Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 13 Augustus 1932
No. 2880
k- ?;
[r..?>
*>.
I
Godengesprekken
.
tv
n
naar Lucianus
IV. HET VROEGRIJPE KINDJE
Personen: Jupiter (Zeus), Vulcanus (Hephaestus)
[Vulcanus vervaardigde in zijn smidse met zijn g-?z-:llen, de eenoogige reuzen, de
Cyclopen, vele werken voor de goden, o.a. de hier genoemde. Vertoornd op Juno, die
hem beleedigd had, maakte hij haar een troon met verborgen veeren, die haar omklemden,
zoo dat zelfs Jupiter haar niet kon bevrijden. Bacchus maak'e hem dronken en over
reedde hem toen haar te bevrijden. Minerva, godin van strijd en van wetenschap, werd
in volle wapenrusting geboren uit het hoofd van Jupiter, wien Vulcanus den schedel kloofde.]
V. Daar ben ik, Jupiter. Wat is er aan de hand?
J. Ik- ben je aangetrouwde oom van mocderskant
't Is een familiezaak, waarover ik wil praten.
F. Ik heb vandaag geen tijd, me daarmee in te laten.
En uw familie laat me net zoo koud als ijs,
Dat is een warreboel daar wordt geen mensch uit wijs.
Ik heb zoo'n stapel werk, dat ik het amper af kan.
En 'k zit haast zonder hulp. J. En je Cyclopen-staf dan?
Die zijn reus-achtig, zeg. V. Daar zit 'm juist de knoop.
Ik heb op 't oogenblik .i hallefwas Cycloop !
J. J' 'eb Polyphemus toch? Die werkt geweldig. V. Mis, Zeus.
Die is toevallig net de stad uit, naar Odysseus.
En dan dat eene oog ! Hij slaat er altijd naast.
Nee, ik moet gauw terug. Tot ziens dus; ik heb haast.
J. 't Is nu de slappe tijd. Je kunt me best wat helpen.
V. Ik zweer u, dat ze me met arbeid overstelpen:
J. Nou, je verdient het wel. V. Ik heb het altijd druk.
Nog onderlaatst die troon J. Dat was een meesterstuk,
Met die verborgen veer. Je bent een echte leperd.
F. Ja, Juno hoonde me. Maar 'k heb 't 'r ingepeperd.
Dat mensch kan zoo geweldig uit de hoogte doen.
J. Ik heb me leven lang niet zoo gebruld als toen.
Ik kon gewoon niet meer. Daar kwam ze aangetreden,
Kop op, de borst vooruit, met vorstelijke schreden.
Vol gratie neemt ze plaats, en neigt klik ! zeit de veer,
Bij Jupiter, wat ging je moeder toen te keer !
Ik morrelde zoowat, net of 'k 'r los wou maken,
Maar 't ging gelukkig niet, de klemmen bleven haken.
'k Stuur Hebe om de smid. Je kwam niet. Maar per slot
Heb jij d'r losgevijld. Hoe kwam je toch zoo zot?
F. Het was alweer de drank. Daar kom ik Bacchus tegen. . . .
J. Ik weet 'r alles van je hebt 'm om gekregen.
v. Ja. 'k Wor sentimenteel. Hij teemt op teeren toon
Van 't moederhart en zoo, en troont me naar den troon. ...
J. De demon van den drank heeft heel wat kwaad gebrouwen;
Dit zij je nu een les. F. Daar kunt u op vertrouwen.
Maar ik verpraat mijn tijd. J. Wat heb je nog te doen?
F. Het harnas van Achilles hangt uit z'n fatsoen,
Poseidon's drietand moet ik grondig repareereii,
Het net. voor Mars en Venus vlechten en soldeeren,
Zes ambrozijnbuffetjes van gemoffeld staal,
Die automatisch rollen, voor de godenzaal,
Een gouden maagd, half af, ligt nu al zeven weken,
Die lever ik zoo, dat ze loopen kan en spreken,
Het hek voor Helios. ... .?. Hoor nu eens naar je oom.
'k Heb erge pijn in 't hoofd. Ik voel me suf en loom.
F. Dan moat u niet bij mij, maar bij den dokter wezen.
J. In dit geval kan jij, Vulcanus, mij genezen.
En jij alleen. Ik zei: ik heb het in mijn hoofd,
En nu verlang ik, dat jij mij den schedel klooft.
F. Hij heeft het? Hij mankeert het in zijn hoofd. J. Wat zei je?
F. Ik? Ik zei niets. J. O, zoo. Je hebt je bijl toch bij je?
F. Ja. J. Is ie scherp? F. Een vlijm. Van prima, prima staal,
En als u wilt, dan sla 'k u zoo in 't hospitaal.
J. Voel je je sterk genoeg, of* wil je eerst wat eten?
F. Dat dekseltje van u is in een wip gespleten.
J. Goed. Stroop je mouwen op. Ik wacht, zooals je ziet.
F. Hij heeft zijn fouten, maar kleinzeerig is ie niet.
J. Ik wacht met spanning op den bijlslag der bevrijding.
F. Waar moet ik hakken? J. Hier. In 't midden, langs de scheiding.
F. Och arme ! J. Geen beklag. Dat geef ik je cadeau.
Zit ik zoo goed? F. Perfekt. Uw hoofd een beetje zoo....
J. Auw ! F. Ja, zoo'n peer doet pijn, dat wist u van te voren.
J. Het wonder is geschied. Mijn dochter is geboren.
F. Hoe is 't zeusmogelijk ! Wat 'n voordeelig wicht.
j. Minerva is haar naam. Druk nu de spleet weer dicht,
Dan zal ik je 't geheim van dit geval verklaren.
F. En wat 'n flink persoon voor iemand van die jaren.
J. Het is een drosf verhaal, dat ik vertellen moet.
F. z' Is al in groot teriue. Wat staat die helm d'r goed.
J. Ik was pas kort getrouwd, zooals je weet, met Metis,
F. 'k Moet zeggen, dat dat bruidje mooi en duur gekleed is.
J. Toen mij mijn toekomst door de Parcen werd voorspeld.
F. Echt zij en zilvergaas. Dat is een vrouw met geld.
J, Het zou eei jongen zijn. En d'opzet was, vloekwaardig.
F. Ze heeft iets minnelijks. Maar dat vin 'k juist wel aardig.
J. Dat hij m' onttronen zou. 'k Veranderde 't geslacht,
F. Goed zoo. De speer op zij. En links het schild. Geef acht !
J. En nam de vrucht in 't hoofd, om dus mij te verschansen,
Te schutten voor 't gevaar. F. O, kijk ! daar gaat ze dansen.
Olympia-Idioter ie
(De Haarlemmer van Egrnond
is Olympisch sprintkampioen
geworden en de bladen hebben
zich deswege gehaast een onder
houd te publiceeren met den
wnd. burgemeester v. Haarlem
en met van Egmonds ouders.)
Uit de sportrubriek van ..De
Leuteraar" van 8 Augustus 1944 (Ochtend
blad) :
Krelis Berends Olympisch Kampioen
De Nederlandsche vlag in top \
(Eigen bericht).
Pretoria, 7 Aug. Onze landgenoot
Krelis Berends heeft in de finale
pruimeneten het Olympisch kampioen
schap behaald door in 10 minuten
286 pruimen te eten.
Uit ,,De Leuteraar" van 8 Augustus
1944 (Avondblad):
De burgemeester van Boer
veensche wachtermond over Krelis
Berends.
Met rechtmatigen trots veivuld.
Hedenmorgen hebben wij een on
derhoud gehad met den heer
Zuurappel, den burgemeester van
Boerveensche wachtermqnd, de woonplaats
van den nieuwen Ólympischen kam
pioen in het pruimeneten. Burgemees
ter Zuurappel ontving ons met zijn
innemendsten glimlach en een
pruimenmondje.
Als hoofd dezer gemeente kan ik
verklaren" aldus de burgemeester
,,dat Boerveensche wachtermond met
rechtmatigen trots vervuld is over
het succes van zijn grooten zoon
die bijgedragen heeft tot meerdere
glorie van ons dierbaar vaderland.
Krelis Berends heeft zich in korten
tijd op weten te werken tot den
eerste onder de eersten op het gebied
van het pruimeneten en als zijn in
gewanden in orde blijven en hij niet
barst, vertrouw ik, dat hij ook in
de toekomst de Nederlandsche en
Boerveensche wachtermondsche kleu
ren zal hoog houden. Ons kleine land
toont zich groot, waarin het groot
kan zijn ! Leve Krelis Berends!
Leve Boerveensche wachteimond !
Leve de pruim !"
Uit De Leuteraar" van 8 Augustus
1944 (Avondblad) :
Bij de Olympische Ouders.
Moeder ik heb zoo'n pijn !
Hoe Krelis Berends
pruimeneter werd.
Wat training in het pruimeneten
beteekent.
(Van onzen specialen verslaggever.)
In Boerveensche wachtermond staat
een boerenhuis, waar behalve een
massa vee, ook de vader, moeder,
broers en zusters van onzen eminenten
pruimeneter Krelis Berends gehuis
vest zijn.
Toen wij ons hedenmorgen aan de
hofstede van de familie Berends
vervoegden ontving de boerin ons
aanstonds met een hartelijk: Kump
d'r moar in en as je de boas mot
hebben, die is bie de zwienen." Wij
begaven ons daarop naar de varkens
stal, waar wij boer Berends aantroffen
bij de lievelingszeug van Krelis.
,,Ja, meneer," zei hij ,,wie
bint d'r hielegoar mal van ! Wie had
dat ooit edocht, dat Krelis 't tot
Olympies kampioen in 't pruumeèten
zol brengen. As kind kon-ie geen
pruumverdroage en kreeg d'r doadelijk
pien in 't lief van en 'k wête nog
hiel goed, hoedat-ie op 'n oavend
begon te blèren: O, moeder, heb
toch zoo'n pien !"
Moar toen-ie veur twee joar in
Oosterwest sebaldeburen 'n wedstried
in 't pruumeèten had 'ezien, was d'r
veur hem moar ien ding op oarde:
pruumenêter te worden ! Hij begon
met 's winters doageliks een glaske
of tien pruumen op brandewien noar
binnen te sloan; in de zummer was
d'r geen pruumebongerd meer veur
hom veilig, alles vrat-ie koal. Alles
veur de training ! 't Is meermoalen
'ebeurd, dat zien darmkenoal meters
te kort bleek, moar ja, je mot wat
veur de goeie zoak over hebben."
Ja, de training van een pruumen
ter is zwaar, doch Krelis Berends
zal zich zijn moeiten zeker niet be
klagen. Zijn doel is bereikt. Hij heeft
met zijn 286 pruimen in 10 minuten,
de Hollandsche vlag aan den hoogsten
mast doen wapperen, zijn kleine en
toch zoo groote vaderland ter eere !
De pruimen, die hij te Pretoria
heeft verorberd, zullen binnen weinige
uren zijn lichaam weer op natuurlijke
wijze verlaten. Maar zijn glorierijke
daad staat geboekstaafd met gouden
letters in het Boek der Historie!
Naast Rembrandt en Vondel, naast
De Iluijter en Tromp, naast Lorentz
en Kamerlingh Onnes wordt zijn naam
voortaan in n adem genoemd, als
men het heeft over onze roemrijkste
mannen. Krelis Berends, de pruimen
eter van alle tijden, heeft den naam
van ons land, door de gansche wereld
doen klinken ! Wij brengen hem daar
voor op deze plaats onzen innigen
dank !
G. A. W.
J. En zoo beveiligd' ik mijzelven en mijn rijk.
Maar zeg, je luistert niet. F. Ik luister, maar ik kijk.
J. Zoo deed ik toen, als steeds, wat ik voor wijs en goed hou.
F. Maar nu vraag ik mijn loon, voor wat ik deed als vroedvrouw.
J. Wat reken je? F. Niet vee!. Geef mij die zuigeling.
J. Minerva meen je? V. Ja, en 'k wacht geen weigering.
J. Nee, man. dat zal niet gaan, want deze jonge dochter
Is aan de wetenschap en aan den strijd verknochter
Dan aan de liefde en den echte!ijken staat;
Zij heeft besloten tot een eeuwig celibaat.
F. Heb ik me daar dan al die moeite voor gegeven?
Dan was ik liever in de smederij gebleven.
U zag toch, dat ik met zoo'n smul naar 't kindje keek?
En nou krijg ik de bons. 't Is een gemeene streek.
J. .Beklaag je 'r maar niet om. Als jij met haar getrouwd was,
Dan zou je merken, dat ze als een steen zoo koud was.
Geloof me, vriend, zoolang de wereld blijft bestaan.
Zal wetenschap met hartstocht nimmer samengaan.
CHAR1VARIUS
.*.