De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 23 juli pagina 12

23 juli 1932 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 De Groene Amsterdammer van 23 Juli 1932 No. 2877 De poëzie van het knusse door Albert Helman B Verspreid proza, nagelaten door Aart van der Leeuw 1) Nu ook het verspreide en nagelaten proza van Aart van der Leeuw in een met zorg en smaak gedrukte bundel is uitgegeven, komt men er «indelijk toe zich een scherper omlijnd en gesloten beeld te vormen van zijn schrijverschap, en de algemeene kenmerken op te sporen, waardoor hij zijn eigen plaats in onze letterkunde heeft verdiend. Meer nog dan zijn grootere werken: Vluchtige foegroetingen, Ik en mijn speelman, De opdracht, en De kleine Rudolf, helpen ons de elf opstellen op weg, die onder de verzamelnaam Miniaturen" bij het Verspreid proza" zijn ondergebracht. Het zijn afgeronde beschrijvingen, van een regelmatige, haast mazikale vorm, meditatief, omsponnen van dezelfde vluchtige, vlinderachtige filosofie die msn overal elders in van der Leeuw's werk vindt, en die allerminst intellectualistisch is, maar veel meer naïef", in den tegengestelden zin van sentimenteel". De charme van dezen schrijver is een gevolg van het onafscheidelijk samengaan van een beeldende, kleurige vertelkunst met dit beschouwende element. Het meditatieve is bij hem primair en ligt ten grondslag aan alles. Maar zijn proza is geen Vorm van hardop denken, doch een bewust mededeelen van het overdachte, met de ordening en beelden en bizonderheden welke noddig zijn om klaar en boeiend tot den toehoorder te spreken. En Aart van der Leeuw vergeet dien toehoorder nooit, hij richt bijna altijd rechtstreeks het woord tot de eene persoon die hem op dat bepaalde oogenblik leest, op de manier die reeds de wijze Salomo kende: Mijn zoon, merk op mijne woorden, neig uw oor tot mijne redenen, enz." * * * Van der Lseuw is echter in de verste verte geen epicus, hij spreekt altijd van zichzelf uit, en naar zichzelf toe gerekend. Geen verbeelding schept hij, zonder dat daarbij een stille commentaar gevoegd is, en zijn critische, aanvaardende of afwijzende houding merkbaar wordt. Er bestaat grond te veronderstellen, dat deze eigenaardigheid iets te maken heeft mst het dichterschap van Aart van der Lseuw. Hij is in de eerste plaats lyricus en denkt altijd als een dichter, schuwt ook steeds het onschoone en al wat buiten de poëtische code valt. Zijn proza heeft vaak de gebondenheid der poëzie, krijgt er soms zelfs iets gewrongens door, dat in zijn laatste werken, Da Opdracht en T)s kleine Rudolf, een vrij groot nadeal geworden is. De hang naar het sublieme heeft zich bij Aart van der Lseuw in zijn proza bovendien nog beperkt tot bepaalde, niet al te hoog liggende gebieden. Zijn hemel-op-aarde is daar waar het intieme, het knusse van een Hollandsen binnenhuis, van een simpel en vlak landschap, van een wereld zonder al te schokkende natuurverschijnselen te vinden is. Al lijkt het soms of hij in diepzinnige symbolen spreekt, bij nadere beschouwing komt men toch altijd terecht in de knusse atmosfeer waar het rustige droomersleven gedijen kan, in de woning die Morgenstern, mat welk een heerlijke ironie ' het Warenhaus für kleines Glück aller Art" heeft genoemd. Ik en mijn speelman en de kleine Rudolf leggen hiervan het duidelijkste getuigenis af, en de elf miniaturen niet minder. Frederik de fluiter" vertelt van een professor AAN INZENDERS VAN MANUSCRIPTEN wordt verzocht bij hun bijdragen een gefran keerd briefomslag met adres van den afzender in te sluiten. die begon te fluiten als hij iets werkelijk schoons zag. En dit schoone is op straat te zien; de eene keer een spichtig meisje met een vlecht over de schouder en een muziektasch onder de arm; een andermaal een bombardement van de kwajongens of een moegespeelde, ongewasschen knaap. De stammoeder" is een fantasie over de ont dekking van de pottebakkerskunst naar aanleiding van de soepterrine, in de gezellige eetkamer. De koopman inet de blauwe fez" een geestige, lichtironiseerende vertelling, behoorende tot de gaafste en aangenaamste bladzijden die van der Leeuw ooit heeft geschreven. Maar wat hier, volgens de middelmaat gemeten, een teveel aan onalledaagschheid zou wezen, wordt op ruime schaal gecompen seerd door het heel erg knusse van De Kachel". Ja, de Camera-obscura-geest wordt nog steeds in eere gehouden, en Beets keert in tallooze reïncarna ties tot ons terug. Het geld en de appel" is de knusse levenswijs heid, die geen catastrofes of wanhoopsdaden heeft noodig gehad om tot haar bezinning te komen. Dan is er het licht-weemoedige bericht van De twee zwanen", die Marceline en Vondel heeten, naar Desbordes-Valmore en onzen Agrippijiischen Joost. Ook deze vorm van weemoed behoort tot het knusse; de schemer der intimiteit, het stille waas der huiselijkheid, wie waardeert ze niet, evenzeer als de nieuwe lessen die te leeren zijn naar aanlei ding van een zoo bekend thema als De Linde". Daar hebt ge den heelen van der Leeuw, als hij zulk een prozastuk besluit met de charmante zin: Er schuilt meer in het hart van een linde, dan een bijl bloot maakt." In Broeder Juniperus en het varken" neemt hij het op voor de roze biggen van een boerderij waar hij langs komt. De morgenpost" bezingt de geestelijke vreugde van de ontbijttafel; De deur" brengt de bezieldheid van het knusse, en de be doelde morbiditeit van melodrama" is door te groote zachtzinnigheid onuitgesproken gebleven, waardoor het verhaal er niet duidelijker op ge worden is. Zonder het bestaansrecht van deze knusse subliemheid of sublieme knusheid ook maar in het minst te willen bestrijden, moet ik toch bekennen dat ze ver van mij af ligt en mij een beetje unzeitgemasz" voorkomt; meer als een vreugdig' aanwensel van ouderen van dagen, van een gene ratie waarmade de onze niet veel contact heeft. Het is overigens niet zoozeer een kwestie van ouderdom als wel van temperament en geaardheid. Het knusse is een pauze-toestand in de luid ruchtige jazz waarin wij leven, en als zoodanig niet te versmaden. Maar alles is helaas om de jazz begonnen, en zoolang wij niet doof en blind zijn. heeft het knusse weinig kans en Weinig duur. Zelfs de zachtmoedigheid die door de meest Offer vaardigen gepredikt is. heeft met deze knusheid niets te maken, maar bezit haa.r razernij, haar drift, haar hardheid. Wanneer wij alle werelddeeleri bereisd hebben, laten wij ons zelfs met het mooiste volkstuintje niet meer afschepen. Natuurlijk kan men moedwillig sommige gebieden des levens voor zich afsluiten, maar het lijkt toch logisch, dat wie als mensch geboren wordt, ook maar moet zien klaar te komen met al het menschelijke. Om deze reden is Aart van der Leeuw nooit een schrijver van invloed geweest en zal hij het zeker ook nooit kunnen zijn. Hij heeft noch om formeele. noch om ideëele redenen andere dan accidenteele beteekenis. Men neemt kennis van het knusse, glimlacht, en gaat weer verder met zijn bezigheden. Men is helaas nooit in de gelegenheid om het van der Leeuw na te zeggen: Van zekerheid glim lachend sluit ik de oogen, en dan slaap ik aan de borst van de godin, als een kind tusschen de korven en de schooven van een oogstdag", gelijk dat in het zeer knappe, doch weinig aangrijpende prozastuk Vertumnus" staat. Zoozeer was Aart van der Leeuw literair op het knusse ingesteld, dat dit ook uit zijn eigen voor keur voor boeken blijkt. Van de vier essays die in Verspreid proza" te vinden zijn. is er een gewijd aan de vertelkunst van Gottfried Keiler, een figuur IDEAAL VOOR DE REIS. LEICA II fabr. E. LEITZ-WETZLAR. De beste kleinbeeld-camera. Alom verkrijgbaar. Vraagt prospectus bij den Hoofdvertegenw. N.V. CAPI - - Nijmegen. die ook in de meeste opzichten met hem verwant is. Een vergelijking zou tot verrassende resultaten kunnen leiden, want reeds op het eerste gezicht ziet men de relaties tusschen De kleine Rudolf en Der grüne Heinrich, tusschen Ik en mijn speelman en Keller's half-legendarische novellen. En vinden wij het meditatieve element, dat zoo opvallend is bij den Nederlandschen schrijver, niet volkomen gel ij k-geaard terug bij Thomas Traherne, uit wiens C'enturies of meditations" Aart van deiLeeuw zooveel citaten met kennelijke geestdrift heeft vertaald? Ook een figuur als Büchner kon hem. zoozeeboeien, dat hij een groot opstel, het meest lezensr waardige van alle vier, over hem schreef. En daarin zijn het weer niet de dramatische werken, maar het prozafragment Lenz" waardoor van der Leeuw geboeid wordt. De felle, in krachtige proporties typeerende Büchner van Danton's.dood" en van Woyzeck" vooral, wordt geheel verwaarloosd terwille van den ietwat sentimenteelen, gezelligextatischen schrijver van Lenz", die zelfs voor iemand die nog bij tijd en wijle gaarne Amiel leest, geen bekoring meer heeft. Buiten het kader van deze drie studies valt de vierde, over Het duitsche heimwee naar het Zuiden", die bij alle uitgebreidheid het onderwerp op geen stukken na uitput, doch slechts hier en daar willekeurig aansnijdt. Zij zegt dan ook niet veel, en geeft alleen een denkbeeld van de belezen heid des schrijvers. Met deze bundel Verspreid proza" ligt de complete nalatenschap van een schrijver vóór ons, die tusschen de hoofdstroomingen onzer letterkunde in, zijn eigen eenzelvigen weg ging, en vrede had met zijn taak van speelman: tusschen de dagen van bedrijvig werken en de donkere nachten van hartstochtelijk lijden in een aangenaam lied te zingen, dat verpoozing bracht en er aan kwam herinneren dat de idylles nog altijd van deze wereld zijn, dat niet elke vlam behoeft te schroeien en een glimlach somtijds meer vertelt dan een kreet. Alzoo herdenke men voortaan dit afgesloten oeuvre ook met een glimlach, zonder groote geest drift of liefde, zonder hartstochtelijk afwijzen of misnoegen, maar blij dat in een land waar de banaliteit altijd de hoogste hulde wegdraagt, de poëzie van het knusse weer eenmaal tot uitingkwam op een wijze waaraan in elk geval alle plat heid vreemd bleef. 1) Uityace Nijyh en van Ditinar, Rotterdam. Nieuwe uitgaven Iteisbork Oelderland De provinciale Geldersche vereeniging voor Vreemdelingenverkeer heeft het loffelijk initiatief genomen tot de uitgave van een Baedeker voor Gelderland. Het is een zeer practisch handboekje geworden voor hen die voor korten of langen tijd de provincie Gelderland bewonen of bereizen. Van elk dorp, streek en stad geeft het boekje uit stekende bijzonderheden en een opsomming van merk- en bezienswaardigheden. Kaartjes verge makkelijken de oriëntatie en een alfabetisch plaatsnamenregister bevordert een vlug en handig gebruik van dit handboekje. J. Wesselink stelde dit Reisboel; voor de provincie Gelderland samen; ran Loi/hem tilatcrus Uityevers Mij te Arnhem brengt liet in den handel. l ANTIQUARY AT LAST l HAVE P. C. C. JACOBI WHISKY FOUND IT HAAR LE M l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl