De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 13 augustus pagina 5

13 augustus 1932 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2880 De Groene Amsterdammer van 13 Augustus 1932 Het nieuwe Zwem- en Zonnebad Teekening door A. C. Willink Hoe onze teekenaar zich Burgemeester en Wethouders en Raadsleden bij de opening van de Thermen van de Miranda heeft voorgesteld 154' Het wonder van het dichterschap Zou Goethe niet zoo saai en bloede loos geweest zijn als hij door welmeenende herkauwers van zijn leven en werken tot in den treure voorgesteld wordt? Zou hij wellicht, gezien dooi de oogen van een Ludwig Marcuse, den dichterlijken beschrijver van het leven van den geestigen jood Heine l), aan menschelijkheid gewonnen hebben wat hij mogelijk aan universaliteit had moeten inboeten. Mogelijk wel ! Doch Goethe leefde, zooals het genie pleegt te doen boven, buiten en naast zijn tijd en gaf, vol gens zijn eigen zeggen, wat in hem leefde eerst weer als hij er los van geworden was. Hij wilde dus geen andere dan eeuwige waarheden ver kondigen, wat zeer zeker het hoogste streven is. Doch het komt voor dat de menschen het bijster druk hebben met het bevechten van de leugens van den tijd en tot hun schrik bemerken dat deze zich lafhartig verschuilen achter diezelfde eeuwige waarheden. 1) Ludwig Marcuse, Heinrich Heine, Ein Leben zwischen Gestern und Morgen"; Eernst Roiwhli. Verlay. Berlin. In de hitte van den strijd, en in zoo'n strijd wordt nu geleefd, wordt het genie dat ze uitgesproken heeft natuur lijk gruwelijk miskend en het is al veel als het blijft bij een spottend uit geroepen kreten als: eerbiedwaardig fossiel !" Geen genie doch wel een zeer groot talent was Heine, hij stond met beide beenen in zijn tijd, al was hij aan dien tijd lang niet onverdeeld verknocht. Marcuse herschept om dit 'enfant perdu' op onvergelijkelijk boeiende wijze het bewogen tijdperk dat ver liep tusschen den val van Napoleon f en de Revolutie van '48: het onder gaande feudalisme dat steun vond in Metternich; ' het kapitalisme, toenmaals Bolschild geheeten, dat tot macht kwam. en het inluiden van den klassenstrijd door Saint-Himon.Daarbij laat hij duchtig uitkomen dat de over eenkomst met onzen tijd niet ver te zoeken is. Al is het thans het kapita lisme dat, naar beweerd wordt, ten ondergang gedoemd is; de sociaal democratie die bezig is naar de macht te grijpen en het Bolsjewisme, voorlojpig Lenin geheeten, dat ingeluid wordt of worden wil. Als hij niet meer gegeven had dan die hoofdstukken over Metternich, man van het ver leden; Rotschild, man van het heden en Saint-Himon. man va:i de toe komt zou zijn boek de lezing reeds overwaard zijn. Maar hij wilde meer en bereikte het doel dat hij zich stelde, n.l. een levens loop te schilderen op den grens van vandaag en morgen. Het leven van een buitengewoon begaafde eenling die zich aanvankelijk over zijn armoede, ziekte en onvrijheid niet panders wist te troosten dan door een onuitputtelijken stortvloed van humor, spot en satire over alles en iedereen uit te gieten, tot zelfs over personen en zaken die hem lief en dierbaar wedren. Ifeine's tijd en de onze vragen in de eerste plaats helden die den onder gang aandurven en sterk genoeg zijn om den overgang mede te maken. T'it dat hout zijn lieden als hij niet ge sneden; reden wap^rom Heine, en velen met hem, aan den grens tus schen vandaag en morgen, het 'enfant perdu' worden dat roemloos sneuvelt op een prijsgegeven post. Velen kunnen het Heine beschaamd nazeggen: ,Onze beginselen gaven wij niet prijs, maar de zorg om het behoud van het dpjgelijksch brood heeft ons voorzichtig gemaakt in de wijze wa?,rop wij ze uiten." Kerst in het laatste hoofdstuk, waarin de innige, alles begrijpende en Pjlles vergevende, als door het licht van den hemel omstraalde liefde van den Ponnen, zieken, tot een geraamte vermagerden dichter voor zijn vrouw Mathilde, het wispelturige. dikke.Parijscho volkskind, in ontroerende woor den beschreven wordt, ontdekken wij huiverend in hoe liooge mate Heine een lieveling der goden, een begena digd dichter geweest is; juist toen hij verlamd, blind en eiken d?jg mér ster vend, in zijn 'matrassengvaf te Parijs lag. D» goden behandelen hun lieve lingen op vreemde, dikwerf onver staanbare wijze, zij kastijden ze /waar met wanhoop en vertwijfeling. Wie zeer liefheeft doet afstand van alles wat hij bezit, ook van de spot en humor waarmede1 hij zijn armoede be mant eld heeft. Naakt en weerloos geeft hij zich zooals hij is. in al zijn pijn en nood, en daarmede wordt de groote niensch en somwijlen, p,ls in lleine's geval, de groote dichter geboren. De lieveling der goden, zooals hij zichzelf in gezonde en gelukkige dagen overmoedig genoemd had. werd dit i e:jst in werkelijkheid toen hij bereid was te sterven op een prijsgegeven post. Xé'.dat hij niets meer van het leven verwachtte wej'd hij vorstelijk be loond. De goden vergunden hem haar die hij liefhad door hun oogen te zien en verleenden hem. de macht te zeggen wat hij gezien had. VV'el de grootste verdienste van Mascuse's boek is, dat het zoozeer den nadruk legt op liet wonder van liet dichterschap. W. J. ' t

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl