Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 27 Augustus 1932
N o. 2882
Het heilzame loterijbriefje
of de duivel op Malta
Tf
*/$
9 i
fe
U*.'.
Ik was verdwaald geraakt in de
gloeiende middaghitte toen ik in de
verte geiten zag en de halfverscholen
muren van een oud fort. De kale
helling gonsde van bijen, de peperige
geur van schrale heidestruiken en wilde
thijm vervulde de eenzaamheid. Bruin
en zwart gevlekte geiten graasden ver
spreid op het gladde, heete gesteente
en in de barsten en spleten van de rots
groeiden kleine paarse bloemen.
Maar bij een hoek van den eersten
muur woei er een bries en eensklaps
hield de wereld op.
Beneden, steil in de diepte, lagen
de koninkrijken der aarde: donkere
cypressen, groene olijfbosschen en
weelderige groene wijngaarden, witte
steden, witte kerktorens, witte pa
leizen, bergachtige akkers en omheinde
velden en in een lichten mist die over
het glinsterend blauwe water hing
dreef recht onder mij de glanzende
grauwe pracht van His Majesty's
Ships of Malta".
De Queen Elizabeth" voerde een
kleine Engelsche admiraalswimpel.
Men blies een trompetsignaal in de
diepte. Een haan kraaide. De hemel
was blauw van horizon tot horizon.
Twee heldere, wezenlooze
beestenoogen zagen mij aan over den rand
van het niets. Fen geit klauterde te
voorschijn en sprong rakelings langs
mij.
Ik keek haar na en zag een duivel
staan aan den overkant van de droge
fortgracht. Ik was, dit zij den duivel
ter eere gezegd, een oogenblik mijn
adem kwijt.
De duivel was lang niet mis. Hij
had twee vurige horens, twee vurige
oogen, twee krijtwitte hoeven en
een staart met een vlijmscherpe
punt en een dubbele krul. Hij was
ettelijke meters hoog,
menschelijkerwijze gesproken meer dan levensgroot,
en er was eens veel roode verf en zorg
aan hem besteed, hoewel hij op den
heeten, witten fortmuur al ietwat af
bladderde. Ik begreep niets van hem.
Wie conterfeit een meer dan
levensgrooten Satan met dure verf in een
verlaten fortgracht, en waarom ? Een
kwajongen? Maar aan dezen roodea
vorst der hel scheen te veelhelsche
zorg besteed voor een
kwajongensstreek. En wat had de duivel hier te
maken in deze stille heidensche idylle,
tenzij als beschermer van de wilde
thijm en de eer der geiten? Ik bracht
den duivel met eenige moeite een
nader bezoek en ontdekte naast zijn
staart een reeks cijfers, in roode verf,
door K. Araguez
met een rechte roode streep er door
heen. Ik staarde den duivel aan en
de duivel staarde mij aan en ik gaf
het op. Ik veegde mij het zweet
van het voorhoofd en sloeg den hoek
van de snikheete fortgracht om. En
ik staakte mijn vegen halverwege
want hier staarden vier duivels mij
aan. Het werd ernst. Ik stelde aller
eerst vast dat, zoo n duivel
bijsterbaarlijk kan zijn, vier duivels naast
elkaar iets huiselijks om niet te zeggen
iets gezelligs krijgen, hetgeen, dacht ik
terloops, tegen de hel en haar ver
schrikkingen pleit. Maar, dacht ik,
de duivels tegemoet wandelend" en
nadenkend over deze practische er
varing, waartoe deze duivels in een
oud fort, of om zoo te zeggen, op de
muren van een door de Malthezer
kruisridders gesticht buitenverblijf?
De Nieuwgierigheid is Satans lijm
stok, placht mijn grootmoeder te
zeggen. En toch werd ik nog nieuws
gieriger toen ik ook naast deze duivels
de reeks doorstreepte cijfers ontdekte.
Beteekenden zij het aantal ter helle
gesleepte zielen, of, in geheimschrift,
een correspondentie met de geesten
des verderfs, dan wel het aantal geiten
door den laatsten toovenaar van het
eiland gekeeld en geofferd bij volle
maan of misschien nog gruwelijker
zaken? Ik brak mij het hoofd en
vergeefsch, terwijl de thijm geurde. En ik
besloot den duivel te laten wat des
duivels is en klauterde de heete gracht
uit. Toen ik boven was aangeland
keek ik naar beneden, en daar, eenige
meters beneden mij graasden de
geiten en in hun midden zat een oude
herder, even harig als zij, en schilderde
in het zweet zijns aanschijns aan een
nieuwen duivel. Dat wil zeggen, de
duivel was af, hij schilderde er de
cijfers naast, van een papiertje.
Wat doet men niet om den duivel te
doorgronden. Ik klauterde weerom
naar beneden en liep door de geiten
en langs den herder. Zijn magisch
apparaat bestond uit een roestig
conservenblikje met roode menie, een
brok krijt, een verfkwast met zeven
haren en het geheimzinnig papier in
zijn linkerhand was een loterijbriefje,
een van die onbegrijpelijke lotto-lote
rijen-briefjes die de eene helft der
Spaansche en Italiaansche bevolking
aan de andere verkoopt en waarop men
zooveel millioenen kan winnen, dat
men er, zuinig rekenend, in Nederland
minstens veertien dagen of een
maand van kan leven.
Ik staarde den duivel aan. en de
herder staarde den duivel aan, en de
duivel en de herder en de geiten staar
den mij aan, en ik trok mij terug,
want men moet een mensch liever
niet benaderen als hij met zijn geloof
bezig is, 't zij dan wat het zij. Maar
ik merkte op dat deze duivel op iedere
wang een wit Malthezer kruis droeg
en ik vermoedde dat de cijfers die
van het loterijbriefje waren, gelijk
die naast de andere duivels die van
vorige loterijbriefjes waren, en dat het
in de bedoeling lag de kracht van dezen
laatsten duivel te versterken door het
kruis, nadat zijn voorgangers gefaald
hadden.
Ziedaar, dacht ik, hoe het goddeloos
dobbelspel voert tot de kennis des
waren geloofs; en ik borg mij op in de
schaduw van een oud schietgat,
vanwaar ik. gelijk het spreekt, de
koninkrijken der wereld beneden mij
zien kon, die het eens kon beschiet en.
Ik zag den herder zijn kudde ver
zamelen en vertrekken. Ja waarlijk,
dacht ik. waar de mensch eens een
schietgat bouwde, daar richtte hij eens
een kanon, en waar hij een kanon
richtte, daar bouwde hij eens een weg
om het kanon uit de beschaafde
wereld naar boven te rijden. Kn langs
dien weg volgde ik den heidenschen
herder. Onder aan den. steilsten muur
zag ik hem stilstaan en knielen, en ik
meende het loterijbriefje te zien,
en ook zijn hand die iets verrichte aan
den steilen muur. En toen ik daar iet
wat later ook aanlandde, ontdekte ik
in den witten, heeten steen een oud,
verkleurd heiligenbeeld in een getra
liede nis, behangen met allerlei dun
zilver gerei, en daaronder een klein
ijzeren deurtje met een spaarpot
gleuf en een haugslot, voor offer
penningen. De herder en zijn kudde
waren een stofwolk op den weg naar
Valetta.
Welk een zich beterende ziel, dacht ik,
die eerst een half dozijn duivels moest
schilderen, aleer hij de laatste met
een kruis schilderde en zijn schamele
penning in een offerbus stopte die
uitgehouwen is in den rotsmuur van
een oud fort. Mocht men toch in
Nederland dit exempel begrijpen en
het nut der staatsloterij inzien. Want
ook onze forten zijn verouderd en ons
geloof is niet steeds rotsvast.
En hierna rook ik aan het twijgje
wilde thijm dat ik den geiten ont
vreemd had en plukte een groen win
gerdblad dat over een witten muur
rankte en bereikte de oever der zee, die
van gewapend beton was en waarop
een politieagent stond en waaraan
mijn schip lag gemeerd.
En drie uur later, in den nacht,
toen het eeuwige witte schuim weer
van de eeuwig glinsterende golven
woei, dacht ik, uitziende naar de zee
meermin, die mij in zulke maanlichte
nachten allerverderfelijkst placht te
zingen: als ik dit al mijn ooms en
tantes, deelhebbenden in de Ned.
Staatsloterij vertel, zullen zij alles
van mij gelooven: de duivels, de laat
ste duivelbezweerder, de oude heilige
achter de tralies in den fortmuur en
de koninkrijken der aarde en de
Queen Elizabeth": maar de zee
meermin niet; want dat is een
sprookje uit een heidenïchen tijd,
zullen /,ij zeggen.
Doch op datzelfde oogenblik begon
de zeemeermin te zingen en ik ver
gat hen.
Nieuwe uitgaven
Kinderen, gedichten van Helene
Swarth. Uitgave J. H. Kok, Kampen.
Georges Sylvester Viereck, Schijn
werpers, de problemen van onzen tijd.
Nederlandsche bewerking van Johan
W. Schotman. Uitgave A. W. Sijthoff,
Leiden.
Henry Thomas Hamblin, Strijd tegen
de ..Slechte Tijden"-Gedachte. Geau
toriseerde vertaling uit het Engelsch.
N.V. Hollandia-Drukkerij, Baarii.
R. Houwink Hz., Drentsche novel
len en typen. Uitgave Van Gorcum
en Comp., Assen.
Mr. N. G. Geelkerken,
Preferentieele Hechten in de Koloniale Handels
politiek, N. V. Noord-Hollandsche
Uitg. Mij. Amsterdam.
Dr. Ir. W.H.C.Knapp,Nederland's
ondergang of redding. Uitgave: W. P.
van Stockum en Zoon, Den Haag.
V. M. E. Winters, Oorlog en Heel
kunde, Bijdrage tot de kennis der
Oorlogschirurgie. Gedrukt bij de
,,Zuid-Limburger", te Kerkrade.
Salaka, door J. Fortgens,
Leesboekje voor het 7e leerjaar. Geïl
lustreerd met platen naar oorspron
kelijke foto's P. Noordhoff, Groningen.
Toea Boba, door J. Fortgens,
Leesboekje 7e leerjaar. Geïllustreerd met
platen naar oorspronkelijke, foto's.
P. Noordhoff, Groningen.
Witte Tanden: Chlorodont
f
de heerlijk verfrisschend smakende pepermunt tandpasta Tube 35 cent en 6O cent