Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 13 Augustus 1932
Wetenschappelijke Varia
Een goede vacantie-bezigheid
door Dr. P. van Olst
IDEAAL VOOR DE REIS.
LEICA II
fabr. E. LEITZ-WETZLAR.
De beste kleinbeeld-camera.
\
Alom verkrijgbaar.
Vraagt prospectus bij den Hoofdvertegenw.
N.V. CAPI - - Nijmegen.
l' i
ttr
Boemerang werp.en
Inderdaad, al is het haast ongelooflijk, ik heb
natuurkundeleeraar gekend, die de praktijk
belangrijker vond dan de theorie
en die zijn uiterste best deed om
alles zoo begrijpelijk mogelijk te
maken, zelfs voor zijn leerlingen.
Dit was Dr. N. P. Kapteyn.
Nu heb ik een Duitsche natuur
kundige gevonden, die een soort
genoot is van dezen vroegeren
leeraar, n.l. R. W. Pohl te G
tftngen, ongetwijfeld een
origineele natuur. Een van zijn onder
werpen interesseerde mij bijzonder omdat ik er
nooit iets van begrepen heb, vermoedelijk omdat
het alleen uitgelegd kon worden in de
Enzyklopaedie der Mathematischen Wissenhaften" waar
mijn lezers de zaak kunnen naslaan in Bd. 4 blz.
138?145 (ik heb 't niet gewaagd).
Pohl beweert, en maakt het inderdaad ook aan
nemelijk dat het eigenaardig gedrag van een
boemerang., het Australische werpstrijdmiddel (dat
nog niet te Genève ter sprake is gekomen I) dat ook
als sport- en jacht-voorWerp gebruikt wordt, op
betrekkelijk eenvoudige wijze zooal niet geheel te
verklaren, dan wel voor een belangrijk deel te
begrijpen is. Een boemerang (fig. l) is een stuk hout
van ongeveer 60 cm lang, 5 a 10 cm breed, ge
bogen in een hoek van ruim 90 graden (zoodat de
twee beenen ongeveer een hyperbool vormen als
men 't precies weten wil, maar men mag deze
lapsus negeeren). Het stuk hout is aan de onderzijde
plat, aan de bovenzijde rond. Het wordt met een
flinke vaart vooruit gesmeten (uit horizontaal
gehouden stand) en tegelijk in draaiing gebracht.
De boemerang doorloopt dan een baan c ia eerst
langs den grond gaat, dan plotseling omhoogstijgt,
om dan weer in een open lus naar den werper terug
te keeren.
Pohl maakt er nu attent op dat alles wat
voortgeworpen of geschoten wordt dus een steen of een
kogel, een gebogen baan doorloopt, die eigenlijk een
parabool moest zijn, maar door de luchtweerstand
die remmend werkt, een steiler omlaag dalend
verloop krijgt dan in een luchtledig het geval zou
zijn. Zie hiervoor fig. 2, waarin de theoretische
parabool en de werkelijk doorloopen baan (ge
stippeld) zijn aangegeven.
A
Nu is er ook een geval denkbaar en zelfs ver
wezenlijkt dat deze luchtweerstand de baan niet
korter maakt maar langer dan de parabool zijn zou.
Dit gebeurt namelijk bij het discus-gooien. De
discus is een schijf, in het midden wat dikker dan
aan de randen, die schuin omhoog wordt gekeild en
tegelijk door een geschikte handbeweging in snelle
draaiing wordt gebracht. Deze draaiing maakt dat
de as waarom'de discus draait, op dezelfde wijze als
bij een tol, hardnekkig dezelfde stand in de ruimte
wil blijven innemen. De schuine stand die de discus
zien wij dat van voren tegen den discus de lucht
weerstand drukt als een soort tegenwind. Deze
geeft aan het schuin staande vlak een opwaartsche
druk, evenals bij een vliegmachine-zweefvlak. Deze
opwaartsche kracht werkt de zwaartekracht tegen
en brengt de discus tot een grooter hoogte dus tot
een verdere baan dan als er geen luchtweerstand
bij den aanvang van den worp had, behoudt hij dus
tot het eind van de baan; zie fig. 3.
Bekijken wij nu den discus eens wat nauwkeu
riger tijdens zijn vlucht, zooals fig. 4 aangeeft, dan
was. Dit verschil is in fig. 3 aangegeven; de
discusbaan wint het van de parabool l Deze
omhooggerichte druk zou de schijf zelfs achterover laten
kieperen als niet juist de meer- vermelde draaiing de
as dwong dezelfde stand in de ruimte te houden als
bij een tol. Het is hetzelfde kunstje als dat men
probeeren kan met een zeer slappen vilten hoed.
Probeer maar eens deze hoed door de kamer te
gooien naar een bepaald punt ; dit mislukt deerlijk
tenzij men den hoed al wegkeilend tegelijk een
snelle draaiing geeft met een geschikte polsrak.
Wanneer men nu in plaats van den zwaren
discusschijf een veel lichter schijf neemt, b.v. een
taartkarton, dat men nog lichter kan maken door
het midden eruit te snijden en dan weer met vloei
dicht te plakken. Werpt men dit karton als discus
schuin omhoog, dan ziet men hetzelfde verloop
als bij den discus maar in het hoogste punt van de
baan is de vaart van het lichte karton, dat juist
door zijn lichtheid veel meer last heeft van de
luchtweerstand, vrijwel gestuit. Dank zij dégegeven
draaiing die hier nog steeds voortduurt, blijft het
karton echter den schuinen stand houden. En
vanuit het hoogste punt glijdt dit schuinstaande
karton weer terug naar den werper in een glijvlucht"
Zoo komt men dus reeds tot de mogelijkheid om
een baan te verkrijgen die naar het uitgangspunt
terugkeert zooals typisch is voor den boemerang.
Men kan volgens Pohl's recept heel aardig ook
boemerangproeven nemen met een strook karton
van ongeveer 2.5 bij 12 cm. Deze strook wordt iets
gebogen. Leg dit een beetje overstekend op een boek
of plank, die men in de linkerhand houdt en geef met
een stok een flinken mep tegen het overstekende
einde, zooals fig. 5 aangeeft. Het kartonnetje
vliegt dan voort, maar krijgt tegelijk een snelle
draaiing. Met eenige oefening kan men het karton
dan een baan laten doorloopen die de eigenaardige
lus-vorm vertoont van de boemerang. Door de
plank of het boek iets naar links of rechts te laten
hellen krijgt
men banen,die
links of rechts
omgebogen
zijn. Dit nu is
een prachtige
vacantiebezigheid, wanneer
men tenminste goed oppast tegen het karton
netje te slaan en niet tegen den eigen duim !
' Ik geef dadelijk toe dat dit kartonnetje niet
precies hetzelfde is als een boemerang maar in ieder
geval heeft Pohl toch wel gelijk dat het eigenaar
dige baanverloop van dit werptuig niet een inge
wikkelde verklaring vereischt maar met eenvoudige
algemeen bekende verschijnselen te benaderen is.
Desgewenscht kan men de kartonstrook een
haakvorm geven als de echte boemerang en boven
dien de beenen een beetje ombuigen als de bladen
van een schroef, om hoe langer hoe meer het effect
van een echte fcoemerang te benaderen.
fy,
Boekbespreking
De Zigeunerin, door Jan van Epen
N.V. C.A. J. van Dishoeck?Bussum 1932.
Aan Jan van Epen, den medicus, den mensch,
den literator, hebben wij wat fijne en teedere
herinneringen: zijntooneelstuk,,. D 3 Akker schaamt
zich niet", zijn roman Vervult de Aarde". En nu
is er weer dit klein en aardig posthuum romannetje;
eigenlijk een groote novelle, die een niemandalletje
is, maar dat toch weer iets van die sfeer om zich
heeft, die misschien wel het beste getypeerd wordt
met: genegenheid-wekkend. De Zigeunerin vertelt
van een aardig avontuur, een charmant meisje,
een eenvoudigen gewonen" man en wat liefde.
Er zijn daar banaliteiten over geschreven en mees
terwerken. De Zigeunerin" is het eerste niet en
het laatste nog veel minder. Het is een simpel
verhaal van een simpel geval, verteld door een
man. Dat deze man ons nooit meer wat verhalen
kan, daarvan beseffen wij de tragedie, weer eens
pijnlijk na het lezen van dit boekje en dat bewijst,
dat het ons, bij zijn gemis aan pretenties, toch wel
weer iets gegeven heeft. Zooals Van Epen altijd
iets te geven had. Aan ons hart.
De Heirbaan, door Ellen Russe. P. N.
van Kampen en Zoon N.V. Amsterdam
(z. j.)
Er was eens een jonge man en die jonge man
trouwde met een weduwe. Foei: uit hartstocht
(heeft Ko Donker niet gezegd: Wat is vioolspel
zonder hars toch?") En dat huwelijk gaat mis,
want die weduwe was een schalk: zij huwde om
zich te wreken op een vijandig geslacht. En de
jonge man gaat weg van de weduwe en later ont
moet hij een vrouw, die hij waarlijk liefheeft,
maar dan denkt hij: ik mag geen bigamist worden
en dan gaat hij terug naar zijn weduwe, nu zonder
hartstocht, maar met innerlijken vrede, zooals dat
geloof ik heet. En Ellen Russe heeft daar een dik
boek over geschreven.
Ik weet dat men met een critiek als deze ieder
werk kan afmaken en dat die methode nogal
goedkoop is. Maar als ge een dik boek doorge
worsteld hebt en het is niet n oogeriblik bij machte
geweest u niet te doen beseffen dat ge bezig waart
een boek te lezen ge zit in een stoel met een boek
en ge wét het iedere seconde; ik zit in een stoel
met een boek en ik lees dat boek dan blijft er
ook niets anders in uw gedachten dan het geraamte
van het boek en geraamten zijn altijd een beetje
koud en griezelig, al kunt ge dan verstandelijk
den schepper van al die congruente botjes en ribben
en pezen, die samen een lichaam vormen bewon
deren. Maar de ziel, die onzichtbaar is en ontast
baar, is er niet en er klopt geen hart meer en er
kleeft zelfs geen druppel bloed meer aan den
binnenkant van al die ingenieus-gebouwde been
deren. Ellen Russe schreef een knap boek, dat
speelt in de groote Italiaansche dagen der vijftiende
eeuw. Zij heeft een massa kennis en kunde, en een
breede visie op natuur en historie aaneengevoegd
tot een benijdenswaardig-kunstig geraamte. Maar
er is geen hart en geen bloed en het ademt niet.
E. E LI AS