Historisch Archief 1877-1940
"?'t l ' , ?-,
&?
;
Het jongste tooneelstuk
van Bernard Shaw
door G. Simons
,,Too good to be Truc," Guild
Theatrp. New ork
In 't algemeen jgesproken verwacht men van een
tooneelstuk dat er handeling geschiedt: verwar
ring, conflict en ontknooping. In "Te Goed om
waar te zijn" mist men deze voorname eigenschap
pen. Er wordt, zooals in alle andere comedies van
Shaw, zeer veel gesproken, gefilosofeerd en gerede
twist. Doch er gebeurt niets. De gewenschte dra
matische spanning is zoek. ledere acteur, iedere
actrice stelt den verouderden beeldstormer Shaw
voor. Hij redeneert, polemiseert, jongleert met niet
al te fraaie woorden; en ten slotte blijft er van al
die zinnen niets over dan een vacum. Hij had dit
werk Shaw naar Canossa" kunnen noemen. Van
al zijn theorien, persiflages, verachtingen, vergui
zingen, leerstellingen, boetpredicaties, insinuaties,
paradoxen, satieren, blijft niets over dan vage
ergernis en vertwijfelende teleurstelling. In onze
verbeelding zien we den ouden Shaw als een nar
die zijn kap naar het grijnslachende publiek gooit
en binnensmonds mompelt: Le jeu est f ini.... rien
ne va plus. Ik heb vijftig jaar voor u August de
Alweter gespeeld. Thans neem ik afscheid. Gij hebt
niets geleerd en ik ben er niet wijzer door gewor
den."
Eerste acte. Een paleisachtige slaapkamer in
een voorname villa, die ergens in een der voor
steden moet liggen van een der rijkste Engelsche
steden. In het vorstelijke bed ligt ,begraven onder
gewatteerde dekens, een schatrijke erfgename,
die zich verbeeldt dood ziek te zijn. Het Monster,
dat links aan 't hoofdeinde van haar bed zit, alleen
zichtbaar moet zijn voor het publiek, stelt inge
beelde ziekten voor. Dit monster onderhoudt zich
met den eleganten jongen dokter over allerlei
mensehelijke kwalen, over medicijnen, recepten en
steekt den gek met het potjeslatijn, dat gebruikt
wordt om de zieke menschheid, en de doktoren
zelf, gerust te stellen. Men kent de theorieën van
Bernard Shaw over de moderne geneeskunde en
zijn afkeer van haar discipelen. Een bejaarde Lady
waakt over de teere gezondheid van het rijke
meisje en stijft haar in de ingebeelde ziekte. Deze
Lady heeft een nieuwe Nurse voor den nacht ge
huurd. Nadat de dokter allerhande instructies heeft
gegeven, verdwijnt hij. Dan vliegt de deur open
en de frissche Nurse stormt de slaapkamer binnen.
Wanneer de Lady nog iets wil zeggen, wordt zij
zonder vorm van proces aan de deur gezet. Zij
draait die op het nachtslot. Dan trekt zij een der
dekens van het bed der zieke, smijt die over een
clubfauteuil, schuift de zware gordijnnen open
tegelijk met het raam en begint dan op haar gemak
de verschillende meubels te onderzoeken. De ont
stemde patiënte volgt al haar bewegingen. Wanneer
de Nurse de laden van de toilettafel gaat
inspecteeren en een parelcollier voor den dag haalt, pro
testeert de Patiënte tegen de dievegge. Plots springt
een gemaskerde bandiet door het wijd open raam.
Hij onderhoudt zich met de Nurse, die een
handlangster van hem is. Wanneer die hem de kostbaar
heden wil geven, snelt de Patiënte op hem toe en
slaat hem met een knook out" half bewusteloos
tegen den grond. Dan volgt een gevecht tusschen
de Nurse en de woedende Patiënte. Als een paar
beroepsworstelaars rollen zij over het tooneel.
Moede van die ongewone athletieke inspanning,
valt de Patiënte naar adem hijgend dwars over
GIDDINGi
ITUYNENBURG MUYSl
het ledikant. De Dief gaat op den rand van het
bed zitten, terwijl de Nurse met de parelen speelt.
De twee inbrekers zullen de Patiënte meenemen
om haar de wijde vrije wereld te toonen. De Nurse
wordt een rijke gravin en de Patiënte zal haar
kamenierster worden; de Dief een soort cicerone.
Het tooneel in de tweede acte stelt een berg
landschap voor met een meer. Rechts staat een
half opengeslagen geel linnen militaire tent; links
zit een kolonel van het Engelsche koloniale leger,
die een aquarel schildert. Kolonel Tallboys, V.C.,
D.S.O., heeft van zijn wankele regeering de op
dracht gekregen, om een Engelsch meisje te be
vrijden, dat door bandieten in het gebergte ge
vangen wordt gehouden. Een gewoon soldaat
private Meek", de eenige die in dit ensemble een
stel heldere hersens schijnt te bezitten, komt met
een motorfiets, die oorverdoovend knalt, naar het
kamp, om berichten over de dwaze expeditie af
te geven. Ofschoon de kolonel zijn ondergeschikte
zeer uit de hoogte toespreekt en afsnauwt, blijkt
private Meek de ziel van de expeditie te zijn. Deze
soldaat kon veel beter kolonel of generaal zijn,
doch hij verkiest de allerlaagste positie in te nemen,
omdat hij toch doet en laat wat hij wil, zonder
eenige verantwoordelijkheid te dragen.
Er blijken geen menschroovers in deze bergen
te zijn, doch wel een adellijke schatrijke dame met
een inlandschen bediende en een meneer die nie
mand goed kan thuisbrengen. Die drie zijn onze
vrienden uit de rste acte: de Xurse, de Patiënte
en de Dief. Shaw spot noodeloos met don kolonel,
een der vele militaire ezels uit het militaire
panopticum van den anti-militarist Bernard Shaw. Er
wordt tot in het oneindige gesproken en we zien
elkaar terug in de derde acte.
* *
*
Een berglandschap met links en rechts een
natuurlijke grot. Tussehen die twee grotten ziet
men een azuren zee, afgegrensd door den wit
beschuimden rand van een goudgeel strand. In de
rechter grot zit een Sergeant van het Engelsche
leger, die zwaar nadenkt over een spreuk in den
bijbel en deze vergelijkt met een andere in Pilgrims
Progress. De Nurse, die haar gravinnenrol jammer
lijk te schande doet, is verliefd en wil den Sergeant
trouwen. In de andere grot zit de vader van den
Dief, in een donkere lila badmantel, de naakte
voeten in sandalen, een dik zonnescherm als een
mijter in de hand. De man filosofeert zwaar over
de rottigheid der wereld. Hij heeft 't geloof in het
atheïsme verloren en ziet den toestand donker in.
Wij hooren, dat zijn zoon de Dief een zonderlinge
opvoeding van thuis heeft meegekregen. Vader
was volbloed atheïst; moeder dwong haar zoon
bijbelsche verzen op te zeggen. Vergat hij die, dan
ontving hij oorvijgen die klonken. De zoon was
voor predikant geboren. Hij werd lid van een kerk
genootschap en kon zoo schitterend preeken, dat
men hem gedurende den oorlog aanstelde als aal
moezenier bij het leger. Hij zag zooveel ellende,
er werden zulke ongelooflijke misdaden gepleegd
in naam van den heiligen staat, dat hij zijn rok
uittrok en het vak van gentleman-inbreker leerde.
Zoo diep zat het preeken hem echter in 't vleesch,
dat hij er geen afscheid van kon nemen.
De Nurse verdwijnt met den Sjrgeant, die haar
eerbaar zal maken. De rijke Patiënte schijnt met
welgevallen naar private Meek" te kijken. De
kolonel wordt tot generaal benoemd. De Vader
atheïst gaat zijn daagsche pakje aandoen. Wanneer
alle poppen, die Shaw gebr likte om zijn hart lucht
te geven, achter de couliss?n verdwenen zijn, blijft
de Dief alleen op het tooneel staan.
Tweede bedrijf
Het donkert over het rotsachtige landschap.
De Dief. of is het Bernard Shaw in eigen persoon,
preekt en zegt: Ik ben een prediker, doch een
die zijn geloof verloren heeft; een prediker, die
niets meer te zeggen heeft. Het menschdom stort
zich hals over kop in een bodemloozen afgrond.
Ik geloof niet meer, dat het nog te redden is. Ik
preek nog altijd, omdat ik preeken moet. Het is 't
eenige vak dat ik ken. Noch mijn preeken, noch
dat van anderen, doet iets ter zake. Ik weet niet,
of er nog iets gedaan kan worden; ik weet niet, of
het alles anders gedaan had moeten zijn. De
Westersche beschaving is ten ondergang gedoemd,
zonder mogelijkheden om nog gered te kunnen
worden."
.,Too (rood to be True''. schijnt het testament
van Bernard Shaw te zijn. Anderen, die wijzer
waren en mér wisten, hebben, evenals hun aller
voorganger Jeremias. dit wanhopige klaaglied van
sterven en spoorloos verdwijnen, gepreekt,
gedi:ht, gezongen, beter en dramatischer dan Shaw
the Burglar". De jeugd van heden staat voor an
dere problemen, die met kleine variaties, steeds
dezelfde zijn. De jeugd heeft altijd heilige huisjes
van vorige generaties bestormd en bouwde ze weer
even vlijtig op als hun voorgangers. Steeds werd
de wereld geregeerd door menschen die alles wisten
en steeds werd de wereld op een dood spoor geleid.
En toch, en toch kwam de dag van morgen. Ken
nieuwe dageraad, een nieuw geloof in de toekomst
der menschheid. Hoe dieper het zonk, hoe schooner
de verrijzenis.
Bernard Shaw en zijn satellieten hebben vele
heilige huisjes afgebroken. Dit is altijd een goed
werk. Jammer is dat hij na zijn beeldstormerij,
geen nieuwe en mooiere beelden geschapen heeft.
Dat hij nog altijd preekt, ofschoon hij niets te
zeggen heeft, toont de ziekte van deze woordrijke
daadarme eeuw. Er worde:* zwijgers gevraagd,
wier daden spreken.
Derde bedrijf