Historisch Archief 1877-1940
No. 2877
De Groene Amsterdammer van 23 Juli 1932
V t
fc.'
il*;
Nederlandsche Industrie
en Nederlandsch Indi
door Jurriaan Haas
?
is
Actieve concurrenten
De Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat" doet
zeer veel moeite, om ook in Indiëde leuze
Koopt Nederlandsch Fabrikaat" te doen door
dringen. Men spreekt er zelfs van om in Indiëeen
nationale reclamecampagne op touw te zetten.
Het is echter de vraag, of de nationale industrie
enkel met zoo'n campagne geholpen is, wanneer
men niet tevens zorgt, dat de gepropageerde
vaderlandsche producten ook op de Indische markt
verkrijgbaar zijn. En hierin schuilt een factor
welke aan het succes eener publiciteitscampagne
wel eens zeer veel afbreuk zou kunnen doen.
De Hollandsche fabrikant is van huis uit over
het algemeen zeer behoudend geweest. Er zijn wel
fabrikanten, die het wel eens in Indiëwilden
probeeren, maar zij werden in de meeste gevallen
afgeschrikt door de bijzondere eischen, welke
o.a. tengevolge van het tropische klimaat aan
product en verpakking gesteld werden, zoodat zij
Indiëmaar weer lieten voor wat het was en zich
in het vervolg alleen interesseerden voor de afzet
gebieden in Europa. Met het gevolg: kwijnende
Hollandsche export door de tarief muren rondomons.
? De buitenlandsche concurrent daarentegen, vond
het in Indiëwél de moeite waard; hij stelde serieuze
pogingen in het werk om er vasten voet te krijgen,
schrok niet terug voor wat onkosten, welke dik
wijls noodzakelijk waren, hetzij voor een reclame
campagne, hetzij voor machineverandering, om
het product of de verpakking voor de tropen ge
schikt te maken; kortom, hij slaagde waar de
Hollandsche fabrikant faalde en het resultaat
daarvan is dat, terwijl de Hollander nergens zijn
producten kwijt kan, het Hollandsche aandeel in
den Indischen import s-lechts 17 pOt. bedraagt. De
rest is voor de buitenlandsche concurrentie.
* *
*
Hoewel dus de Hollandsche fabrikant dit geringe
aandeel grootendeels aan zichzelf te wijten heeft,
zou het toch onbillijk zijn, om hem de volle schuld
er van in de schoenen te schuiven. Er zijn ver
schillende oorzaken, welke geheel buiten zijn con
trole lagen en wel:
Ten eerste: De concurrentie van landen met
gedeprecieerde valuta, welke daardoor aanmerke
lijk lagere prijzen noteeren kunnen.
Ten tweede: De geographische ligging, die ten
opzichte van Indiëvoor Nederland lang niet zoo
gunstig is als voor Japan, Amerika of Australië.
Komt daarbij, dat verschillende buitenlandsche
regeeringen de scheepvaartondernemingen sub
sidieeren; ergo lage vrachten, welke weer scherpere
concurrentie mogelijk maken.
Ten derde : De zeer hooge vrachttarieven, welke
onze nationale scheepvaart-maatschappijen in reke
ning brengen. Een verlaging dezer tarieven zal wel
niet zoo makkelijk zijn, gezien de enorme sommen
aan rente verslindende eigendommen" der maat
schappijen, welke in de boom-periode" werden
aangeschaft en thans haast niets opbrengen.
Bovendien treft ook de Begeering hier schuld,
door niet grondig te onderzoeken, of de tarieven
der Koninklijke Paketvaart Mij. in Indiëvoor
verlaging in aanmerking kwamen, toen het er op
aankwam, deze maatschappij weer een soort mono
polie toe te kennen. Verlaging van
overladingskosten en tweede bevrachting zou een flinke stap
in de goede richting beteekenen.
Ten vierde: Holland is een der duurst
produceerende landen tengevolge van allerlei sociale
maatregelen. Al zou de fabrikant zijn winst
schrappen, dan kan hij in veel gevallen nog niet
aan concurrentie met het buitenland denken. Zoo
dient dus de sociale voorzorg tot vergrooting
van de werkeloosheid. Het buitenland werkt
veel goedkooper, zie o.a. België; om van Japan
maar niet eens te spreken, waar men den
achturigen arbeidsdag niet kent, sociale voorzieningen
voor de arbeiders een ongekende weelde zijn en
vrouwen- en kinderarbeid, alsmede huisindustrie
nog altijd hoogtij vieren. Het is logisch, dat op die
wijze het buitenland op ons een voorsprong ver
krijgt, welke allesbehalve makkelijk is in te halen.
De importeur in Indiëis weliswaar vaderlander
(enkele buitenlandsche firma's uitgezonderd), doch
hij is ook zakenman en hij zal daar koopen, waar
hij het goedkoopst terecht kan. Zslfs al zou hij
het (duurdere) Hollandsche fabrikaat willen
prefereeren, dan zou de concurrentie hem gauw genoeg
dwingen, op dit voornemen terug te komen.
Bovendien is de Hollandsche fabrikant over het
algemeen nogal krenterig uitgevallen en voelt er
niets voor, om eens wat geld aan een reclame
campagne uit te geven. Hij vindt zijn artikel of
de verpakking best zooals deze waren en ziet de
noodzakelijkheid niet in om er verbeteringen in
aan te brengen. De buitenlandsche concurrenten
daarentegen steunen de importeurs en werken in
alle opzichten met hen mede. Is het te verwonderen,
dat de importeurs veel liever zaken doen met de
buitenlandsche concurrenten ?
* *
*
Enkele voorbeelden zullen de tegenwoordige
situatie veel beter illustreeren dan lange betoogen:
Men weet. dat Japan onze keramische industrie
vrijwel geheel van de Indische markt verdrongen
heeft. De Hollandsche fabrikanten verklaren dit
terreinverlies door de lagere arbeidslooncn, lagere
vrachten, enz. waardoor Japan een grooten voor
sprong verkregen heeft. Een jaar geleden echter
vestigde zich op Java een JiifMnsch concern, met
het doel, er een keramische industrie te stichten,
teneinde de concurrentie uit het Moederland beter
te kunnen bestrijden. Waarom deden onze Hol
landsche industrieelen dat niet? Nu moeten zij
gesteund worden met contingenteering.
Enkele niaanden geleden hebben de kranten vol
gestaan van de Indische reis van den Tsjechischen
schoenenkoning Bat'a. Blijkbaar is dat voor de
Hollandsche schoenenfabrikanten (vooral in het
goedkoope genre) geen aanwijzing geweest om
ook de Indische markt te bestudeeren. De
Januavistatistiek van den invoer op Java en Madoera (Uitg.
Centr. Bur. v.'d Statistiek te Weltevreden) geeft
tenminste een schoeneninvoer aan van 235 dozijn
paren uit Nederland en 250 dozijn paren uit
Tsjecho-Slowakije tegen resp. 370 dozijn paren en
162 dozijn paren in December. De cijfers van de
laatste maanden accentueeren deze verschuiving
nóg meer. De Hollandsche schoenfabrikanten
mochten wel eens bedenken, dat Indiëlangzamer
hand een groot afzetgebied gaat vormen voor
goedkoope schoenen, aangezien het levenspeil van
den Inlander zich sterk wijzigt en het reeds thans
lang niet meer alleen de Europeanen zijn, die
geschoeid door het leven gaan.
kant, doch ook de Regeering zal goed doen om
maatregelen te beramen, waarmede de eenigszins
unfair aandoende concurrentie van landen met
gedeprecieerde valuta, van ouds reeds gesubsi
dieerde scheepvaartondernemingen en lager ont
wikkelde sociale voorzorg, kan worden bestreden.
Als een dezer maatregelen hoort men sedert
kort een tolunie tusschen Nederland en Indiëaan
bevelen. De voorstanders van een dergelijke Unie
zeggen, dat het toch niet aangaat om invoerrechten
te heffen van goederen, welke van het eene deel
van het land in het andere worden ingevoerd. De
tegenstanders vreezen repressaillemaatregelen
van de zijde der zich benadeeld voelende buiten
landsche concurrrenten, hetgeen den Indischen
productenuitvoer niet ten goede zou komen.
Een dergelijke tolunie behoeft een
NederlandschBelgisch douaneverdrag niet in den weg te staan
integendeel.
Met repressaillemaatregelen zal het vermoede
lijk wel niet zoo'n vaart loopen en opheffing
der invoerrechten op Nederlandsche producten zou
een marge geven van circa 12 pCt. hetgeen een
aardige speling zou zijn om mede te
concurreeren. Echter mag men niet vergeten, dat uit
den aard der zaak het Hollandsche importcijfer
in Indiëzou toenemen, zoodat het Indische gouver
nement, dat toch al niet in de duiten zwemt, een
aardige klont uit de pap zou moeten missen als ge
volg van verminderde opbrengst der invoerrechten.
Dan ware het wellicht nóg beter, een tarief in te
stellen, waarbij rekening gehouden wordt met
dergelijke dumpende factoren als vrachtsubsidies,
lage valuta's en minder sociale lasten. Of moeten
wij zelf met subsidies gaan werken? Aux grands
maux les grands remèdes.
Indiëbiedt in de toekomst, en zelfs ook nu
aantrekkelijke kansen aan onze Hollandsche fabri
kanten. Die kansen kan men niet voluit benutten,
door enkel maar propaganda te voeren voor ver
bruik van Nederlandsche Fabrikaat. Wil men
werkelijk het Hollandsche importcijfer in Indi
weer in stijgende lijn zien, dan dienen alle betrok
ken partijen mede te werken: de importeurs, de
scheepvaartondernemingen, de Regeering en in
de allerbelangrijkste plaats de Nederlandsche.
Fabrikanten zelf.
Tentoonstellingen
Kunst op Zolder, Amsteldijk 70, Amsterdam.
Nieuwe werken van oude en nieuwe deelnemers.
Tot l Augustus.
Kunsthandel Huinck en Scherjon. Werken door
Tijdgenooten. Tot l Augustus.
Arti et Amicitiae, Amsterdamsehe Stadsgezich
ten. Tot l Augustus.
Kunstzaal d'A.udretsch, Den Haag. Tentoon
stelling van een groep Fransche schilders. Tot l Aug.
Gemeente Museum, den Haag. Schilderijen van
Van Gogh. Tot l Aug.
Kunstzaal Hoogendijk en Co., Amsterdam.
Zeventiendeeuwsche schilderkunst. Tot 10 Aug.
Kunstzaal de Boer, Amsterdam. Jubileumten
toonstelling. Oude Kunst. Tot 20 Aug.
Kunstzaal van Lier, Amsterdam.
Zomertentoonstelling van werken van Van Herwijnen,
Hynckes, Henriet, Schuhmacher en v. d. Velde.
Tot 20 Aug.
Kunstzaa) A. Vecht, Amsterdam. Tentoonstel
ling moderne Nederlandsche schilders. Tot l Sep
tember.
Kunstzalen Frans Buffa en Zonen. Amsterdam.
Amsterdamsehe stadsgezichten door G.H. Breitner,
Tot l September.
Rijksmuseum, Amsterdam.
Rembrandttentoonstelling. Tot 4 September.
Stedelijk Museum, Amsterdam. Hedeiidaagsche
Nederlandsche schilderkunst. Tot 4 September.
Slapeloosheid
tengevolge van de zomerwarmte; overwint
men spoedig door het gebruik van een paar
Mijnhardfs Zenuw tablet ten. B u is je 75 et.
Men ziet dus. er zijn omstandigheden, welke een
propagandacampagne voor Xederlaiulsch fabri
kaat in Indiëvrijwel waardeloos kunnen maken.
Niet alleen moet er heel wat veranderen in de men
taliteit van den gemiddelden Hollandschen
fabriLE CHAMPAGNE ENVOGUE
JAGER-GERLINGS HAARLEM
tKf'T
i:1'.*;,..1