Historisch Archief 1877-1940
l? k
W'
Vacantie!
DE NIEUWE
TENTMENSCH
door Herman Minkenhof
Het is lang geleden dat een hoofd des gezins
zich geen huisvader kon noemen. Hij was huisloos
vader. Als hij er op uit moest om nieuwe
eetgebieden te zoeken, maakte hij van drie of vier
zware boomtakken en een runderhuid een ver
plaatsbare woning, welke hem en zijn gezin tegen
koude, regen, muskieten en andere
ongerieflijkheden der natuur, tijdens de slaap kon beschutten.
Daarbij had het moeten blijven. Wij hadden
nooit moeten beginnen met het bouwen van ver
blijfplaatsen voor den wakenden toestand. Vele
economische vraagstukken zouden niet zijn ont
staan. Maar we zijn nu eenmaal ver van den eve
naar afgedwaald, waardoor we ons aan steeds meer
dure onaangenaamheden bloot stelden en zoo zit
ten we thans wakend en slapend, werkend en droo
mend, in vaste woningen, hetzij deze flat, driehoog,
villa, hotel, kantoor of fabriek heeten.
* *
*
Als men in deze dagen over de Gooische heide
velden wil dwalen lijkt het of de tijd van de runder
huid is teruggekeerd; in gewijzigde omstandig
heden. De huid is thans van geprepareerd zeildoek
en behalve boomtakken zijn ook ijzeren pinnen en
stangen in zwang geraakt. De bewoners behooren
tot den visschersstam, welke in den winter aan
den Amstel vertoeft, meerendeels in de tweede cate
gorie van de zooeven genoemde vaste woningen.
Zij zoeken hier niet uitsluitend nieuwe visch- en
jaaggebieden; de zorg daaromtrent is door den
Huizerbotboer en Bussumschen slager overgenomen.
Er zijn heel kleine tenten voor veel personen en
zeer groote voor weinig. In de eerste slapen vader,
moeder, vier kinderen en het poesje dat de vacantie
meeviert, in de andere de kinderlooze man en
vrouw, die hun ruimte kunnen vullen met grammo
foon, boekenrek, radio en keukeninrichting. Er
zijn ook tenten, die zijn ingedeeld als vaste wonin
gen met vertrekken voor slapen, eten, koken en
kaarten. En terzijde is een dergelijke paleistent
ook van een ander gemak voorzien, welks
beteekenis met keerbare borden, die tevens den toeloop
regelen, wordt aangeduid.
Een dergelijk onmisbaar miniatuurtentje ziet
men schier bij alle andere, overigens minder uit
gebreide, tenten.
Pogingen om te dezer noodzake tot een centrale
inrichting te geraken, welke een naar 'n nieuw
initiatief zoekend Huizer raadslid heeft onderno
men, zijn vanwege het verzet der
kampindividualisten opgegeven.
Dankbaar is een gemeentelijke kraan aanvaard
welke een einde maakte aan de waterexploitatie
van den naastbijwonenden heideboer. Het volgend
jaar, als de Gooische heidevelden Reservaat zullen
zijn geworden, zal de nieuwe mede-eigenaresse, de
Provincie, het water en de kranen billijker kunnen
leveren, zoodat de Hollandsche neiging tot zinde
lijkheid zich beter zal kunnen uitleven dan nu
het geval is.
Andere herinneringen aan de achtergelaten cul
tuur zijn politieverordeningen aangaande gevaar
voor brand en zeden, belastingheffingen en stands
verschillen.
* *
*
Men beweert van kampeeren, evenals van allerlei
soorten van sport en laatstelijk van bridge, dat
de broederschap wordt bevorderd. Het schijnt voor
de vogels van diverse pluimage gemakkelijker te
zijn om samen te kampen dan te kampeeren.
Buren van een trap" kunnen zich al niet goed
verdragen; als zij over een wijde, traplooze vlakte
worden verspreid onder buren van andere trappen,
blijkt het dat het niet aan de trappen ligt.
Maar de mensch is nog te kort in zijn nieuwe
tentstadium, dan dat onze inzichten over ver
draagzaamheid gewijzigd of aangevuld kunnen
worden. Tenzij men bij voorbaat aanneemt, dat
musschen, hoenders, uilen, arenden en anderszins
gepluimde vogels evenzeer verschillen als huns
gelijken onder de menschen.
De overgang van cultuur in den meest
beperkten zin van het woord tot de natuur
gaat bij velen slechts zeer geleidelijk.
Hier en daar is voor 'n groote tent een kunsttuin
aangelegd, met kiezelsteenen en houtwerk. Het
is een deel van den strijd dis de natuur met de
cultuur voert; misschien is het ook een verzoening
met beide. Dergelijke symptomen zijn uitsluitend
bij de generatie van 40?50 vastgesteld. De ouderen
zijn onverzoenlijker; zij komen slechts op bezoak.
Zoolang ik nog een bed heb. ik niet in een tent,"
veroordeelde Opa (zie foto) het natuurbedrijf zijner
hém-ontaarde kinderen, en hij weigerde zirh van
zijn zwarte jas en hoed in deze woning zondtr gang
te ontdoen.
Maar ondanks hem en tien geslachten van zijn
voorouders buitelen de kleinkinderen op de groote
heide, hun speelplaats zonder tram", trapleuningen
en klabakken.
En zij groeien op de zonnige heide tot zij duizend
jaar stadscultuur te boven zijn gekomen.
Met hen die het kampeeren collectief genieten
en die ingedeeld zijn volgens beroep, leeftijd en
bovendien naar politieke of godsdienstige gezind
heid is het anders gesteld. De Fabrieksarbeiders,
Onderwijzers, Graalmeisjes, A. J. C.'ers en Pad
vinders betrekken groote centraal beheerde Kam
pementen, veelal met volledige bediening.
Hun contact met de natuur en met de tent,
heeft, behalve voor hun huidskleur, een andere
uitwerking. Hun verdraagzaamheid wordt onder
gelijkgezinden minder op de proef gesteld.
Deze korte kampnotities spruiten voort uit een
tamelijk langdurige waarneming van den omgang
der bewoners der onderscheidene Gooische ten
tenburchten en zij zijn verstoken van bijzonder
heden die uit het familieleven te vertellen zouden
zijn.
Nieuwe Uitgaven
Mrs. van Essen en Scholvinck, De automobilist
en het recht. Uitgave W. J. Thieme et Cie
Zutphen.
Mr. J. E. Scholtens. De geschiedenis der natuur
lijke verbintenis, sinds het Romeinsche recht.
J. B. Wolters, Groningen?den Haag.
Dr. J. R. Slotemaker de Bruine, Christelijk
sociale studiën. Zutphen, G. J. A. Ruys Uitg. Mij.
R. J. de Stoppelaar, Op Frieslands wijde wateren.
Uitgave: R. van der Velde. Leeuwarden, L. J.
Veen, Amsterdam.
Robert van Passen, Pepeitje. N.V. Hollandia
Drukkerij, Baarn.
Gebed voor onkerkelijk Religieusen, Wereld
bibliotheek. Amsterdam.
H. van Dijk en I. Nauta, Gewijde Geschiedenis.
Deel II. P. Noordho'f. Groningen.