De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 30 juli pagina 18

30 juli 1932 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

18 De Groene Amsterdammer van 30 Juli. 1932 No. 2878 *. iffiV Godengesprekken naar Lucianus IL DE BONTE KOE Personen: Jupiter, Mercurius (Hermes) (Toen Jupiter, voor een ontmoeting met lo, de dochter van den stroomgod Inachus, de zon verduisterd had, maakte de argwanende Juno het weer licht, en daalde op aarde neer, maar vond Jupiter in gezelschap van ten koe, waarin hij lo uit angst veranderd had. Juno liet haar door den honderdoogigen Argus bewaken. Op verzoek van Jupiter praatte Mercurius, de beschermer der redenaars, hem in slaap en doodde hem, waarop Juno de koe naar Egypte dreef, waar deze als Isis vereerd werd. Argus' oogen stak zij in de staart van de pauw. Volgens somrr igen is de gehoornde lo de verpersoonlijking van de maan en Argus die van den sterrenhemel.) J. Mercurius, mijn zoon, ik heb je wat te vragen. M. Waar kan ik u, mijn heer en vader, mee behagen? ,/. Je kent die mooie dochter toch van Inachus? M. O, lo meent u. Xou ! J. Ja juist. Je kent haar dus. Dau zal je ook begrijpen, hoe het mij te moe is, Nu dit aanminnig kind geen maagd meer, maar een koe is. M. Een koe? Wat zegt u daar? Ik sta d'r van verstomd. Hoe kan dat nou? J. Ik zal je zeggen hoe het komt. J. Je weet hoe 'k over liefde denk. M. Ja nogal luchtig. J. Nu juist, en Juno is geweldig ijverzuchtig; Da,t is verschrikkelijk. M. Zoo zijn de vrouwen meer. J. Helaas. Maar hoor. Daar loop ik op een goeie keerMet lo in het dal een eindje rond te wandlen; We hadden net iets heel gewichtigs te beha-ndelen, En waren in een intressant gesprek geraakt M. O, daarom hebt u 't toen wat donkerder gemaakt. . . . J. Zoo, heb je dat gemerkt. M. Wel ja. 't Werd pikkeduister. J. Nou, Juno merkte 't ook. M. Wat zou dat? J. Stil nou, luister. Daar steekt die slimme feeks ineens de zon weer aan ! M. Nou, ik had in haar plaats hetzellefde gedaan. J. Waarom? Maar val rne niet zoo telkens in de rede. Met opgestoken zeilen zwiert ze naar beneiie; En vraagt mij, op een toon je kent 'r wat ik doe. ,,Ik?" zeg ik, wel, ik kijk wat naar die bonte koe." M. En waar zat lo dan? J. Dat moet je noodig vragen. Je snapt toch dat ik, toen ik Juno op zag dagen In. minder dan geen tijd mijn lief herschapen had? M. .En wat zei Juno? J. Wat een prachtig beest is dat! En 't zou toch zonde zijn, zoo'n wonder kwijt te raken; Ik zal het daarom maar door Argus doen bewaken," M. Is dat die kerel met dat griezlige gezicht? J. Met honderd oogen, ja. Daar gaan maar twee van dicht Wanneer hij slaapt. M. Dat's kwaad. Dat zou dus dan beteeknen, Dat u- op geen gesprek" met lo meer kunt reeknen. J. Dat vrees ik ook. Maar, Hermes, weet je wat je doet? M. Nou, zegt u 't maar. Ik dien. En ik vin alles goed. J. Welnu. Het is bekend, jij parlevinkt uitstekend, De grootste stotteraar wordt door jouw gunst welsprekend. M. Ze noemen mij den god der Eloquentia. J. En haat je Argus ook? M. Als ik die vent zie, ja Dan voel ik altijd lust J. Goed. Jij gaat met hem lallen, Totdat ie al zijn honderd oogen dicht laat vallen. M, Een matig compliment. J. Zoo was 't ook niet bedoeld. Als jij maar al 't gewicht van deze zending voelt. M. Dat doe ik, vader. J. Goed. Zoodra zijn oogen dicht gaan, Moet jij 'm met je knots dwars over zijn gezicht slaan, Zoo noodig, nog een keer. M. Begrepen, Zeus. Ik ga. De zaak komt voor mekaar. Dus dan tot straks, Papa. (Af) J. O, spannend oogenblik ! Daar zou je van bezwijken. Mijn oogen zijn omfloerst. Ik kan niet goed meer kijken. Maar laat ik moedig zijn, want nobel is mijn doel, En Hermes doet zijn werk vervuld van plichtsgevoel. Daar staat mijn arme meid. O wee ! Ik hoor haar loeien. Ach, lo, engelin, aanminnigst' aller koeien ! Hou moed. De stonde naakt mijn zoon verstaat zijn vak Dat ik je in ontroering bij de horens pak, Of, juister uitgedrukt, ik trek je aan je ooren, Want jij wordt onverwijld tot struische maagd herboren. 'k Herschiep j'in wilden angst. De moed zonk in mijn schoen. Ik vraag je wel excuus; ik zal het nooit meer doen. Praat door, Mercurius, laat Argus niet. ontglippen, Ik zie al meer dan 80 van zijn oogen knippen. 't Zal mij benieuwen toch, hoe lang dat zaakje duurt. Bij Zeus ! Daar is zoowaar weer Juno in de buurt; Die heeft natuurlijk weer, als altijd, lont geroken. . . . Stil ! Argus snurkt. ... en al zijn oogen zijn geloken. . . . Pats ! Die kwam aan. . . . hij sneeft en ik herkrijg mijn schat ! Lang leve lo ! In 't Latijn: lo vivat ! 'k Hervorm u weer tot vrouw, 'k verhef u iii de wolken, Gij zijt vandaag voor 't laatst gevoederd en gemolken. M. Het is volbracht, .?. Mijn dank. Je bent een brave zoon. 'k Gevoel m' een ander god. Wat is het leven schoon ! M. Piano an. 't Is waar, 'k versloeg den koeienherder, Ma,ar, onder ons gezegd, we zijn nog niet veel verd.cr. J. Hoe nu? Ik zag niet goed. De liefde sloeg mij blind. Waar is mijn koe ik meen, mijn aangebeden kind? Ons Scheveningen door Mr. E. Elias I-* niet vervelend Ik ken lieden, die zeggen dat Sche veningen vervelend is. Zij irriteeren mij, want het zijn aanstellers. In Knocke moge het bier beter zijn en het pension goedkooper. bier maakt maar dik en slechts hij, die wét waar hij om twee uur of om zes uur of zeven uur zal zijn den volgenden dag en Donderdag en overmorgen, gaat en pension, om met vél bombarie een biefstukje met twee gebakken aardap pelen en elf erwtjes op zijn bord ge schept te krijgen. Het kan ook wel waar zijn, dat in Trouville het dédos dieper uitgesneden is en de boezems zich vrijer welven, twee aaneengeschoven Scheveningsche badstoelen zouden zelfs den Italiaanschen heer Nieuwenhuis, die zich Casanova noem de, kunnen doen glimlachen. In Biarritz zijn de parelsnoeren mij te heftig en de Rolls-Royces te slank en op Honoloeloe klinken te veel gitaren. Geeft u mij maar Scheveningen. * * * Ik houd van de pier, die het Wandelhuofd Wilhelmina heet. De Pier is voor den Zondagochtend. G e koopt de Daily-Express of een Nieuw-Grieksche Courant en houdt deze achteloos in uw licht-gehandschoende linkerhand.Men zal u als intellectueel te midden van intellectueelen verwelkomen. Ge groet veel en vriendelijk en maakt een praat je met dezen of gene, die u wellicht in het vervaardigen van carrière behulp zaam kan zijn. Om twaalf uur moet ge het Wandelhoofd verlaten hebben. Anders ziet men u aan voor een piano stemmer uit Harlingen of een notabel uit Tiel. De beau-monde zit om twaalf uur achter een gebloemd kopje koffie bij Houtmeyer of achter niets op het terras van Wied. Zij is daar beaumonde zonder meer. En is zich daar pleizierig van bewust. Ik houd nog meer van de théin het Kurhaus. Voor vijftig cent krijgt ge een kaartje waarop ge voor tachtig cent een kop thee kunt krijgen. Juan Llassos wrikt er met korte armpjes en een glimlach Mona uit twintig instrumenten. En men danst er. Wien ge aanziet voor den derden attach van de Paraguaansche legatie is dro gist in de Boekhorststraat en het wonder van glimlachende inteelt met een kanariegroen hoedje en een lakroode sjaal, verkocht gisteren zijden kousen op de l'laats. Om vijf uur gaat ge naar de bar van het Kurhaus. Dit is niet de Kurhausbar. De Kurhausbar is geen bar en zij is niet in het Kurhaus. De bar van het Kurhaus is een werkelijke bar in het Kurhaus en er is een jassenknecht, die in den Soedan geboren is en Al i heet en mij vroeger, toen ik nog een kleine jongen was en in Leiden studeerde, mede uit Atlantic hielp verwijderen. Als een raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden eenmaal zijn wetbrekenden arbeid opgegeven heeft, wordt hij een ambteloos, zij het ook geëerd, burger. Als een jassenknecht in een bar zijn vestiaire verlaat, ziet ge hem den volgenden zomer in een andere vestiaire en den daarop vol genden winter in weer een andere bar als mixter of portier. De bar van het Kurhaus is hél klein en er speelt een zacht muziekje onder leiding van een heer, dien ge zoudt kunnen verwarren met den hoofdcommies aan het de partement van onderwijskunsten en wetenschappen of met den procuratie houder van de Bank voor Roerende aangelegenheden e.a. Ge kunt er zeer aangenaam poozen. Dan is er nog de Casino-bar. Daar heerscht de ongebonden levens vreugde van hen die lederen dag om zes uur ongebonden en levensvreugdig zijn. In de Casino-bar moogt ge zingen, ge kunt er dansen, doch het is en dit is een pijnlijke lacune er bepaaldelijk verboden uw buurman aan den sik te trekken of een aanzien lijken vreemdeling voor viezerik of smeerpijp uit te maken. Telkens als ik een van die schalksigheidjes toch uit haalde inde Casino-bar, bevond ik mij plotseling in den kouden avondlucht. Dat is ontnuchterend. Ik houd van Scheveningen, want er is een Palais de Danse dat ronduit chique is. Het ga.nsche Frankenslag en alle reserve-officieren, om van de volontairs-ter-gemeentesecretarie te zwijgen, zijn er kloek en vreugdig present en als de heer Xizan Ifthikar Bey, de gevolmachtigde van den Dey van Lahore er niet aanwezig is, kunt ge u met recht bekocht gevoelen, al treft ge er dan ook den heer Jansen van Oudewater en Foxhol, den viceconsul der Dominicaansche republiek. Ik houd van Scheveningen. Want er zijn dancings waar de dienstbode van mijn tante de gelegenheid krijgt haar wereldsche persoonlijkheid tot vollen bloei te doen gedijen en waar de jongste bediende van mijn oom in een havanna-kleurige pantalon een num mertje rumba weggeeft, dat u doet zien dat er mér in hem zit dan postboxen ledigen. Maar wie zeggen, dat Scheveningen vervelend is, irriteeren mij. Het zijn aanstellers. M. J. U. J. M. M. J. Weet u. wat .Juno zei. terwijl ze 'n oogje knipte? ..Dag lootje ! Behouden aankomst in Egypte !" /eg. wat vertel je nou? Hoe! JTeeft ze het gewaagd.... .Ta. ja. Ze heeft 'r naar Egypte toe gejaagd. Daar wordt ze Xijlgoitin. En voortaan heet ze Isis. Xon. il; moet ./.eggen, dat dat schromelijk onkiescli is, Dat Juno me toch nooit een enkel pretje gunt ! Me dunkt, dat u haai' dat niet kwalijk riemen kunt. 'k Hel) itii-t zooiets, als zoon. natuurlijk niet te maken. Maai' 'k vin toch wel ./. Bemoei je met je eigen zaken. Heeft Juno nog wat geks met Argus' lijk gedaan;' Daar zal u wel een oogenhlik versteld van staan. Xee. Yüii een vrouw als zij is alles te verwachten. Wat was 'l? M. /e stond een wijl verzonken in gedachten. . . . Toen heeft ze hem zijn oogeii uit /.ijli hoofd gepikt. En z'alle honderd in een pauw z'n staart geprikt. ..Die x.al <le pauw", y.on .sprak v.c. ..tot liet eind der dagen. 'Pen teeken mijner vreugd, als kostlijk sieraad dragen.'1 Mij wel. De wereld krijgt een opgedirkte pauw. Kn ik krijg (voor een tijdje) vrede met mijn vrouw. ('HAIUYAKIUS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl