede buiten de bloemrijke parken der literatuur gelijk stond met een vrijwillige verdenking van onartisticiteit en onbetrouwbaarheid op zich laden. Gorter en van der Goes hebben het bewezen, en Aletrino heeft niet lang genoeg geleefd om het te kunnen bewijzen. Maar hoe moest het niet de man vergaan die dichtte en «ibmans schreef, daarbij utopische sociale theorieën verkondigde en in practijkbracht.zonderbij een politieke partij tebehooren en daarbij nog het air aannam van een soort Messias te willen spelen? Die roekeloos omging met zijn geld, dilettantboer was, en als medicusvan-professie aan psychiatrische nieuwlichterij deed, hypnose en occultisme met literatuur in verband bracht, zonder daarbij zijn kleed van De dienstknecht in het huis" uit te trekken en zich tijd te gunnen de groentekar van Walden vooraf uit te spannen? Het was veel, vél meer dan de fatsoenlijke Hol lander ooit slikken kan. Men verlangt in het land van rechte paden en heldere hofjes niet de roman ticus van Ellen" te zien rondscharrelen als Cornelis Paradijs en de blijspeldichter van Het poortje" en Het sonnet" te zien loopen op de veel te hooge broozen van De broederveete" en zich te zien spiegelen aan zijn gelijkenis met IJsbrand". Een in de regels van het alledaagsche spel opgevoed publiek wenscht niet van de danteske terreinen van drie deelen Lied van schijn en wezen" te draven naar de Tolstoiaansche redeneeringen van De blijde wereld". Het valt een vaderlander niet weinig kwalijk te nemen dat hij de dominocratie afzweert om echtereenvolgens in Thoreau, Tagore en Thomas van Aquino te gelooven. Het vele zoeken en divageeren van van Eeden. ongetwijfeld mede een gevolg van zijn veelzijdig heid, heeft bij elke volgende stap van zijn vorige medestanders nieuwe vijanden gemaakt. * * * De stilte en de vergetelheid die ondanks alle histo rieboekjes sedert tien jaar om dezen auteur ge komen zijn, blijken van een ontstellende ondank baarheid en wreedheid. Zij Kouden beangstigend zijn wanneer wij niet geloofden in de verrijzenis van den geest, in de onvernietigbaarheid van dat wat uit de zuiverheid van geest en hart geboren, en in eerlijke liefde aan de medemensclien geschon ken wordt. Tusschen alle geaffecteerdheid, alle pose die men ongetwijfeld in bijna ieder werk van Frederik van Eeden aantreft, schuilt dit zuivere element. Het kan niet vruchteloos verloren gaan. Het kan miskend worden, maar zijn invloed is er niet geringer om. Van Eeden is zoo goed als Kloos en van Deyssel en Verwey het slachtoffer geworden van de kardinale fout van zijn generatie, die haar eenig heil zocht in een geïsoleerde en individualistische kunst. Doch hij heeft die fout tenminste ingezien en gepoogd haar buiten artistiek terrein te hei:stellen, toen zijn natuur, evenals die van Gorter, Johan Polefs beeld dat door den beeldhouwer ter gelegenheid van het joo-jarig bestaan van de Universiteit van Amsterdam werd vervaardigd. Het beeld is tijdelijk geplaatst in het Stedelijk Museum in afwachting van het gieten in brons. Het bronzen beeld zal een plaats vinden in onze Universiteit. tenslotte toch sterker bleek dan de nieuwe leer. Zijn onzeker stappen om uit het drijfzand der Tachtiger-aesthetiek weg te komen hebben hem een schijn van belachelijkheid gegeven, die het ergste van al is in een land waar men voor alles de schijn heeft op te houden. Van Eeden is niet zoo oneervol als andere Tachtigers gestrand. Een kunstenaar geeft uit behoefte om te geven. Er valt geen dankbaarheid te eischen van wie van hem profiteeren. Hij heeft zijn taak gedaan en kan gaan. Geen ontijdige begrafenis kan echter zijn werkelijke dood verhaasten, want zijn kunste naarschap, het wezenlijkste in hem is onsterfelijk. Op de plaats waar Fredeiik van Eeden jaren lang geschreven heeft, moge een herinnering hieraan de hulde zijn die hem veel te laat gebracht wordt, bij het aanbreken van een tijdperk waarin zijn werk, beter dan voorheen, voor zichzelf zal kunnen spreken. lustig en kalm, beheerscht in Uw denken, handelen en spreken 7iilt ook gij zijn en blijven na liet gebruik van Mijnhardt's Zenuwtabletten Buisje 75 cent. Bij Apothekers en Drogisten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl