De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 6 augustus pagina 12

6 augustus 1932 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 6 Augustus 1932 / f fe ft: .* C®' Het aangekleedc woord door Albert Heiman No. 2879 *s. i ff K Over correcte en incorrecte taal Er bestaat een gelijkenis van de scheikundige "en de bakker. De eerste voedde zich, evenals de meeste menschen, dagelijks met de lekkere broodjes die de laatste bakte. Daarna sloot hij zich op in zijn laboratorium om geleerde zetmeel-analysen te .maken. Hij sèhreef een zwaarwichtige verhandeling «ver de chemische samenstelling van het brood, -en kon daarbij niet nalaten te wijzen op de onkunde 'waarin zelfs de meest ervaren bakkers verkeeren als het gaat over de organische chemie. En dat ">&>g wel bij menschen die dagelijks de edelste zetmeelproducten voor de consumptie gereed T moeten maken ! De enkele bakkers, die het boek van de schei? lóindige?gingen lezen, in de verwachting iets wijzer te zullen worden over het brood, vonden ~ J* niets dan dorre formules, waaraan alle leven en f' . alle besef vkn smaak ontbrak. En van die dag af bestaat er een gezworen vijandschap tusschen de chemici en de bakkers. De eersten zeggen: Jullie bakt toch fhet óns zetmeel! En de laatsten: Jullie eet toch van onze kadetjes ! Het is een strijd die niemand beslechten kan. Men kan alleen partij kiezen. Ik voor mij neem het in 's hemelsnaam maar op voor de bakkers, want ik zou zonder brood niet kunnen leven. En hoswel de samenstelling van het zetmeel mij zeer interesseert, vind ik die wetenschap niet onontbeerlijk voor de productie van smakelijk en goed brood. Dit parabeltje is zoo vanzelf ontstaan uit de lezing van eenige werken over onze geëerbiedigde moedertaal, waarin ik en mijn vakgenooten de eer hebben het woord te mogen voeren, niet in de kwaliteit van taalchemici, maar in die van taai bakkers. Het materiaal waarmee wij uur aan uur moeizaam werken, waarin wij aan onze liefste gevoelens en gedachten een gestalte geven, met de bedoeling dat er iets van zal beklijven, opge nomen worden in het organisme van onze medemenschen, een nog inniger gemeenzaamheid zal geschapen worden dan die van het gemeenschap pelijke brood, dit materiaal van woorden, klanken, elastische zinschema's en potentieele rhythmen, dit rijke, onuitputtelijke, millioen-vormige mate riaal hebben wij lief bovenal. Er is in heel onze taalschat geen woord waarin niet een sprankje an onze ziel huist, geen woordenkoppeling waarin een gedachte zich juichend openbaart of moedwillig verbergt, geen syntactische ordening, waarin niet het rhythme van ons denken of dat van ons hart zich heeft gecondenseerd. Ik heb het Woord lief, en waarlijk niet enkel omdat het in den beginne was, maar eerst en vooral omdat het is, op elk moment van ons leven geboren wordt, op vlamt bij elke harteklop, uitsterrelt bij elke im puls. Voor mij is het woord het wordende, het op elk oogenblik opnieuw ontstaande, het bij uitstek levende. En het is door deze veneratie dat ik tel kens weer met een soort van eerbied boeken ter hand neem die handelen over de taal." Telkens wil mijn gevoel dan spreken over ontluistering", terwijl het verstand zegt: goed, maar ik wil de chemische formules toch óók begrijpen. Het is onze nieuwe drang naar eerlijke zakelijkheid. Ik geloof dat de jongere schrijvers vftn heden, als zij denken, anders,zakelijker denken otër technische taalkwesties dan hun voorgangers, ?dje van de generatie van de Meester of Frans ?Coenen. Ik ken jongelieden, die zonder een zweem van perversie de röntgenifoto's van hun geliefden bewaren. Misschien zegt dat iets. Er zijn domeinen waaruit zij met alle macht gevoeligheden" weren. Met zooveel gevoelsbezwaren en zooveel ver standelijke beaming lees ik de opstellen-bundel Nederlandsche spelling, geslacht en verbuiging" i), waarin groote geleerden als Van den Bosch, Kollewijn, de Vooys, Gerlach Royen, Hesseling, Valkhoff en Simons, het hunne gezegd hebben over de practijk van onze taal, over mensch met sch of met s", over de zomer hij komt" of zij komt," over des mans, van den man of van de man." Ik heb er vrede mee, en doe nuttige wijsheid op, zoolang de chemici bij hun formules blijven. Maar als zij ook gaan spreken over het bakken van brood.... Aéh, dan wordt het soms zelfs een bakkersleerling te bar. Het is verwonderlijk dat de geleerden geen scherper onderscheid gemaakt hebben tusschen de innerlijke" eni de uiterlijke" taal, tusschen de taal zooals deze spontaan uit de menschen geboren wordt, en die zij slechts bewonderend mogen beschrijven'; en de taal die van buitenaf tot ons komt, die een verkeersmiddel is en derhalve onderworpen aan socialisatie. Alle kwesties omtrent pronominale aanduiding behooren tot de eerste categorie. En een school meester, zelfs wanneer hij getabberd en gebefd is, heeft het eenvoudigweg te laten daarin de wet voor te schrijven. Het is al zeer tolerant als men aandachtig luistert naar zijn adviseerende stem. De spellingkwestie echter staat voor discussie open. Het is een algemeene aangelegenheid, een zaak van verkeersrecht en verkeersregeling. Men kan hier onverschillig zijn en zeggen ik leg mij bij de meerderheid neer. Men kan zwichten voor de klem van argumenten, desgewenscht geven en nemen. In de kwesties die de innerlijke" taal raken niet. Ik geloof niet dat er, behoudens een paar letterfetichisten, jongere schrijvers zullen gevonden worden die principieel de vereenvoudigde spelling afwijzen. Een mensch zonder ch" is toch een compleet mensch, en ons verantwoordelijkheids gevoel" is er niets minder om wanneer wij een klank zonder eigen letterteeken" met de i van lik" inplaats van met de ij van ..lijk" schrijven. Het is een zaak van links-houden of rechts-houden in de Laidschestraat. En uit efficiency voelen wij meer voor het schrappen dan voor het schrijven van overbodige letters. Dat niettemin tal van jongere auteurs de ver eenvoudigde spelling niet gebruiken, vindt zijn oorzaak in het feit, dat zoovele periodieken deze spelling nog niet dulden en het voor een schrijver natuurlijk ondoenlijk is er twee spellingen op na te houden. Consequent zijn op n manier is al moeilijk genoeg. En bovendien: de heele spelling kwestie is zoo belangrijk niet. althans niet voor generaties die reeds gevormd zijn. En ten opzichte van de toekomst is het een louter paedagogische zaak. Voor kinderen is elke besparing van schoolsche ballast een winst. De literatoren, die zich vroeger in de spelling kwestie gemengd hebben, begingen op hun beurt vaak de fout, de orthografie te beschouwen als een kwestie van innerlijke" taal. Zij konden niet inzien dat de taal onmogelijk verarmen kan door het gebruik van een nieuwe lettercode, zoo min als door het gebruik van een nieuw lettercorps. Maar zij waren schichtig geworden door het feit dat de geleerde bemoeials van vrijheid" voor schrift" wilden maken, en ons tegelijk met de negen regels der V.S. ook een aantal werkelijke ver armingen' ' in handen wilden spelen. Van Ginneken's plotselinge schrik voor hun zoogenaamde taai-demo cratiseering is zeker niet zonder grond, al is hij er niet in geslaagd de argumenten der spellinyvereenvoudigers te ontzenuwen. Tegen taal-vereenvoudiging heb ik hetzelfde instinctieve bezwaar als tegen iedere bezits-onteigening. Zoo lang wij er behoefte aan hebben een taalvorm te gebruiken, is deze voor ons onmisbaar. HOOFIEN'S ROOMBOTER WORDT SPECIAAL BEREID Spreekzaal Bezuiniging en verbetering bij het onderwijs Met belangstelling las ik in de Groene van 30 Juli j.l. het artikel van Dr. C. P. Gunning onder bovenstaanden titel. Heb ik het goed begrepen, dan wordt n bezuiniging n verbetering van het onderwijs voorspeld bij invoering van groote scholen met ambulante hoofden. De idee wordt aan de hand gedaan naar aanleiding van het rapport-Welter. No. l is dus bezuininging. Bij de eertijds (al- of niet-verplichte) bestaande leertijd van zes jaren werden in de groote steden scholen gebouwd van twaalf lokalen. Nu zegt Dr. Gunning: werden na 1920 in alle centra ten koste van vele millioenen belasting geld en met niets dan nadeel voor het onderwijs alle groote scholen gesplitst." Dat die splitsing zooveel geld heeft gekost, lijkt me een bewering, die wel bewijs verdient. Maar aangenomen, dat het bedrag juist is, zal dan het ongedaan maken van die splitsing de hereeniging dus, niet ongeveer evenveel kosten? Doch daarmee heeft men echter nog niet verkregen de ideale gebouwen, die Dr. Gunning zich voor stelt, voldoende voor minstens 14 halfjaarlijksche klassen, laat staan de kinderoases." En dan de groote streekscholen ? Afgezien of de typische Hollandsche bevolkingsmentaliteit, die aan eigen kleine knusse buurtschooltjes de voorkeur doet geven" niet een onoverkoombaar beletsel voor de totstandkoming zou blijken te wezen, zou de stichting van streekscholen" niet nog meer millioenen eischen? Al die knusse kleine schooltjes buiten gebruik nieuwe groote er voor in de plaats: op welk bedrag zou dat de belastingbetalers te staan komen, Dr. Gunning? Met beantwoording van bovenstaande zal u verplichten. H. TEN DUIS Wie geen behoefte heeft haar te gebruiken is vrij in zijn soberheid. En al is het de grootste waarheid ter wereld dat het verkeerd is, indien wij morphologische gecompliceerdheid als een kenmerk van hooge ontwikkeling beschouwen", daaruit volgt niet, dat het ook wenschelijk is een geringere gecompliceerdheid te forceeren. aalvereenvoudiging is geestelijke geboorte beperking. Wat spontaan, of uit behoefte, of organisch geboren wordt uit de taaischeppende functie van den mensch, mag niet door school meesters van de aarde verbannen worden. Het zijn levende wezens, die huns weegs gaan over de weiden en wegen, elk met een eigen bestemming en een eigen levensduur; elk met een eigen standing" naar gelang hun gedachten-inhoud. Het leven valt niet te reglementeeren. Alleen het verkeer der levensdragers onderling. En aangezien de woorden in deze geciviliseerde maatschappij niet naakt onder de menschen kunnen verkeeren, maar de aankleeding van letterteekens noodig hebben, en aangezien ze niet wanordelijk door elkaar kunnen loopen op gevaar af het lot der verwaarloosde Sovj et-kinderen uit vroegere jaren te ondergaan, is er reglementeering van de aankleeding en de opmarsch noodig, zijn or thografische en syntactische voorschriften onont beerlijk. Daar mogen ook hooggeleerden en minis ters aan mee-beslissen. De kinderen van deze tijd zijn zich echter maar al te zeer bewust dat de wet slechts een meneer" is. Die meneer, hetzij hij op het Binnenhof dan wel in de Oudemanhuispoort woont, heeft te handelen in het algemeen belang. En hij zal het ons moeilijk kunnen wijs maken dat het hem iets aangaat of wij tegen een meikever hij" of zij" zeggen. Over uniformen en buiten-model-kleeding kan hij iets voorschrijven; van het bloote lijf onzer soldaten moet hij afblijven ! 1) Uitgave Woliers. flroninf/en.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl