Historisch Archief 1877-1940
No. 2881
De Groene Amsterdammer van 20 Augustus 1932
15
Opstanding ?
door C. A. Klaasse
*
Beursspiegel
Zoo is dan toch de opleving ter beurze die, na de
conferentie te Lausanne, intrad, duurzamer en
intensiever gebleken dan velen destijds hadden
verwacht. En wat wel het meest opvalt is, dat
Wallstreet waar men zich aanvankelijk niets van
Lausanne scheen aantetrekken zulks trouwens
in schrille afwijking van den invloed welke men daar
verleden jaar toekende aan het
Hoover-moratorium, dat toch in wezen veel minder radicaal
was dan het schuldenafstel waartoe men nu
practisch is gekomen de schade dubbel en dwa,rs
heeft ingehaald. Wilden de Yankees in de eerste
weken na de Lausanne-pret maar niet meedoen
aan het Europeesche beursoptimisme, al spoedig
hebben zij zelfs de leiding genomen, zoodat koers
stijgingen met 100 % en meer niet tot de uit
zonderingen behooren, zelfs regel zijn. En toen
draaide de vicieuze cirkel er lustig op los: de
Europeesche beurzen huppelden nu New-York
weer na, en we hebben nu al bijna weer een maand
van wederzijdsche opwarmerij achter den rug.
Waarop berust nu deze boomperiode; is het
alleen de psychologische invloed van Lausanne,
of loopt die factor toevallig parallel met andere
gunstige verschijnselen op economisch gebied ?
Valt er in het bedrijfsleven reeds een opleving
waartenemen, op grond waarvan men de beurs
hausse mag beschouwen als berustende op eenige
reëele basis, of loopt de beurs vooruit o"p een ver
wachte verbetering? Of is men eenvoudig door een
samenloop van omstandigheden waaronder
Lausanne de paniekstemming, die sedert de
herfst 1929 progressief was toegenomen, en medio
van dit jaar haar hoogtepunt bereikte, kwijt
geraakt, zoodat de koersstijging alleen maar is
te beschouwen als een reactie op de zwartgallige
overdrijving van het laatste jaar ? Zoo was immers
de daling in 1929 aanvankelijk ook in de eerste
plaats een correctie op de overdrijving van de
ongebreidelde hausse van 1928?'29, zonder dat
althans in den eersten tijd een uitgesproken econo
mische crisis aan de baisse ter beurze ten grond
slag lag !
Laten wij op den voorgrond stellen, dat de recente
koersstijging niet de charme heeft van de eerste
Opluchting te zijn in een nu bijna drie jaar durende
periode van koersdaling. Wij hebben zulk een
vleugje van hoop al vier keer tevoren gesmaakt.
Al kan niet ontkend worden, dat dit keer de reactie
heviger is, en als zij nog even aanhoudt ook lang
duriger dan de vier vorige. Maar wanneer men vier
keer zijn hoop in rook heeft zien vervliegen, dan
is men vanzelfsprekend tot scepticisme geneigd,
temeer omdat het langzamerhand bon ton gewor
den is om elk gunstig symptoom met schouder
ophalen te begroeten. Wil men een reputatie
van bezadigd beoordeelaar behouden, dan moet
men, nu de crisis zoo hardnekkig lang duurde,
elke beursopleving met wantrouwen bezien, zich
niet laten meesleepen in enthousiasme maar koel
berekenend speuren naar het verloop van het
economisch leven", waaraan alleen tenslotte de
beurs haar levenssappen kan ontleenen. Een
redeneering die inderdaad volkomen juist is;
hoewel tijdelijk de beurs zich wel eens kan los
maken van het principe: ,,beide beenen op de
vloer" onder het motto: Rendite spielt keine
Bolle", of in een tijdvak van angst voor de gelds
waarde in nietsontziende jacht naar Sachwerte".
Die laatste soort, een inflatiehausse, hebben ver
leden jaar verschillende landen, waaronder het
onze ook in zeer geringe mate. ook nog even kunnen
proeven, maar op het oogenblik is daarvan geen
sprake. Blijft over, wanneer geen oorzaken voor
optimisme in het bedrijfsleven gevonden zouden
kunnen worden: de hierboven genoemde correctie
op een overdrijving; zooals in 1929 de ballon
barstte, zou zij nu wat kunnen opzwellen door den
verminderden luchtdruk buiten. Bijster gemotiveerd
zou dat overigens niet zijn: in 1929 waren de meeste
aandeelen gestegen tot een peil dat op basis van
de toenmalige winstcapaciteit een belachelijk
laag rendement gaf; nu zijn de koersen, ondanks
de ontzaglijke daling voor veel fondsen, zelfs
voor de meerderheid, op basis van de huidige
winstcapaciteit wat lang niet hetzelfde is als
de huidige dividendbasis nog bijzonder hoog
aangeslagen. Immers hoeveel bedrijven werken
niet op verliesgevende basis, zoodat eigenlijk
alles wat ervoor betaald wordt, berusten moet
op toekomstmuziek.
* *
*
Men zou het zich in dit opzicht natuurlijk heel
makkelijk kunnen maken door eenvoudig maar te
wijzen op het verlies der voornaamste goederen
markten, waar inderdaad ongeveer gelijktijdig
met de effectenbeurs een ommekeer is ingetreden.
Een groot aantal producten, die door de crisis in
prijs waren gereduceerd tot het vijfde of tiende
deel van eenige jaren geleden, toonen een zeer
aanmerkelijke verbetering. Welnu, kan dus de
motiveering zijn: wat was het voornaamste
symptoom, misschien zelfs oorzaak van de depres
sie? De prijsdaling van bijna alle grondstoffen en
oerproducten ! En wanneer daarin nu een kentering
komt dan heeft men dus reeds een niet te onder
schatten stimulans uit het economisch leven voor
een opleving ter beurze. Die argumenteering
heeft iets juists in zich, maar nog n>,eer onjuists.
Inderdaad zal de gestegen prijs van verschillende
producten de bedrijfsresultaten der betrokken
ondernemingen gunstig beïnvloeden, en wanneer
die bedrijven dan hun reeds geruimen tijd niet
vernieuwde en gerepareerde installaties eens wat
gaan opkalefateren, dan kan daarin de eerste klap
tegen het vliegwiel gelegen zijn die den motor van
het economisch organisme weer op gang brengt.
Want daarvan kan men zich voor en na over
tuigd houden: dat het erop aankomt die eerste
aandrijving te bewerken.
Maar.... zoo gemakkelijk kan men zich er niet
afmaken. Want tenslotte is de speculatie op de
goederenmarkten al evenzeer als op de effecten
beurs heer en meester.... zoolang als het duurt.
Een stijging van de prijzen kan tijdelijk evenzeer
losgemaakt zijn van de onderliggende verhou
dingen" in de betrokken bedrijfstakken i. c. de
statistische positie der producten, als de effecten
beurs tijdelijk los kan staan van de bedrijfsresul
taten eri het verloop der goederenmarkten. Zoodat
tenslotte de haussebasis", welke de
goederenbeurzen aan de aandeelen geven, ook alweer niet
reëel behoeft te zijn.
Zulk een reëele verbetering in het bedrijfsleven
is op het oogenblik nog niet of nauwelijks
aanteduiden. Voor zoover de productsprijzen gestegen
zijn beteekent die stijging eo ipso een zekere
verbetering, maar van industrieele opleving is
nog nergens sprake. Het is nu alleen maar de vraag
of de prijsstijging, die voor zoolang zij duurt
inderdaad een stijging van de aandeelenindex
met eenige percenten kan rechtvaardigen, de aan
leiding zal worden tot een verdere opleving die
de overige 20, 80"üen meer koersstijging zal
moeten rechtvaardigen. Dat op hel oogenblik
zulk een verbetering nog niet te bespeuren is.
behoeft niets te zeggen. Het is nu eenmaal de
taak van de beurs, althans haar hebbelijkheid,
om vooruit te loopen op de dingen die komen
kunnen. Het kan niet ontkend worden, dat hier
en daar lichtpunten zijn aan te wijzen, die er tot
nu toe niet waren: de statistische positie van enkele
producten is inderdaad beter, nu de prijzen zoo
sterk gedaald zijn dat niet beschermde producenten
gedwongen zijn de meest verliesbrengende
bedrijfsdeelen stoptezetten. Zoo is het met de suiker,
waar onze Java-producenten behooren tot die
welke zich sterk moeten inkrimpen. In de
tinnijverheid is het meer de onderlinge samenwer
king, die den toestand er wat gunstiger doet voor
staan. Ook voor zink is de statistische positie
aanmerkelijk verbeterd. In de kopernijverheid
lijkt het er ook wat vriendelijker uittezien. De
graanmarkten zijn nog weinig overzichtelijk,
maar toch ziet men ook daar de zaken wat opti
mistischer, mede wellicht omdat men dit jaar uit
Busland weinig toevloed verwacht. Maar al te
veel kan men zich daarvan nog niet voorstellen;
deze lichtpunten kunnen door een kleinigheid
weer worden gedoofd. Wil inderdaad de huidige
stemming ter beurze gehandhaafd blijven, dan zullen
deze kiemende factoren niet alleen tot leven gewekt
worden, maar ook moeten doorwerken" in de
industrieele activiteit, hetwelk overigens op den
duur onvermijdelijk zal geschieden, wanneer
maar de kiemen levensvatbaar blijken. Blijkt
dat het geval, dan is de huidige beurshausse
geenszins een zeepbel, dan is zij een gerechtvaar
digde anticipatie op een niet al te verwijderde
toekomst, wat nu eenmaal alle beursbeweging
naar den aard is. Overige reëele factoren voor
verbetering zijn nog nauwelijks te bespeuren,
de tarieven waanzin vertoont nog niet de geringste
kentering, dreigt zelfs voor de rest van de wereld
nog verscherpt te worden wanneer de
Empireeenheid wordt gevestigd.
Voorloopig drijft de heek' opleving nog grooten
deels op toegenomen vertrouwen. Daarvoor spreekt
ook heel sterk het zeer ongewone verschijnsel,
dat aan vrijwel alle beurzen de koersstijging der
aandeelen gepaard gaat met een relatief eveneens
sterke koersverbeteiing voor obligatiën. Dit geldt
niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats voor'de
speculatieve obligatiën. die tevoren zijn
meegedaald met de aandeelen, grootendeels ook uit
dezelfde overwegingen, maar voornamelijk voor
prima obligatiën. Terwijl normaliter ir- oen tijdvak
van depressie de obligatiekoersen omhoog gaan,
terwijl de aandeelen dalen, om bij ommekeer op
do aandcelenniarkt terugteloopen, is in de periode
van algemeen wantrouwen, die in de herfst van
het vorige jaar na de pondenval intrad, het
obligatie-koerspeil parallel niet de aandeelen
verloopen, en nu gaan ze tezamen weer omhoog.
Ken typisch bewijs dat beide bewegingen berusten
op in hoofdzaak psychologische motieven. Wat
overigens noch voor de duurzaamheid noch voor
de intensiviteit een bezwaar hoeft te zijn. In een
vorig artikel, ter gelegenheid van de conferentie
te Lausaime, wees ik er reeds op hoe verstrekkend
de invloed van puur psychologische factoren
kan zijn, hoe deze zich kunnen omzetten in uiterst
grijpbare en reëele verbetering. Als de motor
maar op gang komt.. .. Men moet zich door liet
beursoptimisme niet te zeer laten meesleepen,
en de beteekenis niet overschatten, maar aan den
anderen kant ook niet blind zijn voor lichtpunten.
die een toenemend vertrouwen zelf kan ontsteken.
Mits men niet te ha.rd van stapel loopt ; die laatste
restrictie schijnt men in Amerika wel wat uit het
oog te verliezen met koersstijgingen van 100 "i,
en meer. Dat is althans een gunstig teeken voor
onze beurs, dat wij ons niet schuldig maken aan
dergelijke overdrijving, althans niet voor het gros
van onze fondsen.
Voor de goede orde moge nog gereleveerd
worden, dat ik hierboven met opxet niet ge
waagd heb van de insinuaties dat de hausse in
Wallstreet is opgezet als partijmt'.noeuvre tegen
de verkiezingen. Dergelijke fabeltjes van pools.
en dan nou; wel met politieken ondergrond, zijn al
zoo vaak van overthere komen overwaaien, maar
in Amerika zelf gelooft niemand eraan. Zulke
..opzettei'ijtjes" waren ii'isschieii voor eenige
tientallen jaren mogelijk toen het beursbestek
veel kleiner was. nu klinken dergelijke geruchten
al heel apocrief.
tïy